‘Nog zwaarder dan de oorlog’: in Syrisch rebellengebied komt noodhulp onnodig traag op gang

Reportage

Aardbevingen Turkije en Syrië Hulpverlening aan het door de aardbevingen getroffen noordwesten van Syrië is veranderd in een politiek spel, zeggen bewoners en hulpverleners. „Veel van deze doden hadden voorkomen kunnen worden.”

Een vrouw in Jindires, in het noordwesten van Syrië vlak bij de Turkse grens, zit tussen de restanten van een ingestort huis.
Een vrouw in Jindires, in het noordwesten van Syrië vlak bij de Turkse grens, zit tussen de restanten van een ingestort huis.

Foto Muhammed Said/Anadolu Agency

Fattoum Mohammed Ibrahim (45) is terug bij af. Vijf jaar geleden regenden de bommen van het Assad-regime en de Russen op haar dorp bij Aleppo. Ze verloor haar huis, vluchtte met haar drie kinderen richting de Turkse grens en vond uiteindelijk een huurhuisje in Jindires in Noordwest-Syrië. Maar sinds de aardbevingen van 6 februari is ook daar niets meer van over.

„Nu zitten we weer in een tent. Nog even en we worden gek”, zegt Fattoum. Ze zit gehurkt in de winterzon naast een tent die ze deelt met andere gezinnen. Om haar heen dartelen peuters blootsvoets of op sokken door de modder. „We proberen geduld te hebben, maar het is nu nog zwaarder dan tijdens de oorlog.”

Afgezien van de tent ontving Fattoum naar eigen zeggen geen enkele hulp. Daarvoor moet je ‘wasta’ hebben, zegt ze, goede contacten bij de rebellen die dit stadje besturen. Haar buurvrouw Noura begint driftig te knikken. Ze heeft haar zoontje bij de hand en is net hulp gaan vragen bij de lokale autoriteiten. „Ze stuurden me gewoon weg!”, zegt ze opgelaten. „Gisteren heb ik achter een auto moeten aanrennen tot ik een blikje tonijn kreeg. Ik doe alles voor mijn kinderen, maar mijn waardigheid ben ik kwijt.”


Jindires is een stadje van ruim honderdduizend inwoners in de Syrische provincie Afrin, pal naast de Turkse grens. Het bestuur is in handen van door Turkije getrainde rebellen die het gebied in 2018 innamen op de Koerdische strijdgroep YPG. De meeste bewoners zijn intern ontheemden die vluchtten voor Assad. Al voor de aardbeving waren in heel Noordwest-Syrië ruim vier miljoen mensen afhankelijk van hulp van de internationale gemeenschap.

Maar diezelfde internationale gemeenschap was na de aardbeving nergens te bekennen. Terwijl in Turkije, op nog geen kwartier rijden hier vandaan, reddingswerkers van over de hele wereld toensnelden om op zoek te gaan naar overlevenden, wachtten de inwoners van Jindires op hulp die maar niet kwam. Het enige wat in de dagen na de aardbeving de grens overkwam, waren de lijken van Syrische vluchtelingen die in Turkije waren overleden en in Syrië werden begraven.

Het enige wat na de aardbeving de grens overkwam, waren de lijken van Syrische vluchtelingen die in Turkije waren overleden

„Hoe verklaren jullie dit?”, vraagt Mahmoud Haffar, het hoofd van de lokale raad in Jindires. De ingenieur uit Aleppo draagt een zwarte coltrui en spreekt vloeiend Engels. Hij kijkt de journalisten in zijn kantoor indringend aan. „Ik snap het zelf ook niet, daarom vraag ik het maar aan jullie”, zegt hij. „De wereld ziet ons kennelijk niet als mensen.”

Schreeuwend door de straten

De eerste dagen na de aardbeving waren een hel, vertelt Haffar. Meer dan 270 gebouwen in Jindires waren volledig ingestort. Het regende en was ijskoud. Mensen doolden schreeuwend door de straten. Ze trokken uit alle macht aan de brokstukken, maar konden niets beginnen. „De Witte Helmen (lokale reddingswerkers, red.) kwamen naar mijn kantoor en zeiden: ‘we kunnen dit niet alleen, we moeten hulp vragen aan andere landen’. Maar niemand antwoordde.”


Lees ook: Van oorlog naar ramp: Syriërs in Turkije leven in ‘een nachtmerrie waaruit we niet wakker kunnen worden’

En zelfs nu, drie weken na de bevingen, is Jindires volgens Haffar nog altijd verstoken van betekenisvolle hulp. „We hebben wat tenten gekregen”, zegt hij. „En water, na tien dagen kregen we ineens ladingen water. Ik durfde het haast niet te vertellen aan de mensen. Na tien dagen zien ze eindelijk vrachtwagens aankomen. Hoe leg je hun uit dat er alleen water in zit?”

De traagheid heeft alles te maken met de manier waarop de Verenigde Naties het rebellengebied bedienen. Sinds 2014 bepaalt de VN-Veiligheidsraad via welke grensovergangen VN-hulp richting Syrisch oppositiegebied kan. Destijds waren dat er nog vier, maar door herhaaldelijke veto’s van Rusland en China – die namens de Syrische president Assad de oppositie op de knieën proberen te krijgen – is dat aantal teruggebracht naar slechts één.

Die ene grensovergang, Bab al-Hawa, raakte na de aardbevingen dagenlang buiten gebruik vanwege beschadigde wegen en gevlucht douanepersoneel. Toen de eerste VN-vrachtwagens op de vierde dag na de bevingen weer de grens over konden, bleken ze vol te zitten met hulp die al eerder gepland stond in plaats van hulp die was afgestemd op de behoeften na de aardbevingen. Zo kwam het dat de VN na de bevingen elektrische kachels leverden aan een gebied waar geen elektriciteit meer was.

Terwijl vrouwen en kinderen sterven, zeggen de VN: laten we eerst even wachten totdat Assad, die ons al twaalf jaar uitmoordt, zegt dat we mogen helpen

Mahmoud Haffar hoofd van de lokale raad in Jindires

De VN hadden ervoor kunnen kiezen onmiddellijk extra hulp te leveren via andere grensovergangen. Juridisch valt dat prima te onderbouwen, zo staat in een brief ondertekend door zestien prominente juristen, onder wie oud-leden van het Internationaal Gerechtshof en de Commissie voor Internationaal Recht van de VN. Maar in plaats daarvan volgden de VN de adviezen van conservatieve juristen en vroegen ze eerst toestemming aan het Assad-regime.


Lees ook: Schade Turkse aardbeving kan oplopen tot een tiende van economie

Die toestemming liet op zich wachten. Terwijl Assad direct na de aardbevingen opriep tot het verlichten van sancties tegen zijn eigen regime om noodhulp aan regimegebied te faciliteren, stond hij de VN pas na een week en onder druk van de Verenigde Arabische Emiraten toe om het nog zwaarder getroffen rebellengebied te bedienen via twee extra grensovergangen. Die toestemming is slechts geldig voor drie maanden.

Politiek spel

„Zelfs een aardbeving verandert in een politiek spel”, zegt Haffar in zijn kantoor. „Vrouwen sterven. Kinderen sterven. En terwijl ze sterven, zeggen de VN: laten we eerst even wachten totdat Assad, die ons al twaalf jaar uitmoordt, zegt dat we mogen helpen. Ik snap er niets van. Maar ik weet wel: er is iets goed mis met deze wereld.”

In Jindires vielen volgens lokale cijfers 1.100 doden. Het werkelijke aantal ligt nog hoger, want veel mensen die hun geliefden zelf onder het puin vandaan haalden gaven hun dood niet op bij de lokale autoriteiten. Hoe dan ook doen deze cijfers in slechts één stadje vermoeden dat het dodental dat de VN voor heel Syrië aanhoudt – 4.400 doden in oppositiegebied en 1.600 in regimegebied – veel te laag is.

Het is helemaal niet moeilijk om Syrië te helpen, maar je moet het wel willen

Derek Omar Alderbas Syrische hulporganisatie Violet

„Veel van deze doden hadden voorkomen kunnen worden”, zegt Derek Omar Alderbas. Hij werkt voor de Syrische hulporganisatie Violet en staat tussen de ingestorte gebouwen in Jindires. „Ik was hier vlak na de aardbeving. Het was verschrikkelijk. We stonden met honderden mensen rondom het puin, maar zonder graafmachines konden we niets.”

Alderbas geeft niet alleen de VN de schuld. „Ieder individueel land had kunnen helpen”, zegt hij. „Het vliegveld van Gaziantep (een Turkse stad dicht bij de Syrische grens, red.) was na de aardbevingen open. Landen hadden gewoon graafmachines en reddingsteams voor Syrië kunnen invliegen, precies zoals ze dat voor Turkije deden.”


Lees ook: Terug naar de bevingszone, op zoek naar waardevolle bezittingen: ‘Ik heb het gevoel dat ik in Syrië ben’

Die vervolgens de Syrische grens over krijgen had volgens Alderbas evenmin moeilijk hoeven zijn. Dat met name westerse landen, waaronder Nederland, alleen via de VN hulp leveren aan Noordwest-Syrië, is een politieke keus. Maar in een noodsituatie als deze had Nederland ook ervoor kunnen kiezen zelf extra hulp te sturen via grensovergangen die niet door de VN worden gebruikt.

Grens is gewoon open

Andere landen doen dat wel. Voor de grensovergang bij het plaatsje Hamam, vlak buiten Jindires, staan sinds eind vorige week rijen vrachtwagens met hulpgoederen uit Saoedi-Arabië en Qatar. „De golfstaten helpen momenteel het meest”, zegt Orhan Aktürk, de plaatsvervangend gouverneur van de Turkse provincie Hatay, vanuit zijn kantoor aan de Turkse kant van de grens. „Maar als Nederland hulp wil sturen hebben wij daar niets op tegen. Wij doen de grens gewoon open.”

En zelfs als landen niet eigenhandig hulp willen leveren, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn Assad voor het hoofd te stoten, ziet Alderbas nóg een optie. In zo’n geval kan de hulp naar de Turkse kantoren van Syrische ngo’s die in Noordwest-Syrië opereren, zoals de Witte Helmen, SAMS, Violet en vele anderen. „Dan brengen we het zelf wel naar Syrië.”

Wat de Syrische hulpverlener betreft is het glashelder. „Het is helemaal niet moeilijk om Syrië te helpen, maar je moet het wel willen”, zegt Alderbas. „Volgens mij is het echte probleem dat veel landen het wel best vinden om zich te verschuilen achter het falen van de VN. Zo hoeven ze zelf geen verantwoordelijkheid te nemen.”

Over dit artikel: om toegang te krijgen tot noordwest Syrië, nam NRC samen met andere internationale journalisten deel aan een perstrip georganiseerd door de Turkse autoriteiten. De krant gebruikte een eigen vertaler en kon vrij met de lokale bevolking spreken. Wel was de tijd beperkt: na drie uur moesten de journalisten terug naar Turkije.