Goed eten, uitstekend weer en een driedaags programma dat de prominentie van het Europese voetbal viert. Terwijl competities een dag of tien pauzeren vanwege interlandwedstrijden, verzamelden vertegenwoordigers van honderden voetbalclubs uit heel Europa afgelopen week in Athene voor de jaarlijkse bijeenkomst van hun branchevereniging, de ECA.
Voormalig bondscoach van Engeland Gareth Southgate vertelde over leiderschap, de Nederlandse Harvard-professor Anita Elberse doceerde sportmarketing en Financial Times-journalist Simon Kuper had het over voetbal in een post-Messi-en-Ronaldo-tijdperk.
Een uitgebreide sessie over het voetbal ‘post-Diarra’ was misschien logischer geweest. Want niet Messi of Ronaldo, maar de relatief onbekende oud-profvoetballer Lassana Diarra heeft een schok teweeg gebracht die de verhoudingen tussen clubs onderling én die tussen clubs en spelers blijvend en ingrijpend kan veranderen. Daarbij hebben clubs, vooral die in de subtop en hogere middenmoot van de voetbalpiramide, op het oog het meeste te verliezen.
Nauwelijks anderhalf A4’tje
Ruim een week is verstreken sinds het Hof van Justitie uitspraak deed in de geruchtmakende zaak die Diarra bijna tien jaar eerder bij een Belgische rechtbank had aangespannen tegen de FIFA. Hij vocht de FIFA-regels aan omtrent „contractbreuk zonder geldige reden”. Die bepalingen, nauwelijks anderhalf A4’tje tekst, hadden voor Diarra zware consequenties.
De Franse voetballer kreeg een boete van 10,5 miljoen euro en werd voor vijftien maanden geschorst nadat hij zijn verbintenis met Lokomotiv Moskou had verbroken, volgens de FIFA zonder geldig excuus. Tegelijkertijd kon geen club hem in dienst nemen zo lang Diarra overhoop lag met zijn voormalig werkgever, op straffe van een jarenlang transferverbod én aansprakelijkheid voor de boete die Diarra moest betalen.
Diarra haalde uiteindelijk zijn gelijk, de hoogste Europese rechters oordeelden hard over de betwiste FIFA-regels. Ze stelden dat de vermeende doelstellingen weliswaar gerechtvaardigd kunnen zijn: enige stabiliteit garanderen in de selecties van clubs en daarmee van competities, een prikkel creëren om te investeren in de opleiding van jeugdspelers en voorkomen dat de internationale krachtsverhoudingen al te scheef worden. Maar de manier waarop de wereldvoetbalbond de regels poogt af te dwingen is volgens de rechters „buitenproportioneel” en „niet noodzakelijk”.
Saillanter nog, het Hof vermoedt dat de betwiste transferregels zijn opgesteld met het specifieke doel de mededinging te beperken en financiële belangen van clubs te dienen. Conclusie: ze zijn in strijd met Europees recht.
Hart van het transfersysteem
De FIFA reageerde laconiek. De „kernprincipes” van het transfersysteem staan overeind, stelt FIFA-jurist Emilio Garcia in een drieregelig statement. Slechts twee paragrafen van twee bepalingen uit de transferregels zijn „ter discussie gesteld”. Dat klopt, reageert hoogleraar sportondernemingsrecht Robby Houben (Universiteit van Antwerpen), „zoals het hart ook maar een klein onderdeel is van het menselijk lichaam. Maar haal je het eruit, dan is het lichaam dood”.
De spelershandel, hoeksteen van de voetbaleconomie waarin jaarlijks miljarden omgaan, drijft op de zekerheid dat spelers min of meer eigendom zijn van clubs en hun contract praktisch niet kunnen opzeggen. Zonder die garantie is het even zin- als roekeloos om transfersommen te betalen die kunnen oplopen tot tientallen, soms zelfs honderden miljoenen euro’s.
En zonder hoge transfersommen komt het bedrijfsmodel van talloze clubs direct in gevaar. Vooral ‘opleidingsclubs’ als Ajax, Feyenoord en PSV, maar ook Borussia Dortmund, Sporting Lissabon en Anderlecht, zijn bijzonder kwetsbaar wanneer ze geen geld meer kunnen verdienen met hun talenten.
Toch merkte Jaap van Baar, financieel directeur van PSV, nog geen paniek onder zijn collega’s in Athene. Al is het sentiment wel wat veranderd sinds de uitspraak, zegt hij. Daarvóór leken clubs zich niet echt druk te maken om de zaak, nu beseffen clubbestuurders en -juristen dat er „een oplossing moet komen”.
Maar hoe die eruit kan zien en tot stand moet komen? „Daar durft niemand uitspraken over te doen. Veel clubs verschuilen zich nog achter het argument van onzekerheid en onduidelijkheid rond de uitspraak.”
Vacuüm
Het is de vraag hoe lang dat nog kan. Over minder dan drie maanden begint de winterse transferperiode. Het is wachten op een ontevreden speler die zijn contract inlevert. Omdat een speler naar een club wil waar hij veel meer kan verdienen, of bijvoorbeeld omdat hij is teruggezet naar het reserveteam – van oudsher een effectieve methode om overbodige spelers tot een transfer te bewegen.
Zo’n voetballer straffen volgens de FIFA-regels is vanaf nu onmogelijk, zegt Houben, de sanctiebepalingen rond contractbreuk zijn door het Hof de facto doodverklaard.
Dus wat gebeurt er dan? Niemand durft het met zekerheid te voorspellen. Maar in eerste instantie is in elk EU-land het nationaal arbeidsrecht van toepassing dat ook geldt in andere bedrijfstakken. Dat betekent door de bank genomen dat werknemers compensatie verschuldigd zijn die in het niet valt bij de draconische sancties die voetballers tot vorige week vrijdag tegemoet konden zien bij contractbreuk. Ook hebben clubs die zo’n speler in dienst nemen normaal gesproken weinig meer te vrezen.
Als ik accountant was, zou ik al toevoegen aan de jaarrekening dat ik niet kan garanderen dat de boekwaarde van de spelers verzilverd kan worden
Of clubs in deze omstandigheden bereid zijn nog grote transfersommen te betalen, is zeer twijfelachtig. „We bevinden ons nu in een vacuüm”, zegt sporteconoom Kieran Maguire (Universiteit van Liverpool). Voor grote afboekingen op het spelerskapitaal van clubs vindt hij het nog te vroeg. „Maar als ik accountant was, zou ik al wel een opmerking toevoegen aan de jaarrekening dat ik niet kan garanderen dat de boekwaarde van de spelers verzilverd kan worden.”
De enige manier om het vacuüm te doorbreken, is door aanpassing van de regels. Bij voorkeur in samenspraak met clubs en spelers. Kom je tot gezamenlijke afspraken over een nieuw transfersysteem, dan ontsnappen die aan mededingingsbezwaren, net als cao-akkoorden in andere sectoren. Roy Vermeer, jurist van de internationale spelersvakbond FIFPro, zei onlangs tegen NRC dat zijn organisatie graag in gesprek gaat met de FIFA en vertrouwen heeft in een compromis.
Voor spelers is een ineenstorting van het transfersysteem dan ook niet per definitie goed nieuws. Als transfersommen min of meer verleden tijd zijn, blijft weliswaar meer geld over voor salarissen. Maar dat is vermoedelijk vooral goed voor voetballers in de absolute top, dáár worden immers de grote transferbedragen betaald.
Het zijn de (hoge) middenmoters en subtoppers die op dit moment het meest profiteren van het transfersysteem, wijst onderzoek uit. Die clubs – waaronder Ajax, Feyenoord, AZ en PSV – zullen zonder transfersysteem juist aanzienlijk minder geld overhouden voor salarissen, of om te investeren in jeugdopleidingen.
Bovendien is te verwachten dat clubs terughoudend worden met het aanbieden van langjarige contracten als die geen meerwaarde meer bieden, zegt Maguire. En juist die langere verbintenissen geven spelers een beetje zekerheid in een wereld van korte carrières en het voortdurende risico op blessures. Maguire: „Be careful what you wish for, zou ik spelers adviseren”.
Sterkere onderhandelingspositie
Dat neemt niet weg dat voetballers door Diarra een sterkere onderhandelingspositie hebben gekregen tegenover clubs. Straffen voor contractbreuk moeten hoe dan ook worden afgezwakt om acceptabel te zijn binnen het mededingingsrecht, valt af te leiden uit het arrest. Dat betekent, behalve waarschijnlijk lagere transfersommen, meer vrijheid voor spelers. Het Hof suggereert dat Belgische arbeidsregels op dit terrein kunnen volstaan. In dat geval zou compensatie ter hoogte van het resterende loon voldoende zijn om een contract eenzijdig op te zeggen.
Jaap van Baar van PSV gaat er voorlopig vanuit dat er een andere formule komt om compensatie te berekenen, die meer tegemoet komt aan de belangen van de clubs. „Niemand weet precies waar het naartoe gaat”, zegt hij. „Maar ik zie niet zo snel een scenario waarin wij erop vooruitgaan.”