Nina de la Parra verwerkt haar rouw live op het podium

De opening van Nina Speelt, het derde programma van Nina de La Parra is er een in klassieke clownsstijl: het publiek vorsend aankijken, tijd rekken om de verwachtingen te laten oplopen, geheimzinnig een tas tonen en daar dan een roos uit tevoorschijn toveren. De rode clownsneus hangt aan een draadje om haar nek en zal daar tot het einde toe blijven bungelen.

Waarom ze haar clownsneus niet op heeft, blijkt uit de rest van het programma. In het eerste lied zingt de 38-jarige theatermaker, te midden van een decor van oude koffers, over haar gebroken hart en haar onmetelijke rouw. Wat ze wil, is „beter leren falen” en daarom gaat ze „een experiment” aan dat oncomfortabel zal zijn, „vooral voor jullie”.

Wat volgt is een uur lang verkleedpartijen en scènes met publieksparticipatie: een huwelijk, een ontsnapping van een gevangene en euthanasie. De tot deelnemen verleide theaterbezoekers doen hun best, maar het is toch alsof je in de reality-tv-hel terecht komt – terwijl je daar in het theater juist aan probeert te ontsnappen. Veel gehannes, veel ongemak, melig op zijn best.

Terwijl je, zodra De la Parra zelf een act doet, meteen flitsen van haar charismatische talent ziet. Zoals wanneer ze een uitdagende versie van de musicalsong ‘My heart belongs to daddy’ zingt, inclusief de bijbehorende, provocerende striptease. Of wanneer ze een gedragen versie van ‘Je, ne regrette rien’ ten beste geeft.

In het laatste half uur vertelt De la Parra, plots bloedserieus, over het ziekbed van haar vader in Paramaribo

Vader Pim

In het laatste half uur slaat de stemming om. De la Parra vertelt, plots bloedserieus, over het ziekbed van haar vader in Paramaribo. Ze noemt zijn naam niet, maar het betreft de afgelopen september overleden Surinaams-Nederlandse filmer Pim de la Parra. Ook klaagt ze dat haar manager haar tournee niet geboekt krijgt, omdat ze „nergens te plaatsen” is, dat ze sowieso niet plaatsen is als „witte, Nederlandse Surinamer” en dat ze „bijna gecanceld” is omdat ze met Surinaams accent praat op het podium. Ze vraagt zich getergd af waarom verschillen tussen mensen constant benoemd moeten worden.

In het verhaal over het sterfbed van haar vader komen de lijntjes bij elkaar. De prachtige, geestige kostuums van de verkleedpartijen verwijzen naar de gespannen verhouding met haar vader. De pruik met staartjes en geruit rokje, de kruising tussen piraat met ooglapje en Engelse lord met stok, en de verpleegster in rode lakjas: elke creatie symboliseert liefde, trauma, pijn en vreugde. Bij haar vader lag echt een gevangene op de zaal en die evil nurse is de zijne.

De rouw om haar vader slaat haar lam, verklaart ze: haar hart is gebroken, ze kan niks meer. Maar er zijn ook vreugdetranen. Met haar vader zat ze gevangen in een „pijnlichaam”, maar het trauma waait nu weg. Zo zet ze de volgende stap, naar een oproep om samen te spelen. „Liefde is het vieren van onze verschillen”, predikt ze.

De la Parra maakt in theorie een keurig afgeronde constructie van haar programma, over een rouwende vrouw die haar daddy-issues moet verwerken en zich dan bevrijd voelt. Maar aan de inzet van publiek en de uitleggerige aanpak merk je dat ze nog onvoldoende afstand heeft kunnen nemen om het particuliere tot dramatisch materiaal te kunnen omsmeden. Te hopen valt dat ze de clown in zichzelf, waar ze aan het einde trouw aan zweert, een volgende keer weer heeft teruggevonden.