Als Nilüfer Yanya het publiek in de Melkweg toespreekt, oogt ze verlegen. Maar als de 29-jarige Britse zingt, is er van schroom geen sprake. Dat doet ze adembenemend mooi, en met de natuurlijke vanzelfsprekendheid van een ruisende waterval. In combinatie met haar vier voortreffelijke muzikanten leidde het tot een betoverend concert.
Yanya heeft een experimentele, ongrijpbare sound, die vele genres doorkruist, van soul en jazz tot rock en grunge. Ze maakt in essentie gitaarliedjes, maar gitaarliedjes die weelderig uitwaaieren, en voortdurend van richting, ritme en kleur veranderen – zoals in jazz en grunge.
Haar gitarist en medecomponist Will Archer wringt behalve mooi slepende melodieën ook de vreemdste akkoordenschema’s uit zijn instrument. De ritmesectie varieert doorlopend in tempi, ook omdat Yanya graag songs schrijft die plots uitbarsten in gitaargeweld. En dan heeft ze nog multi-instrumentalist Jazzi Bobbi aan haar zijde (dochter van Spargo-zanger Ellert Driessen), die op keyboards de gitaarsongs van een extra knisperende laag voorziet en op haar saxofoon voortdurend een portie zachte tonen door de liedjes vlecht.
Bijzondere techniek
Over dat schuimige mengsel vlijt Yanya haar hees-hoge soulvolle stem. Vaak zet ze zingzeggend in, maar als ze voluit zingt, hanteert ze vaak een bijzondere techniek, die eerder draait om klank dan om het volledig uitspreken van woorden. Dan kan de naam van Elizabeth Fraser, de etherische zangeres van de Cocteau Twins zich opdringen. Zelf noemt Yanya in interviews vaak Big Thief en Nina Simone als inspiratiebronnen voor haar zingen en schrijven.
Haar schetsmatige manier van zingen sluit aan bij haar impressionistische, poëtische manier van schrijven, die al even weinig houvast biedt. „You’re my best machine, you’re my midnight sun, always I did it for you”, luidt bijvoorbeeld karakteristiek het refrein van ‘Midnight Sun’, het prijsnummer waarmee ze het concert afsloot.
Dat lied komt van haar goed ontvangen tweede album Painless, uit 2022, die alle beloftes inloste van haar debuut Miss Universe uit 2019. Dit najaar verscheen het derde album, My Method Actor. Ook dat nieuwe album leverde weer een aantal prachtige, pakkende singles op, zoals ‘Like I say (I runaway)’ en ‘Just A Western’. Die songs kregen live een gloedvolle uitvoering, die de intensiteit van de songs nog eens extra aanzette.
Anders dan dit nieuwe album kende het concert geen enkel minder moment. In elk lied zat energie en voortdurend kon je je verbazen over het raffinement van deze band. Een groot podiumpersoonlijkheid is Nilüfer Yanya niet, maar de muziek maakt alles goed.
Is camouflagekleding dragen nog acceptabel, in het licht van alle oorlogen?
In de jaren zestig werd legerkleding symbool voor pacifisme en anti-establishment.
Nu dragen mensen, zoals Trump-aanhangers, camouflagekleding om te laten zien dat ze klaar zijn voor de strijd.
Loop op een willekeurige dag, in een willekeurige straat en de kans is groot dat je iemand een camouflageprint ziet dragen. Jassen, broeken, shirts, petjes: camouflage lijkt overal. Gewoon een patroon, zoals streepjes, bolletjes of luipaardprint dat ook zijn. Soms gekocht in de lokale legerdump, maar vaker gewoon gekocht in kledingwinkels. Er lijkt niets mis mee. Als je het mooi vind, moet je het dragen, toch?
Niet volgens Vanessa Friedman, chef Mode van The New York Times. In haar moderubriek Ask Vanessa schrijft ze dat je kleding met een camouflageprint niet gedachteloos meer kunt dragen. De print zou te politiek zijn geworden. Dit schrijft ze naar aanleiding van de vraag die ene Hope uit Scottsdale, Arizona haar had gesteld: „Is het nog acceptabel camouflage te dragen? Het komt veel voor in mode, maar gezien alle huidige oorlogen, vraag ik me af of het dragen ervan taboe wordt?”
Hoezo politiek? Het ontstaan van de camouflageprint is puur functioneel. De kunst van het verstoppen voor de vijand door gebruik van vermommingen om op te gaan in de omgeving, heeft de mens al eeuwen geleden slim afgekeken van het dierenrijk.
Het camouflagepatroon zoals we dat nu kennen – gevlekt, gestreept of gespikkeld, in tinten bruin, groen, zandkleurig of soms zelfs blauw – ontstond tijdens de Eerste Wereldoorlog, zo beschrijft Tim Newark in Brassy’s Book of Camouflage. Het Duitse leger ontwikkelde een helm met een patroon dat de silhouetten van soldaten die hun hoofd boven de loopgraven staken, moest doen vervagen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden camouflagepatronen de standaard voor gevechtsuitrusting en materieel, waar landen hun eigen draai aan gaven. Wie goed kijkt ziet honderden variaties op hetzelfde principe. Camopedia, een onweerstaanbaar verslavende online camouflage encyclopedie waar de camouflage-geschiedenis van zo’n beetje elk denkbaar land in staat gearchiveerd, spreekt van dertien camouflage-‘families’, elk met eigen vertakkingen en variaties.
Rapper Tupac Shakur
Zangeres Christina Aguilera
Foto’s Steve Granitz
Pacifisme
De politieke lading kwam toen burgers legerkleding buiten het slagveld gingen dragen. De website van The National Army Museum in Londen beschrijft hoe in het Engeland van de jaren zestig legerkleding symbool kwam te staan voor het pacifisme en anti-establishment.
Militaire kleding en symbolen, met name de legergroene camouflagejasjes, werden niet gedragen om het leger te ondersteunen, maar juist om te pleiten voor pacifisme. Dit werd opgepikt door iconische muzikanten als Jimi Hendrix, Eric Clapton en John Lennon, die legerkleding droegen én zich openlijk uitspraken tegen de oorlog in Vietnam. Legerkleding werd links, politiek statement. Het idee verspreidde zich, bijvoorbeeld tijdens de studentenprotesten in 1967 in West-Berlijn of de antikernwapendemonstratie in 1981 in Amsterdam legerkleding veelvuldig gedragen werd.
De politieke lading verdween toen het dragen van camouflage, door invloeden van hiphop en popmuziek, meer mainstream werd. Een zweem van anti-establishment bleef behouden bij rappers als The Notorious B.I.G., Tupac en Nas. Maar de omarming van het camouflagemotief in de popmuziek in de vroegen jaren 0 streek de laatste politieke plooien glad.
Als er al een boodschap in het dragen van legerkleding zat, lag die meer in persoonlijke ‘empowerment’. De leden van Destiny’s Child zongen in camouflage-outfits in het liedje ‘Survivor’ hoe ze „niet gingen opgeven” – na een tumultueuze tijd vol onderling drama. Popprinsessen Britney Spears en Christina Aguilera droegen hun wijde ‘cargobroeken’ met camouflageprint onder naveltruitjes, terwijl ze muzikaal hun liefdesverdriet verwerkten.
2001: Destiny’s Child livetijdens de TMF Awards in Rotterdam
Foto Sven Hoogerhuis/BSR Agency via Getty Images
Fight, fight, fight
Maar tijden veranderen, zo beschrijft Friedman ook in haar rubriek. Conflicten op het wereldtoneel, wereldleiders in legerkleding, oorlogsretoriek van politici, investeringen in legers waar jaren op bezuinigd werd: het zijn politiek geladen tijden. Tijdens de NAVO-top in juni was door de militaire beveiliging het legergroen in functie op Haagse straten te zien.
Het is niet meer vrede wat de klok slaat en het „Fight! Fight! Fight!” van Donald Trump vindt een gewillig publiek. De aanhangers van Trump verschijnen in legerkleding op bijeenkomsten en op foto’s van de Capitoolbestormers zijn legerkleding en camouflagepetjes te zien. Nu zijn de dragers niet anti-militaristisch, maar dragen ze camouflage omdat ze klaar zijn voor de strijd.
Friedman beschrijft hoe kleding op twee manieren werkt: „Hoe we informatie over onszelf naar de wereld uitdragen – onze identiteit, onze gemeenschap of onze aspiraties – en hoe de wereld ‘leest’ wie we zijn.”
Dan is het maar te hopen dat mensen je bedoelingen juist interpreteren. Volgens Friedman ligt daar een risico, als je kijkt naar camouflagekleding en de toenemende maatschappelijke spanningen. Daar moet je je als drager van bewust zijn.
Draag gerust die camouflagebroek, maar dat je als drager er niets politieks mee bedoelt, betekent niet dat het niet politiek is. „Mode is politiek”, zegt Friedman, „hoe duidelijk je dat wilt maken, is aan jou.”
Dat Bruce Springsteen meer muziek maakt dan hij kan uitbrengen, was al bekend. In 1998 ging de kluis voor het eerst open: toen verscheen de 4-cd-box Tracks, met 66 nummers uit de jaren 1970 en 80. In 2010 verscheen The Promise, een dubbel-cd met muziek die Springsteen opnam in een periode dat hij ruzie had met manager en platenmaatschappij, en vanwege juridisch gedoe helemaal niets mocht uitbrengen. En nu is er Tracks II: The Lost Albums, niet zo essentieel als The Promise, maar wel nog beter dan de eerste verzameling Tracks. Dat komt vooral doordat Springsteen ons nu verrast met zeven complete albums, en niet met een grabbelton aan demo’s, B-kantjes en outtakes. Slechts enkele nummers waren al bekend: het meeste horen we nu voor het eerst.
De vorm is geen gimmick: Tracks II bestaat uit zeven daadwerkelijk samenhangende albums, die geen van alle een modderfiguur zouden hebben geslagen als ze na voltooiing waren uitgebracht. Dit betekent nog niet dat het zeven meesterwerken zijn. Zo maakte Springsteen na het succes van zijn Oscar-winnende soundtracknummer ‘The Streets of Philadelphia’ een heel album in die stijl. In sommige kringen kreeg het mythische status, maar het niveau van de filmhit haalt Streets of Philadelphia Sessions niet. Het kabbelt en de wat gedateerde beats en synths doen de liedjes geen recht.
Western-soundtrack
L.A. Garage Sessions ’83 is vooral interessant omdat het de ontbrekende schakel vormt tussen de uitgebeende nummers van Nebraska (1982) en de commerciële klapper Born in the USA (1984). Faithless wordt door Springsteen aangekondigd als een soundtrack van een niet bestaande western; een mengeling van blues en gospel die soms doet denken aan Ry Cooders soundtracks uit de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Het is een typische soundtrack, al is de film nooit gemaakt: sterke liedjes afgewisseld met muziek die vooral ondersteunend klinkt. En er zit ook nog een verzamelaar bij: zeg maar de restjes van de restjes: Perfect World bestaat uit nog eens tien fijne liedjes die blijkbaar nergens meer bij passen, maar te goed zijn om weg te gooien.
Vier albums tussen ‘interessant’ en ‘leuk’: dan zijn er dus nog drie platen. En die zijn zo sterk, dat ze ontzag oproepen: dit kon dus gewoon op de plank blijven liggen, in een periode die bovendien niet bekendstaat als Springsteens hoogtijdagen.
De verrassendste van de drie is Twilight Hours. Hierop stapt Springsteen in de voetsporen van Elvis Costello, die in 1998 een album ballads uitbracht met Burt Bacharach. Springsteen doet het zonder de oude meester, maar overtuigt volkomen met een verzameling tijdloze liedjes, rijk gearrangeerd met strijkers en blazers, en verzorgd gezongen: nergens is hij schor. Springsteen als crooner: het idee klinkt als een pastiche, maar de muziek niet. Springsteen is integer in zijn poging om muziek te maken uit de tijd van zijn ouders. Hij maakte dit album vlak na Western Stars, waar hij iets vergelijkbaars deed met traditionele country, maar waar dat album soms wat vermoeid klonk, lijkt Springsteen hier zelfs zichzelf te verrassen.
Tracks II: The Lost Albums van Bruce Springsteen.
Ook zeer Amerikaans, maar allerminst vermoeid, klinkt Inyo, genoemd naar de county waarin Death Valley ligt: zuidelijk, stoffig, warm en al een aardig eind onderweg naar Mexico. Springsteen werkte aan de liedjes tijdens de tournee voor The Ghost of Tom Joad. Dat album vertelde het verhaal van de arme witte boeren die te lijden hadden onder de Dust Bowl. Inyo vertelt vergelijkbare verhalen, met Mexicaanse personages. Het resultaat is indringend en desolaat. Eigenlijk onbegrijpelijk dat het op de plank terechtkwam, ook omdat Springsteen in de jaren daarna geen ander album uitbracht. Inyo kan probleemloos staan naast Devils and Dust (2005) dat hij jaren later zou opnemen; het had een klassieker kunnen zijn.
Dat geldt niet voor wat zonder twijfel het vrolijkste ‘lost album’ is: Somewhere North of Nasvhille. We horen een groep geweldige muzikanten die de grootste lol hebben met een verzameling countrykrakers waarin clichés niet geschuwd maar gevierd worden: ‘Poor Side of Town’, ‘Blue Highway’, dat soort titels. Het geheel is ongepolijst en spontaan, en wordt op een hoger niveau gebracht door de schitterende pedal steel van Marty Rifkin, die op deze ene plaat meer ruimte krijgt dan in de complete rest van Springsteens oeuvre. Twaalf liedjes in dik een halfuur, zonder veel pretentie en zonder grootse bedoelingen: terloops is Springsteen hier op zijn best.
Amazon-miljardair Jeff Bezos vierde in Venetië drie dagen lang zijn huwelijksfeest. Van de Venetianen mocht hij best komen trouwen, aan sprookjeshuwelijken verdienen ze en ze zijn ze gewend, George Clooney deed het elf jaar geleden ook. Maar niet zo, met hun stad gedegradeerd tot luxe partycentrum en hun cultuurschatten als hebbeding.
Ze kwamen in actie, met demonstraties, snedige spandoeken en ludieke, dollars tellende Bezospoppen, zelfs in het Canal Grande dreef er eentje, met een Amazondoos als vlot.
Een pop die Jeff Bezos moet voorstellen zit op een toilet gemaakt van Amazon-dozen, aan de vooravond van het huwelijksfeest van Bezos en Lauren Sanchez in Venetië. De pop was gemaakt door het kunstcollectief Konn Artiss. Foto Click News
Maar het hoogtepunt waren de krokodillen. Een Venetiaans kunstcollectief kondigde aan Bezos’ huwelijksfeest op te zullen luisteren met een vloot opblaaskrokodillen. Geweldig beeld, je ziet het voor je: motorbootjes vol celebrity’s in smokings en avondjurken ploeterend door middeleeuwse kanalen vol speelgoedkrokodillen. Alleen, hoe dan? Daar zijn er honderden van nodig om ook maar één Venetiaans kanaal effectief te vullen. En even praktisch: waar kwamen al die krokodillen dan vandaan? En praktischer, wie blies ze op? Waar en hoe zouden ze te water worden gelaten zonder dat de politie ze direct zou verwijderen?
Dit kon dus helemaal niet en toch werd uit voorzorg Bezos’ huwelijksfeest verplaatst, van de magnifieke Scuola Grande della Misericordia middenin de stad naar de voormalige scheepswerf Arsenale, een brug te ver aan een kanaaltje zonder grandeur. Allemaal uit angst voor een virtuele zwerm krokodillen.
Deze actie was conceptuele kunst. Een gezamenlijke performance van de lachspieren van al die mensen die zich het wereldwijd voorstelden.
Ik hoop nu maar dat Dave Schut dit meekreeg. Die suggereerde in NRCdat satire niet meer werkt. Zijn voorbeeld is extreem-rechts. President Trump. Die trekken zich er niks van aan, schrijft hij, dus laat maar zitten.
Satire werkt niet? Niet als je denkt dat satire bestaat om Trump en zijn knechten tot inkeer te brengen. Wordt een mikpunt op de kast gejaagd (zie Bezos), dan is dat mooi meegenomen. Maar comedians maken hun conferences niet voor hun mikpunten. Satire is geen corrigerende tik om ze te bewegen te stoppen met hun wicked wicked ways. Het is flessenpost voor al die mensen die hun machtsmisbruik minachten, gevaarlijk vinden of zelfs persoonlijk vrezen.
De grappenmakers zijn altijd slimmer dan de potentaten. De middeleeuwse nar zei de koning de waarheid. Ging daardoor zijn kop eraf? Mogelijk. Maar dan erkende de koning dat hij hem niet aankon. Punt voor de nar.
Dave Schut zegt: humor legt het af en komt met Hitler op de proppen. Dat kan ik ook. Wat bleef er over van Hitler? Een schaduw van het kwaad – superieur in zijn hemd gezet door Chaplin in The Great Dictator. Die film bracht niet één nazi bij zinnen, maar hij staat nog altijd als een huis. Nog altijd zegt hij: Wij lachen. Met zijn allen. En daar houden we niet mee op.