Nieuwe slaapcabines voor asielzoekers en vluchtelingen: ‘De bedden straalden ‘hufterproof’ uit, geen menselijkheid’

Op de negende van de maand woonde Alima hier vijf maanden. Ze zat eerst kort in Ter Apel, toen werd ze naar Assen gestuurd, en nu dus hier, in Bleskensgraaf. „All day. In this boring camp.” Ze zit aan een van de lange tafels in de gedeelde woonruimte van de noodopvang. De noodopvang voor vluchtelingen en asielzoekers zit op een klein bedrijventerrein, dit deel van de opvang was eerst een agrarische showroom. Er wordt gekookt. Iemand stapt op ons af met een schaal brood, nog warm.

Deze ochtend komen er nieuwe bedden in de opvang. Of eigenlijk, houten stellages die om de staande bedden heen worden gezet, een soort slaapcabines. Het lijkt iets kleins, dat is het niet. „Eérlijk gezegd, het wordt een grote verandering”, zegt Alima. „Een grote, grote verandering.” Iedereen in dit „kamp” zal er blij mee zijn, verwacht ze. Ruimte, tijd voor jezelf, privacy.

Ze heeft al een testversie gezien, ze was door de makers uitgenodigd om kritiek te geven op het eerste ontwerp. Architect Anneloes de Koff en sociaal ontwerper Nanne Wytze Brouwer zijn er anderhalf jaar geleden aan begonnen, op eigen initiatief. De gemeente Molenlanden, waar Bleskensgraaf onder valt, heeft geld ter beschikking gesteld. Het gebouw voldeed niet aan de humanitaire standaarden van het Rode Kruis, dus was verbetering nodig. Nu kunnen de bewoners van Bleskensgraaf het bed gaan bewonen, als eerste.

Sagni bewaart zijn spullen nu ‘overal’, net als zijn vijf kamergenoten

In de noodopvang is het bed de enige plek die je voor jezelf hebt, waar je je terug kan trekken, vertelt Alima. Het zijn stapelbedden, stalen frames, gammel, met blauw plastic omklede matrassen. Alles lijkt geïmproviseerd aan de slaapkamers: spullen onder het bed geschoven en gefrommeld, jassen opgehangen aan de hoekpunten van de bedden. Het is een kleinschalige opvang, er wonen 58 mensen. Sommige mensen zoeken asiel, anderen hebben het al, maar hebben nog geen woonruimte. Gemiddeld brengen de mensen die hier wonen vijftien uur per dag door op de kamer, op hun bed. Maar er zijn er ook, zegt locatiemanager van het Rode Kruis Kees Huisman, die twintig uur of meer doorbrengen in de kamer. Sommige mensen mogen werken, die zijn overdag op pad, of nog vaker ’s nachts, nachtdiensten.

Opbergruimte

Buiten, op de parkeerplaats van het bedrijventerrein, staat Sagni met zijn rugzak om. Hij woont hier sinds het begin, tweeënhalf jaar nu. Drie jaar geleden vertrok hij uit Eritrea. Van het nieuwe bed, of; de cabine, heeft hij gehoord, ja, hij heeft ook de enquête ingevuld die de ontwerpers aan alle bewoners hebben gericht. Zijn wens was, bijvoorbeeld, rechtop kunnen zitten in zijn stapelbed. Hij heeft het onderste bed. Opbergruimte, daar kijkt hij ook naar uit. Hij bewaart zijn spullen nu ‘overal’, net als zijn vijf kamergenoten. In tweeënhalf jaar kun je best wat spullen verzamelen.

Het is bedompt. En een beetje zweterig. Het is niet goed geventileerd op de slaapkamer, zoals vaker in noodopvangen. Een klusploeg installeert de nieuwe beddenstellages op een van de vrouwenvleugels van de noodopvang. Witte advertentieletters plakken nog aan het raam dat de tien kamerbewoners delen: Te huur 130 m2 luxe kantoorruimte. In de pvc-vloer zijn de sporen van een kantoormeubel gedrukt. Vijf stapelbedden staan er nu, en een paar witte Ikeakasten, met van die vierkante open vakken.

De klusploeg is bezig met het opbouwen van de slaapcabines in de noodopvanglocatie van Rode Kruis in Bleskensgraaf. Foto Walter Herfst

Het is een beetje gek, zegt ontwerper Nanne Wytze Brouwer, want hun werkterrein deze ochtend is ook de woning van tien mensen. Eerst waren het er veertien trouwens. Maar die mensen, op deze vleugel allemaal vrouwen, hebben plaatsgemaakt, opgeruimd, en wachten nu af. Op de gang, in de kamer om de hoek, of in de gedeelde eetruimte, of bij de wc’s om de hoek. Eén vrouw zit om de hoek op een bureaustoel in de gang. Ze heeft haar benen opgetrokken, probeert zich te verschuilen achter haar hoofddoek. Ze wil slapen. Iemand vertrekt met een fles shampoo en een handdoek naar buiten, naar de douchecabines op de parkeerplaats om de hoek.

Buiten, bij de ingang, liggen de multiplexonderdelen van de nieuwe bedden onder een plastic zeil. Het is huilerig weer. Binnen schiet een punt van een zwartstalen bedframe door een plaat van het systeemplafond. Dat is het eerste bed, het in elkaar zetten van de volgende bedden gaat soepeler.

Multiplex

Heel laat pas zijn ze begonnen met ontwerpen, vertelt Anneloes de Koff. Dat was een uitdaging, want voor ontwerpers is de neiging al snel: ontwerpen. Maar eerst hebben ze gesprekken gevoerd, een bewonersavond gehouden, vragenlijsten uitgedeeld. Ze vroegen de bewoners waar zij ruimte voor verbetering zagen, wat de grootste moeilijkheden waren.

De grootste zorg die eruit kwam: privacy. Die is er niet, nauwelijks. De slaapkamers worden gebruikt voor slapen, maar ook voor bellen, dingen doen op je telefoon, studeren, mediteren, bidden. Alles om de tijd door te komen, kortom. Om zich van huisgenoten af te sluiten doen mensen oordoppen in, of, als ze het onderste deel van het stapelbed hebben, hangen ze er een laken voor.

De vormgeving voor de cabine oogt vriendelijk, vrolijk haast. Uit lichte multiplexplaten hebben De Koff en Brouwer een rechthoekige stellage ontworpen. Die kan om de stapelbedden die al in gebruik zijn heen worden geplaatst, dus de bestaande bedden blijven gewoon. Met één aanpassing: het wordt vijftien centimeter verhoogd met tussenstukken in het midden. Zo kan de onderste op het bed rechtop zitten. Het frame wordt op de meeste opvanglocaties gebruikt, dus in theorie kan het ontwerp zo worden uitgerold. Het bedframe wordt met een paar haken vastgemaakt aan de houten stellage: zo staat het stabieler. De twee cabines boven en onder kunnen nu met gordijntjes worden afgesloten. De spijlentrap van het bed vervangen ze door een houten, wat meer begaanbare trap.

‘Binnen’ is de cabine bekleed met vilt, van gerecylede petflessen. Dat vilt maakt de akoestiek wat gedempt, meer rust. En met wat punaises kan de bewoner van het bed er iets aan ophangen. Binnen is ook een klein opbergvak.

Buitenom, aan de voetzijde, zijn twee opbergvakken en een kapstok gemaakt. Onder het bed schuiven twee grote opbergvakken, voor ieder één, met daarin elk een afsluitbaar opbergvak ter grootte van een laptop. Mensen slapen vaak met bijvoorbeeld hun paspoort of belangrijke documenten van de IND onder hun kussen, vertelt Brouwer. Dat kan straks in zo’n vak.

Het had soberder gekund. Maar, zegt De Koff, „Het moet juist aandacht uitstralen. Want alle plekken waar je verblijft, of het nou het stapelbed is dat rammelt of het halve plastic matras waar je op slaapt, dat straalt allemaal ‘hufterproof’ uit, en niet menselijkheid.” Dus daarom hebben ze ook tegen leveranciers gezegd: „We zijn heel flexibel in het soort materiaal, maar er is wel een ondergrens. We gaan niet bedden maken van spaanplaat of gordijnen van kunststof.”

Die behoefte, aan goed materiaal, goede verhoudingen, iets moois: dat kwam niet zozeer uit de enquête die ze onder de bewoners hebben gehouden, meer vanuit de ontwerpers. „Bewoners zitten in een andere situatie en vinden privacy het allerbelangrijkste. Rechtop in hun bed kunnen zitten heeft de meeste impact. Spullen kunnen opbergen. Ik denk dat wij dan nog de ambitie hebben om er iets meer dan dat van te maken. Er zit een statement achter”, zegt Brouwer. De Koff: „Wij vinden dat het kwaliteit en hoogwaardigheid mag uitstralen.”

En inderdaad, Alima kijkt het meest uit naar de rust die de nieuwe slaapcabines zullen brengen. Ze deelt haar kamer met zeven mensen, vier stapelbedden. Hoe die kamer nu nog is? Ze haalt diep adem en gooit haar handen neer op het tafelblad. „Veeeery stressfull”. „Want weet je, we zijn allemaal verschillende mensen, van verschillende landen, samen in één kamer.” Zij, de Sierra Leoners, zijn maar met z’n tweeën hier. Of eigenlijk drie, maar die derde landgenoot werkt, dus die telt ze niet mee. Die andere is nieuw, ze is er twee weken. Iedereen trekt naar hun landgenoten toe, zo gaat het hier, vertelt ze: „Als je uit hetzelfde land komt, behandel je elkaar als familie.” Ze kijkt uit naar het nieuwe bed straks, als degene in het bed boven haar over de nieuwe trap naar boven klimt. Het zal niet meer zo schudden.

De achternamen van de bewoners worden op verzoek van het Rode Kruis niet vermeld, voor hun veiligheid. Ze zijn bekend bij de redactie.