Een actiefilm is als pizza, om het cliché over seks te parafraseren, ook als het slecht is, is het nog steeds best lekker. Deze ‘wijsheid’ is het levensbloed van actiesterren als Joel Kinnaman, John Cena en tegenwoordig Nikolaj Coster-Waldau (Jaime Lannister in Game of Thrones). Zij stellen kwantiteit boven kwaliteit, en nemen elk jaar inwisselbaar wraak op een drugsbaas, een Russische gangster of een boosaardige CIA-functionaris. Met om het palet te zuiveren af en toe een romkom. Het staat ook wel bekend als het Bruce Willis-model.
De drie nieuwe films van bovenstaande actiesterren variëren wel, in de eerste is het geweld gestileerd en mooi, in de tweede grappig en in de derde ‘rauw’ en filosofisch. Inhoudelijk vallen ze tegen. Dat is geen verrassing. Wat wel verrast is hóé erg ze tegenvallen. En hoe erg ze, anno 2023, op mannen gericht zijn.
John Woo-comeback
Silent Night is de Hollywood-comeback van de legendarische Hongkongse actie-regisseur John Woo. Ooit was hij een revelatie in Hollywood, met zijn flitsende, acrobatische, slowmotion actiestijl. Face/Off (John Travolta en Nicolas Cage wisselen van gezicht), was een de meest belachelijke en vermakelijke actiefilms van de jaren negentig. Maar na een serie flops verdween hij uit Hollywood, om krijgsfilms over het historische China te maken.
Nu is hij terug. En Silent Night is John Woo op zijn slechtst. Emotioneel en gewelddadig overdadig, maar niet zelfbewust genoeg om dat leuk te maken. De plot: een vader verliest zijn zoontje aan de verdwaalde kogels van een bende-oorlog. Op Kerstavond nog wel.
Zelf krijgt hij een kogel in zijn keel. Hij kan niet meer praten. Snel wordt duidelijk: de politie doet niks. Vader moet het zelf maar doen.
De hoofdrol sluit perfect aan bij de beperkte acteerkwaliteiten van acteur Joel Kinnaman: zwijgen, fronsen, moorden. De scènes waarin hij dat doet zijn best leuk om naar te kijken. Ook al voelen Woos slowmotion, fladderende vogels, en gun fu (kung fu met pistolen) heel erg jaren negentig. Maar deze mooi geënsceneerde actie maakt het trage tempo en het totale gebrek aan subtiliteit en diepgang niet goed.
Vader komt bijna niet aan moorden toe. Het eerste uur van de film is hij slechts aan het trainen óm te moorden. Gelardeerd met eindeloze flashbacks van zijn zoontje die baden in gouden licht. Op het moment dat het eerste drugdealerhoofd ontploft ben je al afgemat.
Daarbij krijg je bij de film een nare nasmaak, omdat hij lijkt te suggereren dat bewegingen als Black Lives Matter en campagnes als Defund the police een wereld van wetteloosheid hebben gecreëerd.
Laatste klus
In actiekomedie Freelance is Mason Pettits (een ‘grappige’ naam voor de enorme oud-worstelaar John Cena) een oud-militair die terugkeert voor één laatste klus. Hij moet journaliste Claire Wellington beschermen als zij de beruchte Zuid-Amerikaanse dictator Venegas gaat interviewen. Een makkelijke klus, zo lijkt het. Totdat ze middenin een militaire coup belanden. Pettits moet nu én Wellington beschermen én Venegas terug aan de macht brengen.
Een aantal twijfelachtige keuzes volgen. De dictator van ‘het Zuid-Amerikaanse Noord-Korea’ blijkt een topkerel. Topjournaliste Wellington is een naïeve bimbo die zwijmelt bij zowel dictator als spierbal. En Pettits dreunt Hannah Arendt op, haalt helikopters neer en houdt van zijn familie. Die man kan ook alles. In anderhalf uur voel je de vrouwenemancipatie tien jaar teruggedraaid worden.
Een groter probleem: de film is niet leuk. Grappen zijn bijna altijd hetzelfde: Wellington wordt geil, Venegas doet geil, Pettits sluit een imposante moordpartij af met een one-liner als: ‘Dát was best cool’. De personages hebben weinig persoonlijkheid. En de diepere boodschap – bedrijven zijn eigenlijk erger dan dictators – wordt nergens geloofwaardig. Vooral omdat je weet dat hij wordt verkondigd door de makers van een volstrekt onzinnige en behoorlijk wereldvreemde plot.
Twintig jaar werk
Bij Freelance denk je echter nog: het is een komedie, niet serieus te nemen. God is a Bullet heeft dat excuus niet. Bijna twintig jaar lang werkte Nick Cassavetes – zoon van arthouselegende John Cassavetes – aan deze verfilming van het gelijknamige boek van Boston Teran. Het is een van de slechtste films van het jaar.
De dochter van Bob Hightower wordt gekidnapt door een satanistische sekte. Met de hulp van Case Hardin, een oud-lid van de sekte die zelf ook ooit ontvoerd werd, moet hij haar terug zien te krijgen. De godvrezende, goedhartige Hightower moet zich onderdompelen in een wereld van nihilisme en satanisme.
De film probeert te filosoferen over deze tegenpolen. Er wordt gesuggereerd dat er eigenlijk niet zo veel verschil is tussen het aanbidden van God en van Satan. Maar het slaat plat omdat de sekteleden geen motivatie of overtuiging krijgen. Er moet een moment komen dat je hen enigszins begrijpt als kijker. Maar niks wordt inzichtelijk. Zelfs niet waarom ze allemaal van top tot teen getatoeëerd zijn. Is het echt alleen om er eng uit te zien?
Daar komt nog bij dat Case een storend oninteressant vrouwelijk personage is. Cassavetes probeert haar ‘stoer’ te maken door haar met seksueel getinte referenties te laten strooien. Een scène waarin ze verkracht wordt voegt bovendien niets toe aan de plot. Puur shock.
Slechte actiefilms zijn van alle tijden. Maar deze films lijken uit een ver verleden te komen. Qua stijl, maar vooral qua wereldbeeld. En met de kennis dat de paar goede actiefranchises die er nog zijn aan hun laatste films bezig zijn – Mission Impossible, John Wick, Fast and Furious, rijst de vraag: is dit alles wat er straks nog overblijft?
Leeslijst