‘Anxiety’ staat er geschreven in gouden en zilveren letterballonnen. Ze zijn onderdeel van een groter werk van de Palestijnse kunstenaar Areej Kaoud. Met het isoleren van dit deel, en door de letters aan losse draadjes hangen, wordt de suggestie gewekt dat de ‘angsten’ net als de heliumballonnen elk moment kunnen wegvliegen. Kaoud, die vaak werk maakt waarin ze met taal afstanden wil overbruggen, is een van de vele Palestijnse kunstenaars van wie werk is opgenomen in het deze week verschenen blad Union Magazine.
Initiatiefnemer van het blad is de organisatie Artists and Allies of Hebron, een collectief dat haar basis heeft in Hebron op de Westelijke Jordaanoever. Het kunstcollectief zal komende editie voor het eerst een aparte plek krijgen op de Biënnale in Venetië, en daar Palestijnse kunstenaars tonen.
De in Berlijn wonende Joodse kunstenaar Adam Bromberg, die het initiatief samen met de Palestijnse kunstenaar Isso Amto opzette, zegt in het Amerikaanse kunsttijdschrift The Art Newspaper dat Union Magazine gezien moet worden als een „middel voor verzet” en dat de kunstenaars „het Palestijnse volk een hart onder de riem” willen steken „in een tijd dat mensenrechten met voeten worden getreden”.
Kaoud, zelf opgegroeid in Gaza, zegt over haar werk: „Ik ben altijd voorbereid op het ergste. Dat is waarom ik in mijn werk ook zo gefascineerd ben door veiligheidsvoorzieningen.” Met haar kunst wil ze een verhaal toevoegen aan de Palestijnse geschiedenis.
Dat doet ook Hazem Harb, die archiefbeelden, kunstwerken en bijvoorbeeld planten verwerkt in fascinerende collages. Met zijn bijdrage wil hij een brug slaan tussen het verleden en het heden. Levend in diaspora kan hij niet anders dan op zoek gaan naar dialoog: „Net als mijn persoonlijke ervaring, bestaat mijn kunst in de tussenruimtes. Het probeert nieuwe verbindingen en dialogen te smeden tussen schijnbaar uiteenlopende ideeën en momenten.”
De Vlaamse fotograaf Barbara Debeuckelaere vertrok naar de Westelijke Jordaanoever om samen met de vrouwen van Tel Rumeida in Hebron het project OMM (‘moeder’ in het Arabisch) te starten. Met camera’s konden de vrouwen zelf vastleggen hoe hun ideale omgeving eruit zou zien. Over het project zelf zegt Debeuckelaere: „Het is van groot belang dat de wereld meer oog krijgt voor de systemen van apartheid waar deze vrouwen onder leven”. De queer pop-kunstenaar Bashar Murad toont de queercultuur in de Palestijnse cultuur, „omdat uniforme solidariteit de enige manier is om verder te komen. We hebben verschillende strijdtonelen nodig: Black Lives Matter, lhbtqi+, milieuorganisaties en zij die opkomen voor inheemse rechten. Kunst is de taal om dat te doen.”
Je hebt musicals waarbij je neuriënd de zaal verlaat na het slotapplaus, waarbij na afloop één melodie in je hoofd is blijven hangen. Zo’n musical is Moulin Rouge! niet. In deze productie, gebaseerd op de film van de Australische regisseur Baz Luhrmann uit 2001, vechten tientallen hits om voorrang.
In de voorstelling heeft een Parijse nachtclub geldproblemen. De eigenaar (Carlo Boszhard) geeft één van ‘zijn’ courtisanes, Satine (Keoma Aidhen), de opdracht om een rijke hertog (Nino Ruiter) te verleiden. Door een misverstand is het componist Christian (Martijn Noort) die wordt ingepakt. De twee worden hopeloos verliefd, terwijl Satine alsnog moet aanpappen met de miljonair. De affaire speelt zich af tegen een achtergrond van drankgelach en erotiek. De bourgeoisie pronkt met rijkdom; de bohemiens, waartoe Christian behoort, genieten van het vrije leven. Dit is de setting voor een musical vol groots opgezette shownummers.
Lees ook
Musicalregisseur Alex Timbers over ‘Moulin Rouge!’: ‘Het Parijs van 1900 is een plek van dromen en fantasieën’
Moulin Rouge! is een relatief nieuwe creatie (sinds 2019 op Broadway) en dat hoor je aan de setlist, die bestaat uit popsongs van de afgelopen vijftig jaar. Ook in de Nederlandse versie worden de hits in het Engels gezongen. Het repertoire schiet van Madonna naar The Police, van Adele naar The Rolling Stones en Édith Piaf. Dit gebeurt soms zelfs binnen één nummer: een verzameling hits is dan aan elkaar gestikt tot een mix rond één thema. Een sterk voorbeeld hiervan is het laatste lied voor de pauze: een duet waarin Christian en Satine elkaar de liefde verklaren met flarden van onder meer ‘Take on me’, ‘Love is a battlefield’ en ‘Heroes’. De snelle afwisseling van songs werkt niet altijd even goed: soms maakt het de liedjes erg fragmentarisch en is het muzikale vlechtwerk meer gimmick dan catchy.
Naast de heen-en-weer schietende soundtrack valt het visuele spektakel in Moulin Rouge! op. Het decor is imponerend, met een molen en een gigantische olifantenkop aan weerszijden. Het nachtclubgevoel zindert van de bühne tussen bordeauxrode draperieën, kroonluchters en een enorme hoeveelheid lampjes. Hier wervelt het ensemble in een al even eclectische mix van dansstijlen als burlesque, jazz, tango en cancan. De choreografieën ogen eerst wat rommelig, maar worden geleidelijk strakker met als hoogtepunt het opzwepende ‘Backstage Romance’.
Voorspelbaar
Moulin Rouge! is een hysterische trip, maar inhoudelijk niet zo’n feest. Het verhaal is voorspelbaar en sommige scènes dienen puur als vehikel voor een volgende reeks nummers. De voorstelling voelt daardoor soms gejaagd. Voordat je het ene moment hebt verwerkt, dendert het volgende er alweer overheen.
Wat niet helpt, is dat Keoma Aidhen – die Satine speelt – pas na haar eerste solo (‘Firework’ van Katy Perry) echt loskomt. Vocaal pakt ze in eerdere nummers nauwelijks uit. Gelukkig heeft ze Martijn Noort tegenover zich. Hij is een sprankelende Christian met een ijzersterke stem, haalt iedere noot en heeft een prettig-heldere acteerstijl. Noort neemt zijn publiek kalm aan de hand door het onstuimige musicalgeweld van Moulin Rouge!
Het is net alsof er een tapijt van witte mist boven onze hoofden hangt. Een brede rij lampen straalt dunne lichtbundels van boven de zangers van Cappella Amsterdam horizontaal naar achter in de Grote Zaal van het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ. Ook aan de zijkanten wordt het publiek ingepakt met wazig wit licht. „In U is helemaal geen duisternis”, klinkt er vanaf het podium: een verrukkelijke, nu eens schurende, dan weer stralende zetting van psalm 139, The Darkness is no Darkness, door de Engelse componiste Judith Bingham (1952). En Cappella Amsterdam bewijst het weer: ze kunnen zo adembenemend zacht zingen dat je het horloge van je buurman er doorheen hoort tikken.
Het kamerkoor presenteert deze maand het programma La femme lumineuse. Daarmee zet het muziek van acht eigentijdse vrouwelijke componisten – de oudste overleed vorig jaar, de jongste is van 1996 – in de schijnwerpers. Alleen dat al is een reden om dit concert te bezoeken: je gaat ongetwijfeld naar huis met namen om bij je Spotify-favorieten op te slaan. De Sloveense Nana Forte (1981) bijvoorbeeld, die in O Oriens het morgenlicht zalig over je heen laat golven en het koor in ‘En ego campana’ laat galmen en klingelen als een klokkentoren.
Het programma, allemaal stukken geïnspireerd door het thema ‘licht’, komt uit de koker van aankomend chef-dirigent Krista Audere (1989), maar wordt geleid door de Duitse Heide Müller. Dit dirigeertalent vliegt nog enigszins onder de radar, maar maakt eind oktober in Stockholm als een van acht koordirigenten onder de 35 jaar kans op de Eric Ericson Award, de prestigieuze prijs die in 2021 nog door Audere in de wacht werd gesleept.
Het licht van de waarheid
Lichtontwerper Floriaan Ganzevoort zorgt bij ieder stuk voor een bijpassend lichtplan, ‘voor een betoverende ambiance’. Op die betovering is het wel lang wachten. Een vredige nacht, een wintermiddag, de dageraad, het licht van de waarheid: de gezongen teksten belichten het thema steeds vanuit een andere hoek. Het zou de beleving versterken als je deze verschillende poëtische perspectieven meekrijgt. Maar omdat je de teksten en vertalingen in het programmaboekje niet kan lezen, tast je overwegend in het duister. Zo mis je prachtregels als „In de lucht ontworstelt het licht zich los van de aarde’’ (Jacques Roubaud) en een Shakespeareaanse doordenker als „Licht dat licht zoekt, wordt door licht van licht misleid’’. Als er halverwege een stuk een rimpeleffect door een rij blauwige lichtkolommen trekt, ziet dat er mooi uit, maar is het lastig er betekenis aan te hechten. Het gekleurde licht voegt dan wel een visuele dimensie toe; de tekstuele dimensie vervaagt erdoor.
Al is dat bij het laatste stuk sowieso de bedoeling. De Litouwse componiste Juste Janulyte (1982) gebruikt in Iridiscence voor koor en elektronica wel woorden, maar daarvan worden alleen de klinkers gezongen. Een rookmachine spuwt flarden nevel en vanuit het niets creëren de zangers een zich steeds subtiel van kleur verschietende klankwolk: Janulytes muzikale equivalent van de ‘regenboogkleuren’ van zeepbellen en parelmoer. De zangers baden in diezelfde kleuren, die steeds meer verzadigd raken naarmate de vocale lijnen en elektronica luider worden en dichter opeenpakken. Een dik kwartier lang wordt oog en oor zo gehypnotiseerd: een memorabele afsluiter van dit lichtconcert.
In de kelder van de platenmaatschappij van topproducer Jamie xx (35) in Amsterdam, zit een vermoeide man. Na de hele dag interviews te hebben gegeven in een bloedhete ruimte zonder ramen, hartje zomer, beantwoordt de Britse Jamie Smith de vraag hoe hij zich voelt, met een zucht: „Moe, maar heel voldaan. Als ik muziek maak ben ik geneigd me af te sluiten en me terug te trekken in m’n eigen bubbel. Door er over te praten leer ik dingen over mijn eigen album die ik zelf nog niet helemaal doorhad. Dat het een zwaar maakproces was bijvoorbeeld”, lacht hij, met wat lichte kiespijn.
In Waves, dat op 20 september is uitgekomen, is een vervolg op zijn eerste (zeer goed ontvangen) soloplaat In Colour uit 2015. Net als die plaat is In Waves een zoektocht, maar waar zijn solodebuut een zoektocht was langs genres als house, hiphop, electro en rave, bomvol samples uit alle lagen van de muziek, is In Waves meer een golfbeweging tussen emoties. Emoties die in de knoop zaten. Een golfbeweging, weg van zichzelf en weer naar zichzelf toe. Naar zijn onbezorgde jeugd.
Dat verlangen hoor je meteen op openingstrack ‘Wanna’. Een echte introtrack, die opbouwt naar de zware deephouse van de bijna wanhopige ‘Treat Each Other Right’. Die gaat weer over in het mistige, zacht dansbare ‘Waited All Night’. Dat nummer klinkt bekend: hij maakte het jaren geleden al met vrienden Oliver Sim en Romy Madley Croft, met wie hij op zijn zeventiende de succesvolle indieband The xx oprichtte. In 2010 kregen ze voor XX de Mercury Music Prize voor het album van het jaar. Ook speelde Smith ‘Waited All Night’ al vaker live, net zoals veel andere nummers van het album. Hij is naast muzikant namelijk ook dj, host van clubnachten en houdt van het nachtleven, vooral dat van Londen. In Waves is een eerbetoon aan de stad en zijn jeugd in Brixton, vol house, upcoming dubstep en illegale raves.
Als je veel muziek al af had, waarom duurde het dan toch negen jaar tot een nieuw album?
„Ik ben niet iemand die veel muziek over de schutting gooit, gewoon, om maar iets uit te brengen. Er gaat geen dag voorbij dat ik geen nieuwe muziek maak, maar voor mij moet er een goede reden zijn om een album uit te brengen. Die had ik heel lang niet. Die reden kwam pas toen de coronacrisis toesloeg. Op het perfecte moment. Ik zat er helemaal doorheen.”
Hoe bedoel je? Je hebt toch grote successen gekend?
„Zeker, maar die braken me op een gegeven moment helemaal op. Toen ik op mijn 21ste uit huis ging was ik al vier jaar achtereenvolgens op tour geweest met The xx. Daarna stoomde ik direct door, maakte veel muziek voor en met anderen, zoals Gil Scott-Heron [We’re new here, uit 2011, red.], maar ik maakte weinig voor mezelf. Ondertussen draaide ik in m’n eentje als dj ook over de hele wereld. Toen In Colour uitkwam op mijn 26ste, begon dat allemaal weer van vooraf aan.
„Ik ben jarenlang geconditioneerd geweest door ‘Het Volgende’. De volgende stad, de volgende gig, de volgende show, het volgende album. Dat is gewoon mijn hele leven geweest sinds ik tiener ben. Ik heb geen moment stil kunnen staan om even rond te kijken en te denken: aha, hier ben ik.
„Ik miste de zorgeloosheid van mijn jeugd. De dankbaarheid dat ik muziek mocht maken en daar ook nog eens voor betaald kreeg. Dat gevoel was ik kwijtgeraakt, ik werd klagerig. De passie was weg. Na de I see you-tour met The xx in 2018, bedacht ik dat ik weer écht mezelf zou gaan zijn. Ik richtte mijn studio precies in zoals ik wilde, had veel muziek liggen. De omstandigheden waren perfect, alles erop en eraan, nu zou ik dat album gaan maken. Nou, dat lukte natuurlijk voor geen meter. Daar raakte ik echt even door van de leg.”
En toen kwam corona, maar dat was… goed?
„Heerlijk! Ik speelde een paar weken lang alleen maar Skater XL [videogame, red.] en hing wat rond met mijn katten. Ik moest wel stoppen met muziek maken ‘om’ het muziek maken. Zonder afleiding, terug naar de tekentafel, terug naar mijn roots. Muziek maken hoe ik het deed toen ik als tiener begon. Ik luisterde naar platen uit mijn jeugd, samplede van alles en nog wat, en maakte wat goed voelde zonder na te denken over hoe het zou landen bij het publiek. Zoals vroeger.”
Dat Smith muzikant zou worden was al vroeg duidelijk. Zijn beide ooms waren radio-dj, de een op een piratenradio in Sheffield, en de ander in New York. „Toen ik een jaar of negen was gaven zij me mijn eerste draaitafels. Op die leeftijd is het moeilijk housemuziek volledig te waarderen, maar voor mij waren mijn ooms de coolste gasten ever. Ik ging vaak bij hen langs en luisterde eindeloos naar hun iPods, waar een ronduit eclectische rits muziek opstond, van house tot triphop van DJ Shadow, Latin en soul.”
Die verschillende invloeden en Smiths nostalgische verlangen klinken door op In Waves: ‘Baddy on the floor’ (met producer Honey Dijon) en ‘The Feeling I Get From You’ zijn uptempo blije, bijna ouderwetse housetracks, die worden afgewisseld met keiharde UK-garage rave van ‘Breather’ en een soort afrohouse van ‘All You Children’, dat hij met zijn jeugdhelden van de Australische band The Avalanches maakte.
„Terugkijkend kan ik mijn eigen Waves duidelijker zien. Hopelijk kan ik in de toekomst wat meer bewust blijven van die golven. Niet in paniek raken. Te midden van alles wil ik ook dankbaar zijn voor wat ik mag meemaken. Dat lukt nu gelukkig weer.”