Stel, je zit met het hele gezin voor de televisie. Vader, moeder, kinderen: gezellig samen een avondje bankhangen. In werkelijkheid is iedereen verdiept in zijn eigen telefoon. Herkenbaar? Het is een van de vele situaties die de Britse comedian Michael McIntyre in zijn shows beschrijft. Woensdag en donderdag staat hij ermee in Rotterdam en Amsterdam.
Wie is deze komiek, die in het Verenigd Koninkrijk stadions uitverkoopt en optrad voor de Britse koninklijke familie? Michael McIntyre (Londen, 1979) heeft een Canadese vader en van oorsprong Hongaarse moeder en begon 24 jaar geleden met optreden als stand up-comedian in lokale cafés. Hij werd bij het grote publiek bekend door tv-programma’s als Hello Wembley, McIntyre’s Road Show en Michael McIntyre’s Big Show op BBC One. Daar won hij in 2017 een BAFTA Award voor.
Herkenbaarheid
Het succes van McIntyre wortelt in de herkenbaarheid van de situaties die hij schetst. Hoe hij ’s nachts naar de wc gaat, voorzichtig sluipend over de tóch luid krakende houten vloer – vergeefs proberend zijn vrouw niet wakker te maken. Ook sterk: hoe hij accenten imiteert en feilloos analyseert wat de verschillen zijn tussen hoe Engels wordt gesproken in Ierland of Nieuw-Zeeland.
McIntyre excelleert in feel good-sketches: zijn grappen zijn nooit grof of cynisch, situaties nooit precair en altijd gewoon en alledaags. Hij neemt je mee in zijn belevingswereld als komiek, als vader en als echtgenoot. Een vervelend tandartsbezoek, de dagelijkse strijd om je kinderen in bed te krijgen, het ochtendspitsuur, het weigeren van het eten van groenten.
Zo blijft McIntyre, ondanks zijn deftige taalgebruik en nette pak, steeds de man-next-door; likeable voor een breed publiek. Met zelfspot maakt hij in zijn Netflix-show Showman (2020) ook zijn eigen postuur tot onderwerp en zijn – zoals hij het zelf omschrijft – ‘ietwat Aziatische uiterlijk’, dat maakt dat hij zichzelf soms aanziet voor Kim Yong-un. Zijn grappen komen aan doordat zijn timing subliem is, en de opbouw van de shows doordacht. Thema’s keren terug, waardoor ze in je hoofd blijven hangen.
Michael McIntyre staat woensdag 7 februari in Ahoy Rotterdam en donderdag 8 februari in AFAS Live (beiden uitverkocht).
Op witverlichte trilplaten wordt gedanst op de maat van geluidstrillingen. Grote schermen tonen songteksten en uitbundige visuals van de livemuziek die wordt gespeeld. Zoete en kruidige geuren verspreiden zich door de zaal via ventilatoren, terwijl er spicy chocolade bonbons rondgaan door de zaal. Dove, slechthorende en horende bezoekers geven zich tijdens de 22e editie van Sencity festival over aan hun zintuigen.
In de foyer van ivoliVredenburg in Utrecht is het voor de horende bezoeker opmerkelijk stil. Wie om zich heen kijkt, merkt direct dat er volop wordt gecommuniceerd via gebarentaal. Best handig: een bezoeker vraagt bij de bar aan zijn vriend op zo’n tien meter afstand wat hij wil drinken. Vanaf het balkon blijft een andere bezoeker met haar vrienden op de dansvloer in contact.
Het jaarlijkse festival Sencity brengt kunst, muziek, cultuur en creativiteit samen als universele taal voor ongeveer 1.500 bezoekers. In de middag bestaat het programma vooral uit workshops zoals geurkunst en gebarentaal, ‘s avonds en ‘s nachts ligt de focus op livemuziek. Possibilize, de organisatie achter het festival, streeft naar een inclusieve ervaring voor zowel dove, slechthorende als horende bezoekers. „Op Sencity staat iedereen samen op één dansvloer te genieten van dezelfde muziek”, zegt Tim van Reyswoud, een van de organisatoren van het evenement.
In de aanloop naar het festival werken de artiesten met een zintuigregisseur om hun optredens op meerdere zintuigen af te stemmen. „We proberen zo de verhalen van artiesten te vertalen naar alle zintuigen. We kijken hoe we kleuren kunnen afstemmen op emoties, of we visuals kunnen toevoegen om het verhaal te accentueren, of hoe we geuren en smaken voor een totale beleving kunnen toevoegen”, zegt Gerda Kreeft, een van de organisatoren van het festival.
Bruisende tonic
Tijdens een stevig gitaarnummer van Michael Ekow & May, die later deze maand ook in Rotown en Paradiso spelen, worden flesjes bruisende tonic uitgedeeld. Bij de Food Jockey-stand worden voor elk optreden een paar bijpassende hapjes bereid. Bosbessen met een laagje suiker bieden een zoete tegenhanger bij de bittere tonic. Honderden bonbons in de vorm van rode lippen krijgen een toefje karamel met een vleugje chili, om de spice op te krikken tijdens het nummer ‘Rush’ van zangeres Ginge.
Aan de andere kant van het podium vullen geuren de zaal. Frisse, zoete en kruidige aroma’s wisselen elkaar snel af. Grote schalen met etherische oliën dampen boven kokend water, terwijl ventilatoren de geuren als zachte wolkjes het publiek in blazen.
De artiesten staan samen met een dove performer op het podium, die wordt ondersteund door een tolk vooraan op de dansvloer. Die samenwerking blijkt een strak geregisseerde choreografie van muziek, dans en gebarentaal, die het publiek enthousiast overneemt.
Jille Hartsa (22) hangt net een Facetime-gesprek op met een vriend die naar hem op zoek is. Sencity festival is voor hem een moment om oude bekenden weer te zien. „De dovengemeenschap is niet zo groot. Sommigen zie ik vaker op dove voetbalcompetities en anderen één keer per jaar op dit festival. Ik ben zelf slechthorend en als ik uitga in een horende omgeving, draait het vooral om dansen. Hier komen nog extra visuals bij, het praten met elkaar en het voelen van de muziek, zoals op de trilplaat. Ik ben wel weg van dat ding.”
Hartsa is niet de enige. De grote trilplaten staan zo vol, dat er zelfs een groepje omheen wacht tot er weer een plek vrijkomt. De platen vangen de trillingen van de livemuziek op, zodat degenen die erop staan de muziek door hun hele lichaam voelen.
Geuren en gevoelens
„De dag nadat ik hier ben geweest, ben ik helemaal kapot en moe”, vertelt bezoeker Nirosha Boer (39). „Niet alleen door alle ontmoetingen, maar ook door de geuren en gevoelens. Die zijn wel intens, ook omdat ik niet meer zo vaak als vroeger naar feestjes ga.” Ook voor Boer vormt het festival een jaarlijkse reünie. Ze ziet een stukje verderop een groepje vrienden lopen en snelt op ze af.
Zintuigprikkelend is het festival zeker. Voor degenen die even willen ontsnappen aan alle prikkels, is er een prikkelvrije ruimte ingericht. Ook kunnen bezoekers in de gebarenzone naast de concertzaal in alle rust een gesprek voeren. Wie liever de vertrouwde aroma’s van cacao of diesel, of de nieuwe geur van ambergrijs wilt ruiken, kan terecht bij geurkunstenaar Frank Bloem.
In de grote zaal krijgt elk optreden een daverend applaus. Niet door in de handen te klappen, maar door ze in de lucht te steken en heen en weer te draaien.
‘We zijn van plan om bij Jezus te gaan waken, maar we vallen nu al in slaap,” grapt fluitist Rogier de Pijper (42). Voor hem zitten 95 amateurfluitisten die even daarvoor de eerste noot speelden van de tenor-aria ‘Ich will bei meiem Jesu wachen’ uit Bachs Matthäus-Passion. Een duidelijke ‘Whaaam!’ wil De Pijper horen, geen voorzichtige ‘Wwwaahm.’ Tientallen fluiten laten de melodie, oorspronkelijk voor hobo, omhoog kringelen, terwijl anderen het kuierende fagotloopje spelen. De klank van het fluitorkest heeft iets weg van een licht, vriendelijk orgelregister. Bachs muziek krijgt er een omhullend, breekbaar sfeertje van, alsof je naar glas-in-lood luistert. „Fluit 4, kunnen jullie iets meer ruimte tussen je kiezen maken?” roept De Pijper even later voor een zuiverder toon.
Ede is dit weekend even het epicentrum van fluitspelend Nederland. Amateurfluitorganisatie Flutopia, dat zijn tienjarig bestaan viert, organiseert er zijn grootste project tot nu toe: Bachs Matthäus-Passion voor fluitorkest. Vier keer per jaar brengt Flutopia amateurfluitisten samen met orkestprojecten, maar niet eerder waren er zoveel deelnemers – Flutopianen geheten – als vandaag. De afgelopen weken is er in Noord-, Midden- en Zuid-Nederland al samen geoefend. Vandaag komt in een grote evenementenhal van Hotel ReeHorst alles samen: orkest, koor, vier vocale solisten en een verteller.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Rogier de Pijper en Mirna Ackers (29), het tweetal fluitisten achter Flutopia, hebben de normaal drie uur durende Matthäus-Passion voor de gelegenheid ingekort tot anderhalf uur aan koralen, aria’s en koorhoogtepunten als ‘Kommt, ihr Töchter’, ‘Sind Blitze, sind Donner’ en ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder’. De vertelling van het lijdensverhaal is in handen van niemand minder dan Berdien Stenberg (67), de fluitiste die in de jaren ’80 wereldwijd bekend werd met haar nummer één-hit ‘Rondo Russo’. Haar populariteit bracht destijds een hele generatie amateurfluitisten op de been, van wie er vandaag veel naar Ede zijn gekomen. Organisator De Pijper is haar voormalige leerling.
Ademsteun
Tijdens de orkestrepetitie proberen de fluitisten de juiste ademsteun te vinden. „Maak de ademhaling diep, terwijl je met je mond een Ô vormt,” zegt De Pijper. „Alsof je het meent. Geen slappe hap.” „Ô!” klinkt er uit 95 kelen. „Nu mogen jullie je buikspieren meer aanspannen,” zegt De Pijper even later. Ook een uitdaging: met z’n vijfennegentigen zacht genoeg spelen zodat je straks ook het koor kan horen. „Wel de spanning erin houden.” En daar zijn de kiezen weer: „Een millimetertje ruimte erbij graag.” In de pauze legt De Pijper uit waar die aanwijzing voor dient: „Soms is een toon net te hoog. Je kiezen iets van elkaar houden helpt om de toon wat lager te richten. De balans tussen de luchtsnelheid en de richting wordt dan beter en daardoor klinkt de toon beter. Je verzint natuurlijk allerlei trucjes zodat iedereen meteen snapt wat je moet doen. Als ik tegen ze zeg ‘richt je toon naar beneden’, dan gebeuren er verkeerde dingen.”
Lees ook
Tilburg was even een Walhalla voor anderhalf duizend klarinettisten. ‘Ik voel me hier zó gesterkt’
De kans dat je als amateurfluitist kan meespelen in een Matthäus-Passion is niet zo groot. Bach vraagt in zijn orkestbezetting om slechts vier fluitisten. En hoewel veel amateurkoren de Matthäus uitvoeren, huren die vaak een professioneel begeleidingsorkest in. Voor veel deelnemers is het vandaag dan ook de eerste keer dat ze de Matthäus spelen. Ook voor Marco (67): „De rillingen lopen over je rug als dat koor opeens begint te zingen. Ik krijg er tranen van in mijn ogen.” Hij is een van de vijf contrabasfluitisten, wiens joekels van instrumenten midden op de achterste rij staan te blinken. Ze hebben de vorm van het cijfer 4 en komen tot boven je hoofd als je ze staat te bespelen. Met z’n vijven klinken ze een beetje als een fanfare die een paar straten verderop komt aanwandelen: vriendelijk gonzend in de diepte. Ze leggen een prettige bodem onder de hogere, luchtigere klank van de ‘gewone’ dwarsfluit en altfluit, die door het gros van de deelnemers worden bespeelt. „In een van de koralen zit de allerlaagste B, en die speel ik,” glundert contrabasfluitist Frank (55) na de generale repetitie. „Ja, heerlijk is dat,” vallen basfluitisten en doorgewinterde Flutopianen Annelie (68) en Dini (66) hem bij.
Lees ook
Oudste Nederlandse dwarsfluit speelt ‘als kus uit de zestiende eeuw’
Vijf technische niveaus
De Pijper en Ackers maakten het arrangement op vijf verschillende technische niveaus. De verschillen zitten hem onder meer in de registers (hoge noten spelen is moeilijker dan lage noten), ritmiek (makkelijkere partijen hebben meer kwartnoten) en rustmomenten (deelnemers met minder ervaring hoeven minder lang op één adem door te spelen). Daar rekening mee te houden en tegelijkertijd dicht bij Bachs partituur blijven bleek nog een complexe exercitie. De Pijper: „We hadden op een gegeven moment geloof ik 26 partijen en iets van 58 verschillende combinaties. Dat we dachten, waar zijn we aan begónnen?”
Foto Dieuwertje Bravenboer
Frank is blij met het arrangement: „De basfluiten spelen op een gegeven moment een snel loopje. Wij als contrabassen kunnen dat wel mee gaan spelen, maar dan klinkt hetzelfde gewoon een octaaf lager. Het is juist net wat anders geschreven zodat dat wij het draagvlak geven waar de basfluiten de snelle noten overheen kunnen spelen. Die gelaagdheid is heel prettig.” Dini: „En ze [De Pijper en Ackers, red.] weten precies wat elk instrument kan, omdat ze zelf fluitist zijn. Als je in een gewoon orkest speelt dan kan de dirigent waarschijnlijk geen fluit spelen. Hier krijgen we ook fluittechnische tips, dat maakt hier samenspelen ook zo leuk.”
Op zondag doen er nog meer fluitisten, waaronder ook jongeren, mee en klinkt de Matthäus nog een keer met 140 fluiten. Dini lacht: „Dan moeten we als er gezongen wordt nóg zachter spelen.”
Romana Vrede heeft de Toneelschrijfprijs 2024 gekregen voor haar tekst Tijd zal ons leren. De prijs werd op 4 april 2025 uitgereikt tijdens de opening van het Shakespeare is Dead Festival in Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond, Amsterdam.
In de tekst Tijd zal ons leren eert Romana Vrede de helden onder de tot slaaf gemaakten. Zij die in opstand kwamen tegen de slavenhandel. „Stilmakende verhalen”, schreef NRC in de recensie van de voorstelling uit 2023, waarin Vrede de tekst zelf speelde.
Vrede eert ook haar moeder, die in 2020 overleed. „Die pijnlijke gebeurtenis ligt onder iedere mooie herinnering en geestige anekdote”, schreef NRC. „Elk los verhaal dat Vrede begint te vertellen, leidt onherroepelijk terug naar haar moeder, tot ze er niet langer onderuit komt het verlies bespreekbaar te maken. Wat zou zij hebben gevonden van de Nederlandse excuses voor het slavernijverleden, vraagt Vrede zich bijvoorbeeld af. Ze spreekt de woorden uit die ze nog tegen haar moeder had willen zeggen: ‘Alles wat je hebt bedacht, gezegd, gevoeld, trilt verder, voor altijd. De golven van jouw steen trillen verder in mij.’”
Volgens de jury is de tekst „zo dwingend, veelomvattend en met grote zorg en gevoel voor ritme neergeschreven, dat je bij ieder woord voelt: dit is immens belangrijk.” En: „Elk woord is vanzelfsprekend cruciaal in deze loepzuivere, persoonlijke tekst. Het is een tekst die je met tederheid, vurigheid, literaire finesse, indrukwekkende kennis van zaken en een onweerstaanbaar muzikale taal dwingt om niet langer weg te kijken van een stuk geschiedenis. Maar om het te beleven. Te herbeleven. En dan, samen, voorzichtig te helen.”
Tijdens de uitreiking ontving Romana Vrede een oorkonde en 10.000 euro prijzengeld. De andere genomineerden waren Giovanni Brand (voor Zanger zonder volk), Esther Duysker, voor The Story of Travis en BOG, voor BOG.2). Zij kregen elk 1.000 euro.
De jury van de Toneelschrijfprijs 2024 – met recensent Els van Steenberghe, schrijver/advocaat Rachida Lamrabet en schrijver Thomas Verbogt – beoordeelde 54 inzendingen.
De Toneelschrijfprijs wordt doorgaans in september uitgereikt, maar er was vertraging doordat organisator Fonds Podiumkunsten er vorig jaar onvoldoende tijd voor beschikbaar had.
De prijs is een gezamenlijk initiatief van Literatuur Vlaanderen, het Nederlands Letterenfonds, de Taalunie en Fonds Podiumkunsten, met steun van Sabam for Culture, het Lirafonds en deAuteurs.
Eerder winnaars waren Casper Vandeputte en Vincent van der Valk, voor Immens (2020), Mathieu Wijdeven en Raoul de Jong, voor Het waarom beantwoord (2022) en Maarten van Hinte, voor Queen of Disco (2023).