Niet alle nietsnutten zijn nutteloos

Woord Succesvolle mensen werken als magneten op anderen die willen teren op andermans kosten. Maar soms, ziet deugt zo’n uitvreter.

Een mooi woord opent de ogen, toont de wereld zoals zij werkelijk is. Zo ook klaploper. Enerzijds bedoelen we hiermee ‘profiteur’, iemand die in het restaurant wegkijkt als de rekening komt, of op de sportclub steevast als eerste onder de douche staat terwijl anderen pionnetjes opruimen. Anderzijds denken we onwillekeurig aan Nescio’s uitvreter, Japi, kampioen bietser, nietsdoener, profiteur en tafelschuimer, die evenwel iets glorieus heeft.

De klaploper is van alle tijden, maar is tegenwoordig vooral te vinden op de website van De Telegraaf. Niet alleen behandelen filmpjes aldaar het drama op het gebied van borstimplantaten waardoor BN’ers in de rij staan om te vertellen hoe erg dat wel niet is – „Mijn borsten stonden in brand!”– , ook de politieke spanning komt aan bod, met name die rondom het Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt. In beide gevallen is sprake van ‘klaplopen’: Brigit, Fajah en andere sterren zonder een duidelijk talent voor iets specifieks leven van media-aandacht, Omtzigt moet van politiek commentator Wouter de Winther oppassen voor opportunisten die zich aan hem vastplakken voor eigen gewin.

Met de klepper

‘Klaploper’ betekent volgens Van Dale ‘nietsnut’ en ‘profiteur’. De geschiedenis van het woord gaat terug naar het Middelnederlands, bijvoorbeeld: ‘Mette clappe gaen’, dat wil zeggen ‘met de leprozenklepper lopen’, een uitdrukking die ‘bedelen’ betekent, ontstond uit het oude gebruik waarbij mensen die leden aan lepra of melaatsheid verplicht waren met een klepper of een ratel rond te lopen om anderen met het geluid te waarschuwen en zo infectie te voorkomen.

Dat de klaploper allerminst ‘melaats’ is in onze moderne samenleving bewijst het succes van profiteurs. Het lijkt wel of dat klaplopen of op z’n minst slim manoeuvreren een vereiste is geworden om ergens te komen, vandaar dat waarnemers de bui al zien hangen nu Omtzigt hoge ogen gooit met zijn nieuwe partij. Waar succes te behalen valt zonder al te veel inspanning, daar vind je de klaploper.

En dan is er Japi. Nescio’s ‘wonderlijke kerel’ in de novelle De uitvreter uit 1911. „[Japi], dien je in je bed vondt liggen met zijn vuile schoenen, als je ’s avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen op-droeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest.”

Nescio’s ‘klaploper’ keert de burgerlijke maatschappij de rug toe, en dat problematiseert de term

Maar Nescio’s ‘klaploper’ keert de burgerlijke maatschappij de rug toe, en dat problematiseert de term. Als tragische held ondermijnt Japi de normen en waarden . „Nee Goddank,’ antwoordt Japi als Bavink hem vraagt of hij soms schildert. Hij vervolgt: „En ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks.”

Niets bij Japi staat in brand, noch wil hij voordeel trekken uit het succes van een ander. Hier zien we geen lapzwans zonder talent, maar een man wiens uitvreterij een daad van protest is tegen opsmuk en leegte in de mensen en de wereld om hem heen. Een ‘klaploper’ was hij, maar een aardige.