De trappen in barak nummer 5 van concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz zijn uitgesleten. Voorzichtig stapt Lukasz Lipinski (40) op de komvormige treden. Onder hem, boven hem en naast hem vult de betonnen trap zich met bezoekers.

„De volgende kamer bezoeken we in stilte”, zegt Lipinski door een microfoontje dat is bevestigd aan zijn jas. Dertig mensen volgen. Hun zwijgende gezichten veranderen bij het zien van de honderden koffers, afgeknipte haren en babyschoentjes. Tranen vullen de ogen, er klinkt gezucht.

Vooraf vertelde Lipinski, die al zeventien jaar lang mensen rondleidt door Auschwitz, dat barak nummer 5 tot op de dag van vandaag indruk op hem maakt. Het is de plek waar de persoonlijke bezittingen zijn uitgestald van de naar schatting 1,1 miljoen slachtoffers – onder wie 220.000 kinderen – die door de Duitsers zijn vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog.

„Het zijn dezelfde objecten die wij nog steeds gebruiken”, vertelt Lipinski in zijn kantoor op het terrein van Auschwitz, dat uitkijkt op de enige intact gebleven gaskamer. „De mensen die hier vermoord zijn, waren net als wij. Ze hadden gezinnen, ambities, dromen. Niemand blijft onverschillig bij het zien van barak nummer 5.”

Aan de vooravond van de herdenking van de bevrijding van Auschwitz door het Rode Leger in 1945, deze maandag tachtig jaar geleden, is het de vraag hoe lang Auschwitz nog in het collectieve geheugen gegrift blijft staan. Het is misschien wel de laatste grote herdenking – die iedere vijf jaar plaatsvindt – waarbij overlevenden van Auschwitz aanwezig zullen zijn. „Tien jaar geleden waren er nog driehonderd overlevenden”, zegt Lipinski. „Dit jaar verwachten we vijftig en over vijf jaar… wie weet, misschien nog maar een paar.”

Samen met meer dan driehonderd andere gidsen leidt Lipinski dagelijks duizenden bezoekers rond door Auschwitz, dat jaarlijks zo’n twee miljoen bezoekers trekt. Hoe is het om als gids jarenlang mensen de verhalen te vertellen van het grootste en gruwelijkste toneel van de Holocaust – op een plek die steeds vaker inzet is van een politieke strijd?

Lukasz Lipinski (met bontkraag en muts) is al zeventien jaar gids in Auschwitz. Zijn grootmoeder was veertig jaar lang gids.

Foto’s: Anna Liminowicz

Vernietigingsplaats

Lipinski groeide op in Oswiecim. De Poolse naam voor de stad Auschwitz, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog werd geannexeerd door Duitsland en waar de nazi’s in twee kampen de grootste vernietigingsplaats van voornamelijk Joden, maar ook Roma en Sinti, Jehova’s getuigen, homoseksuelen, politieke Poolse gevangen en Sovjetsoldaten oprichtten.

Nooit had hij gedacht dat hij ooit in Auschwitz zou werken als gids. Na zijn eerste rondleiding kwam hij thuis met de mededeling dit nooit meer te willen doen. „Ik had een maandenlange training erop zitten, kende alle feiten, cijfers en verhalen, maar niemand is voorbereid op het geven van rondleidingen op deze plek”, zegt Lipinski. „Ik was zo nerveus.”

Het was zijn oma die zei dat hij moest doorzetten. Zij stopte zes jaar geleden, maar gaf 42 jaar lang rondleidingen in Auschwitz en nam haar kleinzoon de dag erop mee naar haar rondleiding. Toen hij zag hoe vaardig zij bezoekers rondleidde, durfde Lipinski het alsnog aan om rondleidingen te geven in Auschwitz.

„Maar ik ben dit werk niet alleen gaan doen om het werk van mijn oma voort te zetten”, zegt Lipinski. „Mijn overgrootvader zat gevangen in Auschwitz.”

In 1943 werd overgrootvader Stanislaw Nalborczyk naar Auschwitz I gebracht, het werkkamp. Daar zat hij in barak 18 als Poolse politiek gevangene. „Opgepakt op straat”, zegt Lipinski. „Verkeerde moment op de verkeerde plek.” Na een paar maanden werd hij overgebracht naar concentratiekamp Mauthausen in het toen bezette Oostenrijk. Hij overleefde de jaren in gevangenschap en keerde na de bevrijding van Mauthausen door de Amerikanen terug naar Polen.

„Had hij het niet overleefd, dan was ik er niet geweest”, zegt Lipinski.

Bezoekers in Auschwitz.
Foto Anna Liminowicz

Politiek gebruikt

Tijdens de herdenking van de bevrijding van Auschwitz komen geen politici aan het woord, in tegenstelling tot vorige herdenkingen. Auschwitz wil zich richten op de laatste overlevenden en „hun geschiedenis, hun pijn, hun trauma en hun manier om ons een aantal moeilijke morele verplichtingen voor het heden te bieden”, zei directeur Piotr Cywinski van het Auschwitz-museum in een recent interview met The Guardian.

De laatste jaren wordt Auschwitz steeds vaker politiek gebruikt. Dat begon in 2018, toen de nationaal-conservatieve PiS-regering in Polen met de controversiële Holocaustwet kwam, die het verbood om de vernietigingskampen van de nazi’s ‘Pools’ te noemen. Daarop stond een celstraf van drie jaar. Auschwitz bevond zich dan wel op Poolse bodem, maar werd gebouwd en beheerd door de nazi’s die Polen bezetten vanaf 1939. Met die wet wilde PiS het internationale blazoen van Polen oppoetsen.

Vervolgens was er twee jaar geleden bonje tussen de Poolse PiS-regering en Israël. Polen verplichtte Joodse studenten en scholieren uit Israël tijdens hun jaarlijkse educatiereis om ook musea te bezoeken die de Poolse geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog vertellen. De Poolse regering wilde dat er meer nadruk op de Poolse slachtoffers van de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog kwam te liggen, tot woede van Israëlische politici en wetenschappers.

Bordjes voor gidsen in Auschwitz.
Koptelefoons voor bij de audiotour in Auschwitz.
Foto’s Anna Liminowicz

En dit jaar was er ophef over een mogelijk bezoek van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu aan Auschwitz tijdens de herdenking maandag. De Poolse regering kondigde aan de premier ondanks een arrestatiebevel van het Internationaal Strafhof in Den Haag niet op te pakken bij een mogelijk bezoek. Maar van een daadwerkelijk bezoek van Netanyahu aan de ceremonie is nooit sprake geweest, zei Auschwitz-directeur Cywinski in The Guardian. Hij noemde het een „mediaprovocatie”.

Het Auschwitz-museum weigert pertinent commentaar op politieke kwesties. Toch reageerde het eenmaal, toen PiS in 2023 beelden van Auschwitz gebruikte voor een campagnefilmpje, waarin het benadrukte dat tijdens de Tweede Wereldoorlog zes miljoen Polen zijn vermoord. „Het gebruik van de tragedie van mensen die hebben geleden en zijn gestorven in het Duitse nazikamp Auschwitz […] is een belediging voor de nagedachtenis van de slachtoffers”, schreef het Auschwitz-museum in een reactie.

Ook gids Lipinski onthoudt zich van politiek commentaar. „Wij blijven ons concentreren op de geschiedenis en de feiten”, zegt Lipinski. „Maar het woord Auschwitz trekt de aandacht van de hele wereld en kan voor vele doeleinden gebruikt worden. Helaas niet altijd de goede.”

Bezoekers worden rondgeleid door Auschwitz. Jaarlijks bezoeken twee miljoen mensen het voormalige concentratie- en vernietigingskamp in het zuiden van Polen. Naar schatting 1,1 miljoen mensen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s vermoord in Auschwitz, waarvan 90 procent Joden. Foto’s Anna Liminowicz

Fysiek en mentaal zwaar

Zeventien jaar lang dag in, dag uit, bezoekers rondleiden over het enorme terrein in Auschwitz. Na zes jaar moest Lipinski afstand nemen van het werk. „Het is fysiek zwaar: de winters hier zijn koud en de zomers heet”, vertelt hij. Maar ook mentaal is het zwaar. „Je praat met overlevenden, met mensen die bij de ingang al emotioneel zijn, maar ook met volwassenen die aan het einde van de tour vragen wat het Derde Rijk eigenlijk was”, zegt Lipinski. „Dit werk neem je mee naar huis.”

Toch ging hij door. Het museum gaf hem de kans woordvoerder te worden én door te gaan met de rondleidingen.

Nu staat Auschwitz voor een volgende uitdaging: hoe door te gaan met de herdenking van wat er gebeurd is als over een paar jaar de laatste overlevenden gestorven zijn? „De plek Auschwitz zal hier blijven bestaan, voor de komende generaties”, zegt Lipinski. „We zullen misschien niet meer naar de woorden van de overlevenden kunnen luisteren, maar de verhalen blijven bestaan.” En dat drijft hem om elke dag door te gaan. „Een bezoek aan Auschwitz kan voor iedereen, zelfs voor personen die niet getroffen zijn door de Holocaust, een les zijn voor het leven.”

De morele kwesties die tijdens de Tweede Wereldoorlog speelden, spelen volgens Lipinski nog steeds. „Waarom zou de ene groep mensen beter zijn dan de andere? Waarom kan de ene groep zeggen dat de andere groep niet wenselijk zijn? Dit zijn vragen die we ons nu moeten stellen.”

Dat is misschien ook wel de belangrijkste boodschap die hij de dertig bezoekers van Auschwitz op een koude zaterdagmiddag in januari meegeeft. „Wat in Auschwitz gebeurd is – de grootschalige moord op mensen – kan iedereen overkomen”, zegt Lipinski voor de poorten van Auschwitz-Birkenau – het tweede grootschalige vernietigingskamp even buiten Oswiecim. „En helaas”, benadrukt hij, „vinden tot op de dag van vandaag genocides en gruweldaden plaats.”

Foto’s: Anna Liminowicz