Nicolaas Veul liep 100 dagen mee in de jeugd- en gezinszorg: ‘Het is kwetsbaar om te zeggen: ik red het niet’

„Hoe was het met papa?”

„Eh…dat weet ik niet meer.”

„Ik zag je thuiskomen met lekker veel snoep.”

„Niet thuis. Het is niet thuis.”

„Je hebt gelijk, sorry. Op de groep, bedoel ik.”

Op een stalen bed onder grauw tl-licht zijn programmamaker Nicolaas Veul (40) en Scott (12) aan het dammen. Scott heeft zijn pyjama aan, het is bijna bedtijd. Hij is een van de negen jongens tussen 8 en 14 jaar die na een uithuisplaatsing worden opgevangen in een woning van jeugdzorg-organisatie iHub. Veul loopt hier stage, geflankeerd door een cameraploeg van het VPRO-programma Een valse start: 100 dagen in de jeugd- en gezinszorg. Kinderen leven hier in limbo. Sommigen mogen na een tijdje terug naar huis, anderen stromen door naar een zorgboerderij of pleeggezin. Voor Jelle van acht, die een mentale leeftijd van een kind van drie heeft, is al jaren nergens plaats. We zien hem bellen met zijn ouders, die een lichte verstandelijke beperking hebben en hem bemoedigend toespreken. In de slotaflevering analyseert Scott zijn lot, en dat van alle kinderen in de groep: „Het zijn de volwassenen die beslissen.”

Sinds 2020 verkent Veul, samen met co-presentator Tim den Besten, in de programmaserie ‘100 dagen’ hoe de publieke sector onder druk staat Ze doen dat in de rol van beginnende leraren, agogen in een psychiatrische instelling en als maatschappelijk werkers in het Haagse stadsdeel Laak. In die laatste serie, 100 dagen in de vergeten wijk, nam Den Besten in beeld afscheid, omdat hij deze vorm van participerende journalistiek te intens vond. In november 2023 werd bekend dat Den Besten wordt beschuldigd van identiteitsfraude. Hij kampt met ziekte en heeft zich teruggetrokken uit het openbare leven. „Ik heb geen contact meer met hem kunnen krijgen”, zegt Veul. Hij staat er nu dus alleen voor – samen met de andere begeleiders uit het huis. Ook als er niet wordt gefilmd, werkt hij op de ‘open groep’. „Het is spannend, ik kom als nieuweling in hun huis. Ik moet de sfeer met al mijn zintuigen aanvoelen, anders gaan de sluizen dicht.”

Veel kinderen worstelen met trauma. Zoals Scott, die thuis getuige was van geweld. Hij kampt met suïcidale gedachten en kan soms agressief uithalen naar het personeel. „Aan de ogen van een kind zie je hoe het ervoor staat,” vertelt Veul. „Scott had soms een wat wilde blik die snel de omgeving scande. Andere kinderen keken me aan met een blik van: ben jij te vertrouwen? Ben jij mijn redding? Mag ik bij jou op schoot?”

Voelt het als een moreel dilemma, dat de band die u als begeleider opbouwt ook goed is voor het programma?

„Ja, ik heb mijn coach gevraagd: hoe is het voor die kinderen als ik na vier maanden wegga? Zij zei: ‘Dat kan pittig zijn, maar dit is ook de realiteit van hun leven. Ze hebben tientallen mensen zien komen en gaan. Maak jezelf niet te belangrijk.’

Als een kind heel verdrietig was of als er een conflict was met een ouder, deden we met de camera soms een stapje achteruit. En met ons tv-team hebben we een afscheidsfeest gegeven, met cadeautjes.”

Wat was je rol als begeleider?

„Een groepsbegeleider biedt rust, reinheid en regelmaat, door de kinderen te helpen in hun dagelijks leven. Tandenpoetsen, een knuffeltje, lekker slapen jongen, je kamer schoonmaken, naar school. Die band is goud voor een kind. Maar daar is niet altijd tijd voor. Soms heb je een kind dat huilt, krijst of bonkt in zijn kamertje. Je moet zorgen dat het niet escaleert.”

Je kijkt naar iets wat je niet meteen kan oplossen, iets waar het kind zelf ook nog niet helemaal bij komt

Hoe doe je dat?

„Je moet snel keuzes maken. Je geeft bijvoorbeeld twee opties. Wil jij graag spelen? Dan mag je dit of dat doen. Kies maar. Dat is voor een kind veilig. Het kind krijgt autonomie en vindt het fijn als iemand de leiding neemt. Een ander trucje is: niet meteen hoog in de emotie schieten als je een grens moet aangeven, want het voelt voor een kind onveilig als jij als begeleider de controle niet hebt.”

De programmaserie laat ook zien hoe trauma kan worden doorgegeven in de opvoeding. Onder de noemer Gezin Totaal probeert iHub uithuisplaatsingen te voorkomen door gezinnen waarin de communicatie ernstig verstoord is, een week lang te observeren. Het vergt veel tijd om gedrag om te buigen, ziet de kijker. Die realiteit staat in schril contrast met de visie van staatssecretaris jeugdzorg Vincent Karremans (VVD), die onlangs in NRC stelde dat ouders te makkelijk om professionele hulp vragen. Mentale ondersteuning kan ook worden geboden door de samenleving of door ‘iemand van de gemeente’, meent hij.

Veul schudt zijn hoofd. „Als ik dat lees denk ik: ga eens stagelopen op de jeugdzorg. Neem de professional serieus en ga niet op zijn stoel zitten. Mensen voelen schroom om om hulp te vragen. Het is super kwetsbaar om te zeggen: ik red het niet. De VVD heeft met alle bezuinigingen een clusterfuck gecreëerd. Je kunt niet zeggen: we gaan rommelen aan het sociale cement, maar de maatschappij moet wel socialer worden! Duimpje omlaag voor Karremans.”

Wat greep u aan als stagiair?

„Vooral die alledaagsheid, dat je een kind naar bed brengt. Dat doe je met de beste intenties, maar je bent niet de ouder. Gek genoeg kwam dan soms het verdriet bij mij los. Zo van, ach moet je ze nou toch zien, zo dapper. Ook de band die je met ze krijgt. Dat je binnenkomt en even hun ogen ziet oplichten, hé je bent er! Je krijgt toch gevoelens voor zo’n kind: ik wil iets voor je betekenen, ik wil je beschermen. Maar je hebt ook afstand, je kent elkaar net. Die grens moet je goed bewaken.

„Hoe geef je een kind veiligheid als het die niet heeft gekend? Je kijkt naar iets wat je niet meteen kan oplossen, waar het kind zelf ook nog niet helemaal bij komt. Pijn en trauma verstoppen zich nog, die komen eruit in de nacht. Dat ontroert, ergens herken ik dat uit mijn eigen jeugd. Soms stootte ik mijn neus. Bij een jongen probeerde ik te veel contact te leggen, omdat ik er een ongemakkelijk gevoel van kreeg dat ik niet dichtbij mocht komen.”

Bij wie gebeurde dat?

„Bij een jongen die we op zijn verzoek uit de montage hebben gehaald. ‘Voor wie wil jij zo graag dat contact?’, vroeg iemand me. Daar moest ik over nadenken. Het geeft mij een veilig gevoel als zo’n jongen mij aardig vindt. Maar het gaat niet over mijn gevoel, maar over wat zo’n kind nodig heeft. Als het ongemakkelijk of spannend wordt trap ik in een valkuil, van iets wat ik graag had gewild vroeger. Dat iemand naar me keek en vroeg: gaat het jongen?”

Werd u vroeger door uw ouders naar bed gebracht?

„Ja, door mijn moeder, dat was warm en liefdevol. Maar ik had een dominante vader die mij een watje, homo of sissy noemde. Hij vond dat mijn moeder mij te slap opvoedde en dacht dat hij van mij een harde man moest maken. Hij heeft me een keer op een parkeerplaats achtergelaten omdat ik te laat was. Ik was tussen zes en acht jaar oud. Dat maakte dat ik heel bang was. Bang voor honden, bang om te fietsen, bang om naar school te gaan, want daar werd ik gepest. ’s Nachts pakte ik vaak een matrasje om naast mijn moeder te liggen. Ik had last van insomnia, ook op late leeftijd, maar ik begreep niet dat dat kwam door mijn vader. Dat ontkoppel je, want dit is je leefsituatie, je voelt loyaliteit naar je ouders. Zonder hun zorg ben je verloren.”

Programmamaker Nicolaas Veul
Foto Lars van den Brink

Hoe bracht u uw dagen door?

„Ik trok me terug in een fantasiewereld. Ik verzamelde poppetjes van Warhammer, die ik schilderde, en ik ging videogamen. Ik keek met mijn vaders ogen naar mezelf. Oh, ik ben een watje. Er is iets mis met mij dat ik zijn liefde niet waard ben.”

In een scène van Een valse start vraagt Veul aan zijn eigen moeder: „Waar was je toen ik je nodig had?” Ook zij bleek bang voor haar echtgenoot. „Ik heb hard gehuild toen ik het in de montage terugzag. Dat shot van haar gebalde vuist, die steun zoekt in zichzelf. De tragiek van een ouder die de beste intenties heeft, maar het toch niet helemaal goed doet.”

Ik vertrouwde niet helemaal dat ik het ouderschap kon dragen. Ik was al blij als ik een goede stabiele relatie zou vinden

We zien ook hoe de programmamaker voor het eerst vader wordt van een zoon, die inmiddels ruim een jaar oud is. Toen Veul tien jaar geleden zijn vriend ontmoette was het diens hartenwens om kinderen te krijgen. „Maar ik vertrouwde niet helemaal dat ik het ouderschap kon dragen. Ik was al blij als ik een goede stabiele relatie zou vinden. Vanuit mijn jeugd, waarin ik me vaak terugtrok, had ik weinig ruimte voor anderen. Ik dacht: dat kan niet met een kind, hoe loopt het dan met me af? Mijn therapeut zei: ‘Je kan het ook zien als een herkansing.’ Die opmerking ging recht in mijn ziel. Oh ja, ik kan mijn leven opnieuw vormgeven. Dit mag ook mijn wens zijn.”


Lees ook

‘Pisnicht of homootje – dat maakt veel stuk’

Nicolaas Veul: „Het gaat niet om één grap, maar waar die grappen voor staan, om de optelsom en de cultuur.”

In het programma Pisnicht: The Movie (2019) krabde Veul op straat en in de voetbalkleedkamer het dunne vernis van de ‘homograp’ af en confronteerde hij ook zijn vader met de impact van zijn gedrag. Sindsdien is hij de posterboy van gay Nederland geworden. „Met vele anderen”, haast hij zich te zeggen. In Een valse start vertelt hij de kinderen dat hij een paar weken verlof neemt omdat hij samen met zijn vriend vader wordt. Maar op mijn vraag hoe het voelde, de eerste nacht thuis met zijn baby, verstrakt zijn blik. „Nu komen we in moeilijk vaarwater.”

Het openlijk bespreekbaar maken van je leven als homoman is onder druk van religieuze activisten en extreemrechtse politici de laatste jaren hachelijker geworden.

Pisnicht was een oproep tot empathie met degenen die altijd het pispaaltje zijn geweest. Nu ben ik vaak ziedend. Waar blijft de maatschappelijke woede over hoeveel jongeren nog steeds met ‘gay’ schelden? Waarom is een homo nog steeds een zondebok, een soort anti-man die onderaan de maatschappelijke ladder staat? Ik ben boos dat mijn seksualiteit en mijn liefde politiek wordt gemaakt.

„Onlangs werd ik in de supermarkt aangesproken door een oudere meneer die zei: ‘Ik ken je werk.’ Hij vond dat ik moest uitkijken dat ik geen lhbti-propaganda maakte. Dat extreemrechts in je omgeving dichterbij komt, is een nieuwe brutaliteit. Dan denk ik: o my lord, ik moet wat doen. Ik hoop dat ik door mag met een vervolg op Pisnicht.”

Is er sinds dat programma iets bij uw vader veranderd?

„Zeker. In 2018 maakte ik een programma over oorlog, Nicolaas op oorlosgpad, en moest hij lachen. ‘Oorlog? Jij als homo?’ Ik had hem daarvoor jaren niet gezien en ik voelde me nu sterk genoeg om hem meteen te corrigeren. Ik zei: ‘Dit mag je nooit meer doen, om mij zo te dismissen vanwege mijn seksualiteit.’ Daar let hij nu op, en hij staat open voor mijn verhaal. Daar ben ik zo blij mee.”

Droomde u als kind van een tv-carrière?

„Nee, ik wilde als kunstenaar leven in een hutje op de hei, met een moped om boodschapjes te doen, want ik vond de wereld eng. Daarna wilde ik acteur worden en shinen.”

Als presentator heeft u van het incasseren van kritiek, wat in uw jeugd zo schrijnde, deels uw vak gemaakt.

„Hier ben ik veel mee bezig geweest. Hoe kan het dat ik opzoek wat ik het engste op aarde vind? In het begin was het: oh mijn god, ik ben op tv. En tegelijkertijd: mensen zien me, eindelijk! Die dynamiek, daar moet ik nog altijd doorheen navigeren. Niet elk programma hoeft een vaatdoekje van mijn ziel te zijn dat we uitknijpen, maar ik wil ook geen hapsnap-tv maken, ik wil de diepte in. Je legt je hele hebben en houden in deze vorm van televisie. Zolang ik buikpijn krijg voordat het op de buis komt, heb ik het goed gedaan.”

Een valse start: 100 dagen in de jeugd- en gezinszorg is vanaf dinsdag 7 januari te zien om 20.25 bij de VPRO op NPO3 en meteen te streamen op NPO Start.