NFF-directeur Ido Abram: ‘Je hebt de Nederlandse film nodig’

Ido Abram (55) heeft eigenlijk nog nooit een baan buiten de filmindustrie gehad. Goed, eentje dan, aan het begin van zijn carrière: tweeënhalve maand als redacteur voor Ischa Meijers talkshow Ischa. „Geweldige man, maar je moet er niet mee werken.” Daaromheen heeft hij op vrijwel alle belangrijke plekken in de (Nederlandse) filmindustrie gewerkt: Eye Filmmuseum, IFFR, distributeur Cinemien, en freelancete hij bij filmfestivals als Cannes en Berlijn. Nu is hij als artistiek-directeur van NFF terug waar hij in 1990 begon.

„Ik liep het NFF binnen toen ik student film- en televisiewetenschappen was, en ik ben vijf jaar gebleven”, zegt Abram in het NFF-kantoor in Utrecht. Achter hem kopjes koffie, filmposters en twee maatpakken, voor de openingsavond en het Gouden Kalveren-gala. „Ze hadden een coördinator voor de persbalie nodig. Ik zei: ‘Mijn vader is journalist. Ik weet álles van de pers.’ Totáál niet waar. Maar ik ben het geworden.”

Abram vertelt graag over zijn carrière in anekdotes, waarvan hijzelf vaak de punchline is. De eerste première die hij op het NFF presenteerde: „Uit pure paniek pakte ik onbewust de katheder op en liep naar de andere kant van de zaal!” Over zijn werk bij distributeur Cinemien: „Dat was toen een feministisch vrouwencollectief. Ik zei: ‘Jullie moeten ooit met een man gaan werken, begin dan met een homo’.” Of over zijn baan bij het Eye Filmmuseum: „Directeur Sandra den Hamer belde me op en zei: ‘Moet jij niet weer eens gaan werken?’”


Lees ook

Gemeente Utrecht zet subsidie voor het Nederlands Film Festival stop

Op het filmfestival worden sinds 1981 de gouden kalveren uitgereikt.

En nu lijkt het alsof hij weer in zo’n anekdote terecht is gekomen. Vlak voordat Abram deze zomer Silvia van der Heiden zou opvolgen als artistiek-directeur van het NFF, adviseerde een commissie Utrecht om de gemeentesubsidie stop te zetten. De „artistiek-inhoudelijke kwaliteit” van de ingediende plannen werd gezien als „matig”. De gemeente nam het advies over. Dus moet het festival, dat al krap zat, het de komende vier jaar doen met zes ton minder.

Hoe was het om zo te beginnen?

„Thuis had ik verteld dat ik het rustiger zou krijgen bij het NFF, dan bij de twee banen die ik bij Eye deed. Tja, toen moest ik zeggen: ‘Ze belden net. Het wordt toch wat stressvoller dan verwacht…’”

Wat is het effect van het missen van die zes ton gemeentesubsidie?

„Als wij zes ton minder krijgen, dan moet het festival per 2025 krimpen. Hoe en hoeveel, dat gaan we na dit festival bekijken. Maar ik was heel blij met de vele steunbetuigingen die we uit de sector ontvingen. Sommigen hebben kritiek op het festival, en dat mag, maar je moet er wél met je klauwen vanaf blijven. ‘Want het is óns festival.’”

In het advies stond dat de waarde voor Utrecht „beperkt” is.

„Come on! Sorry hoor, zullen we daar even bij stil blijven staan? Dat is kolder. Kritiek mag. Maar dat wij niet bijdragen aan ‘het culturele ecosysteem van de stad Utrecht’, dat is totale bullshit. Er zijn elk jaar monitorgesprekken en er is nóóit iets over gezegd, nooit één waarschuwing. Het hele land dendert: ‘Gouden Kalf!’ Dat is de belangrijkste filmprijs van Nederland. Mensen gaan eerder naar een film als die van een Gouden Kalf-winnaar is. En iedereen weet dat die prijs uit Utrecht komt. Daarover ben ik écht verontwaardigd. En ze kunnen het ook niet uitleggen.”

Heeft u om uitleg gevraagd?

„Natuurlijk!”

En dan komt er niks?

„Nee. We zijn natuurlijk niet de enigen die geen geld meer krijgen. Er zijn gekke keuzes gemaakt. We zijn nog in gesprek.”

Wat als de gemeente Gouda zegt: wij hebben nog zes ton, kom maar hier?

„Dan hebben wij nu niet de luxe om dat gesprek niet aan te gaan. We willen in Utrecht blijven, we passen er. Maar we hebben nu een tekort.”

Niet alleen het adviesrapport was kritisch. Oprichter Jos Stelling vond dat de focus op film verwaterd zou zijn. Bent u het daarmee eens?

„Nee. Het moet over film in de volle breedte gaan. Daar horen series ook bij. En die worden steeds beter. Je doet een heel groot gedeelte van de filmindustrie en je publiek gewoon te kort als je geen series selecteert. We vinden echt wel een balans. Dus, Jos: vertrouw me maar.”

Wat gaat u als directeur veranderen?

„Ik zou graag meer structuur aanbrengen in het programma. Dat is niet zozeer cosmetisch bedoeld, maar om versnippering tegen te gaan. We hebben een geweldig programma met masterclasses, talks, paneldiscussies en themaprogramma’s. Maar het is heel veel, en het staat ook nog tegenover elkaar. Ik zou het graag onderbrengen in één overkoepelend thema.”

Openingsfilm

Als Abram je vaker dan twee keer heeft gezien, begroet hij je met een knuffel. Het illustreert wat collega’s over hem zeggen: hij is met iedereen bevriend, benaderbaar, een goede netwerker. En hij lijkt iedereen te kennen: „…en Rutger Hauer leerde ik later nog kennen via zijn Film Factory.”

Je ziet het ook als je hem observeert van een afstandje, op een filmfestival. Hij trekt filmprofessionals aan: iedereen komt op audiëntie. Dat zijn kwaliteiten die van pas zullen komen bij zijn voornaamste nieuwe taak: premièrefilms binnenhalen. „Het spel is zo”, legt hij uit. „Distributeurs willen dat hún film de openingsfilm wordt, dan krijgt-ie de meeste aandacht. Als wij weigeren, zeggen ze: ‘Dan gaan we even nadenken of we wel bij het festival in première willen’.”

Het is volgens Abram een voordeel dat hij overal heeft gewerkt. „Vanuit mijn verleden als distributeur kan ik namelijk goed inschatten of een film een betere plek kan krijgen op een ander festival. En we gaan ook heel veel ‘nee’ zeggen, natuurlijk. Dat is grappig: iedereen heeft kritiek op het NFF, maar als ze niet geselecteerd worden, zijn ze woedend!”

Hoe gaat u ze overhalen?

„Ik wil kijken, samen met makers en distributeur, of we méér kunnen bieden dan alleen een première met een rode loper als festival. Iets speciaals dat past bij het onderwerp van de film, zodat er dialoog ontstaat en de film nog meer kan resoneren. Dat zal heus niet altijd makkelijk of mogelijk zijn, maar het is wel een wens.”

Veel gehoorde kritiek is dat het NFF tweede keus is voor filmmakers. Nederlandse makers gaan liever in Berlijn, Cannes of Venetië in première. Levert dat NFF niet een B-selectie op?


Lees ook

Onze tips voor het Nederlands Film Festival: van euthanasie tot woke Kerst en van Rutger Hauer tot toeslagenaffaire

Onze tips voor het Nederlands Film Festival: van euthanasie tot woke Kerst en van Rutger Hauer tot toeslagenaffaire

„Nee! Niet alle films hebben internationale potentie. Ik weet dat, want ik heb een groot deel van mijn carrière geprobeerd die films óp die festivals te krijgen. Nederland is goed in romantische komedies: heel populaire films, maar elk land heeft er eigen versies van. Dat betekent dat die films internationaal minder kansen hebben. Dat is oké. Het zijn nog steeds belangrijke films voor onze industrie en het publiek.”

„En ik zal natuurlijk altijd vechten voor de beste films, maar als een film wél kansen heeft op internationaal succes ga ik dat niet in de weg staan. Daarvoor houd ik te veel van de Nederlandse film.”

Waarom is het belangrijk, dat die films naar het buitenland gaan?

„Als we de verhalen willen vertellen die we willen vertellen, hebben we meer geld nodig dan er in Nederland te halen is. Dat geldt voor heel Europa. Daarnaast kunnen we ontzettend onaardig voor elkaar zijn in Nederland. Ook daarom heb je buitenlandse impulsen nodig: om je verhalen te scherpen, óf om in te zien dat het eigenlijk best wel goed is wat we doen.”

Is de Nederlandse film er slechter of beter aan toe dan toen u begon?

„Op onderdelen beter: digitale cultuur, immersieve installaties, animatie. Korte films, jeugdfilms. Documentaires misschien ook wel. Voor speelfilms is het op dit moment wat moeilijker. En vooral voor mijn grote liefde: de arthousefilm.”

Wat is er dan moeilijker?

„Het is moeilijker om er publiek voor te vinden in eigen land. Er zijn films die slechts 5000 bezoekers halen. En dat is een gotspe, want die films verdienen een veelvoud daarvan. Ik ben een waanzinnige Alex van Warmerdam-fan. Die haalt niet meer de bezoekers die hij haalde en zijn films zijn nog steeds goed. Maar er is zoveel moordende concurrentie van films uit de hele wereld. En ondertussen wordt het leven duurder.”

Hoe los je dat op?

„Een film, zéker een kunstzinnige, heeft tijd nodig om zijn publiek te vinden. Dat betekent dat je ‘m lang moet laten draaien in de bioscoop. Niet alleen om tien uur ’s ochtends, ook op primetime. Maar de hele keten moet meer risico’s nemen. Ik vind het initiatief van het Nederlands Filmfonds om in te zetten op minder projecten wel een stap in de goede richting.”

Hoe gaat u vanuit het NFF de Nederlandse film redden?

„Een van de belangrijkste taken van het NFF is om de Nederlandse film te vieren. We laten alle facetten zien. Ik wil nog meer gesprekken op gang proberen te brengen met voorgesprekken, nagesprekken, masterclasses, evenementen voor scholen, enzovoorts. Napraten over sport is verschrikkelijk. Over film is het heerlijk. En ik wil programmeren op gevoelige onderwerpen, om een dialoog op gang te brengen.”

U ziet het directeurschap ook een beetje als ‘voorvechter van de Nederlandse film’?

„Zeker! Ik denk dat dat ook steeds belangrijker wordt. De wereld verhardt. Homohaat neemt toe in Nederland. Er woeden nieuwe oorlogen. Er wordt politiek bedreven waar je vraagtekens bij kan zetten. Onze minister voor cultuur heeft gezegd dat hij cultuur heel belangrijk vindt. Dat vind ik heel fijn. Maar de aangekondigde btw-verhogingen zijn uiteindelijk weer bezuinigingslagen. Dus dat vind ik gevaarlijk.

„Je hebt cultuur nodig om te kunnen vluchten, of om er midden in te kunnen staan. Je kunt niet alleen naar talkshows kijken. Je hebt Nederlandse film nodig als blik, vanuit Nederland, op de wereld.”

Nederlands Film Festival, Utrecht. Van 20 tot en met 27 september. Kaartverkoop: filmfestival.nl