Nederlandse overheid blijft op Facebook na toezegging Meta: ‘We moeten grenzen stellen’

In haar laatste weken als staatssecretaris maakte Alexandra van Huffelen (Digitalisering en Koninkrijksrelaties, D66) iets mee dat ze nog nooit eerder had meegemaakt. Ze kreeg een vraag van het Amerikaanse techbedrijf Meta. Of Van Huffelen een geheimhoudingsverklaring wilde ondertekenen, waarin ze zou beloven niet in de openbaarheid te praten over hun gesprekken.

Van Huffelen vroeg het moederbedrijf van Facebook de afgelopen maanden om informatie over wat het bedrijf doet met de gegevens van Nederlandse gebruikers die overheidspagina’s op Facebook bezoeken, zoals pagina’s van ministeries en bewindvoerders. Die informatie weigerde het Amerikaanse techbedrijf te geven, ondanks herhaalde verzoeken.

Tot Meta „meldde dat ze misschien wel antwoord wilden geven op onze vragen, als ik beloofde daarover niet te praten met de Tweede Kamer en de media”, zegt Van Huffelen. „Nou, dat ging ik natuurlijk niet doen.”

Een woordvoerder van Meta zegt desgevraagd dat het ging om een „commerciële kwestie” waarbij Meta de overheid zag als klant, niet als toezichthouder. „Het tekenen een geheimhoudingsverklaring is daarbij een normale zakelijke praktijk.”

Al maanden dreigt Van Huffelen de Rijksoverheid van Facebook te halen, omdat het onduidelijk is of Meta de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) overtreedt. Zo is niet duidelijk of gegevens van Nederlandse burgers worden verzameld om advertenties te verkopen.

De afgelopen dagen is er, na intensieve gesprekken met Meta, toch besloten dat de overheid op Facebook (tien miljoen Nederlandse gebruikers) actief blijft. Meta heeft namelijk gezegd aan de Nederlandse bezwaren tegemoet te willen komen en „heeft aangegeven er met ons uit te willen komen”, zo heeft Van Huffelen vrijdag laten weten in een brief aan de Tweede Kamer. Het volgende kabinet neemt de definitieve beslissing.

Laatste grote besluit

De beslissing over Facebook is het laatste grote besluit van Van Huffelen als staatssecretaris, aangezien ze volgende week stopt wanneer het nieuwe kabinet wordt beëdigd.

Wat ze gaat doen na haar vakantie – fietsen op de tandem met haar man in Frankrijk – weet ze nog niet. „Misschien blijf ik in de politiek. Of ga ik weer iets voor een grote organisatie doen.” Van Huffelen was voor haar politieke carrière vijf jaar algemeen directeur van het GVB (Gemeentevervoerbedrijf) in Amsterdam.

U combineerde Digitalisering met Koninkrijksrelaties. Is dat niet een hele vreemde combinatie?

„Natuurlijk, het is best een complexe en ingewikkelde combinatie. Het heeft een historie in het ministerie van Binnenlandse Zaken om daar Koninkrijksrelaties in onder te brengen. Tegelijkertijd denk ik dat ik op beide portefeuilles heel veel heb kunnen betekenen. Het heeft gewoon een beetje extra werk gevergd.”

Het nieuwe kabinet kiest ervoor uw portefeuille te handhaven. Was dat een opluchting?

„Het is natuurlijk heel fijn dat er een opvolger komt. Zeker ook voor de ambtenaren die hier werken en die er zo hard aan getrokken hebben de afgelopen tijd.”

Uw opvolger wordt Zsolt Szabó, een voormalig VVD’er die namens de PVV in het kabinet plaatsneemt. Kent u hem?

„Nee, niet echt. Nee.”

Hoe is het voor een D66’er om door een PVV’er te worden opgevolgd? Uw partijen kunnen niet verder uit elkaar liggen.

„Kijk, ik ben er niet om mijn opvolger te recenseren. Ik hoop vooral dat de agenda die is ingezet, wordt voortgezet.”

U pleitte voor een minister van Digitale Zaken als opvolger. Dat gebeurt niet. Waarom was dat wel een goed idee geweest?

„Digitalisering heeft een enorme impact op ons persoonlijk leven. Op het werk dat mensen doen en hoe dat verandert. En we willen als Europa minder afhankelijk zijn van China en de Verenigde Staten. Om dat te bereiken, hebben we nog veel meer werk te doen. Een minister kan dan het verschil maken. Denk aan alle problemen met ict-projecten, die nu elk ministerie afzonderlijk regelt. Een minister voor Digitale Zaken kan zo’n dossier naar zich toe trekken.”

Foto Bart Maat

‘Europa gaat het zelf doen’

De afgelopen twee jaar moest Europa met digitalisering „het stuur weer zelf in handen nemen”, zegt Van Huffelen. „We zeggen niet meer: Big Tech bepaalt hoe onze wereld eruit komt te zien. Nee, we gaan het zelf doen.”

Dat bleek niet eenvoudig. De invloed van Amerikaanse en Chinese technologiebedrijven neemt onverminderd hard toe. Tegelijkertijd wist Europa met de Digital Services Act (DSA), Digital Markets Act (DMA) en de AI Act Europese burgers beter te beschermen tegen dataverzameling, marktmacht en privacyschendingen van grote technologiebedrijven.

Ook Nederland nam een aantal maatregelen, in een poging minder afhankelijk te worden van buitenlandse technologie. Zo verbood Van Huffelen ambtenaren om TikTok op hun telefoon te installeren, uit angst voor Chinese spionage. Rijksambtenaren mogen ChatGPT niet meer gebruiken, omdat de chatbot wordt getraind met illegaal verkregen materiaal. Onder Van Huffelen startte Nederland met de ontwikkeling van een eigen, privacyvriendelijk taalmodel: GPT-NL, dat eind dit jaar operationeel moet zijn.

Ook voerde Van Huffelen een nationaal algoritmeregister in, met een overzicht van alle algoritmes die worden gebruikt door bijvoorbeeld de Belastingdienst of gemeentes. Het moet helpen om discriminatie en willekeur door AI te voorkomen, zoals gebeurde tijdens de Toeslagenaffaire. Daarbij werden burgers op basis van een door AI gestuurd computermodel onterecht aangemerkt als potentiële fraudeurs. Van Huffelen was, als staatssecretaris in het kabinet-Rutte III, vanaf 2020 verantwoordelijk voor de financiële compensatie van gedupeerde ouders.

Heeft de Toeslagenaffaire uw mening over AI veranderd?

„Natuurlijk. AI heeft daarin een hele kwalijke rol gespeeld. Het was een van mijn grote drijfveren om ervoor te zorgen dat de AI Act [eerder dit jaar aangenomen Europese AI-regulering] er kwam. Dit echt nooit meer.”

Dit was ook persoonlijk? Omdat u zelf met al die ouders heeft gesproken?

„Ik heb in die tijd met zeshonderd ouders persoonlijk gesproken. En als je dan ziet wat er in hun leven en het leven van hun kinderen is misgegaan… ja, dat drijft je extra.”

Heeft dat u sceptischer gemaakt over technologie?

„Nee, omdat ik ook zie hoe technologie hier kan helpen. Deze mensen waren totaal bang geworden voor de overheid. Dus zij maakten ook geen gebruik meer van allerlei regelingen waar ze wel recht op hadden. Technologie kan ook helpen om die toegang tot regelingen weer makkelijker te maken.

„Technologie kan heel veel kwaad doen. Ook als het gaat over desinformatie, of over kinderen die verslaafd zijn aan sociale media. Daarom is het van groot belang dat er overheden zijn, nationaal, maar ook Europees, die grenzen stellen.”

Zoals nu met Facebook?

„Het is goed dat we daar een streep in het zand hebben getrokken. Er zijn cruciale vragen, voor overheden in heel Europa. Welke communicatiemiddelen wil je inzetten als land? Van welke bedrijven? En kun je die als Europa niet gewoon beter zelf ontwikkelen?”