Nederlands internationale klimaatstrategie is een doekje voor het bloeden

Internationale betrekkingen Klimaatbeleid dat zich op het buitenland richt, gaat te weinig over veiligheid, schrijft .


FotoRemko de Waal/ANP

Een doekje voor het bloeden. Zo zou je kunnen aankijken tegen de internationale klimaatstrategie van het kabinet die deze woensdag in de Tweede Kamer wordt besproken. Nederland spreekt veel goede intenties uit, laat zien te willen bijdragen, maar neemt niet echt de verantwoordelijkheid voor haar bijdrage aan het probleem. De strategie erkent dat klimaatverandering arme landen harder raakt dan ons eigen land, dat ook best kwetsbaar is met de zeespiegelstijging, rivieren die soms overlopen en drogere zomers. Vervolgens komt de worsteling met wat dit dan betekent voor beleid en middelen.

Een aantal dilemma’s wordt niet benoemd. Ten eerste de lastige vraag of Nederland zijn verantwoordelijkheid voor klimaatschade echt wil erkennen, net zoals we dat onlangs hebben gedaan voor het slavernijverleden. Al jarenlang stoot de gemiddelde Nederlander ongeveer twee keer zoveel broeikasgassen uit als de gemiddelde wereldburger, terwijl we weten dat dit klimaatverandering veroorzaakt. Voelen wij ons verantwoordelijk en betekent schuld bekennen ook betalen? Degenen die hard geraakt worden door klimaatverandering leven nu; Nederland lijkt hen (nog) niet te willen compenseren.

Ten tweede: kan verwacht worden dat Nederland als klein land evenveel, of zelfs meer, doet dan andere rijke landen en rijke mensen in arme landen? Nederland behoort tot een groep van zeven landen die volgens internationale normen voldoen aan hun minimale financiële bijdrage aan internationaal klimaatbeleid, in ons geval ongeveer 1,25 miljard euro per jaar. Daarbij worden middelen gericht ingezet in een beperkt aantal kwetsbare landen en met acties op terreinen waar Nederland zelf veel ervaring heeft (de water- en voedselsector). Ook is in deze strategie voor het eerst meer aandacht voor de energietransitie.

Deze focus oogt plausibel, maar de bijdrage staat nog steeds in schril contrast met de opgave en de landenkeuze is arbitrair. Nederland richt zich vooral op de Sahel in West-Afrika en op Oost-Afrika. Dit zijn regio’s waar de afgelopen jaren al veel is geïnvesteerd in de water- en voedselsector en die mede door klimaatverandering steeds instabieler worden. De keuze betekent dat vele andere kwetsbare regio’s, zoals het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië, minder op Nederlandse klimaatfinanciering hoeven te rekenen.

Verantwoorde besteding

En, derde vraag, komt het geld wel goed terecht? Klimaatfinanciering neemt flink toe. Maar aan wie wordt eigenlijk geld overgemaakt en is de verantwoording op orde? Kan het geld überhaupt wel goed worden besteed in onveilige gebieden? Voor een adequate besteding van middelen zijn betrouwbare samenwerkingspartners nodig met de juiste expertise. De neiging bestaat dan ook om voor eigen ontwikkelingsorganisaties en de VN te kiezen. Maar samenwerking met lokale partners wordt ook belangrijk gevonden. Een specifieke uitdaging is dat klimaathulp in sommige regio’s vooral bij bepaalde groepen terecht komt en niet bij de tegenstander. Het kabinet erkent klimaatgerelateerde veiligheidsrisico’s, maar een analyse van hoe geld onderlinge verhoudingen beïnvloedt is zeker nog geen standaard onderdeel van klimaatprogramma’s. Dit geldt overigens ook voor de programma’s die Nederland mede financiert via de EU en VN.

Een vierde vraag is of klimaat consequent wordt meegenomen in het buitenlandbeleid en in de keuze voor samenwerkingspartners. Er zijn nog steeds veel internationale activiteiten waarbij klimaatdoelstellingen nauwelijks worden meegenomen, zoals bij internationale handel. In Nederland gevestigde bedrijven morren over duurzaamheidseisen of vertrekken zelfs uit ons land. Het wordt niet duidelijk of Nederland ook met dat soort bedrijven wil blijven samenwerken in het buitenland.


Lees ook: Hét thema van de klimaattop in Egypte: geld

Ook defensie op de groene agenda

Ten slotte valt op dat defensie ontbreekt. In internationaal opzicht gaat het vooral om de extra inzet van defensie bij extreem weer in het buitenland, klimaatgerelateerde conflicten en de uitstoot van oorlog. Een gevoelig onderwerp, want we willen ons wel goed kunnen verdedigen tegen landen die ons of onze bondgenoten aanvallen en elektrische tanks of straaljagers zijn nog niet voorhanden. Terwijl defensie dit zelf erkent, staat het onderwerp nog amper op de radar bij klimaatexperts. Militaire inzet kan op termijn veel groener. Het niet meenemen van deze sector in internationaal klimaatbeleid staat op gespannen voet met de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn.

Kortom, er zijn nog de nodige uitdagingen. Hopelijk komt er meer aandacht voor de klimaatgerelateerde veiligheidsrisico’s. Nederland gaat de internationale klimaatcrisis niet oplossen, maar laten we wel goed nadenken over waarom we bijdragen aan klimaatactie in andere landen, hoe we dit doen en of we daarmee ook bijdragen aan een stabielere en veiligere wereld.