‘Bubbel.’ De term verwijst naar een lucht- of gasbel, of naar een economische zeepbel. Of, aldus Van Dale: naar de kring van mensen waarin iemand verkeert „terwijl andersdenkenden niet of nauwelijks tot zo’n kring kunnen doordringen”.
Nederland verbubbelt, kun je zeggen. Heel langzaam, dat wel, maar er zijn sterke aanwijzingen dat de segregatie stilaan toeneemt.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceerde vrijdag een onderzoek waarin het inzoomt op de persoonsnetwerken van alle Nederlandse burgers, uitgesplitst naar mensen met Nederlandse herkomst en mensen uit de tien grootste niet-Nederlandse herkomstgroepen. Wie zijn hun buren, collega’s, familie, huisgenoten en klasgenoten?
Alle groepen, concludeerde het CBS, hebben relatief veel mensen van hun eigen herkomst in hun netwerk. Die leven dus in zekere mate gesegregeerd. En de meest gesegregeerde groep is volgens de onderzoekers de geboren Nederlander zelf, wiens ouders ook in Nederland zijn geboren. Waarbij ook geldt: hoe hoger het inkomen van deze Nederlanders, hoe minder mensen met een andere herkomst zij in hun persoonsnetwerk hebben. Zij leven dus het meest in hun ‘sociale bubbel’.
Dat Nederland langzaam segregeert zie je in de grafieken trouwens niet gelijk terug. De onderzoekers gebruikten een segregatiescore tussen 0 (‘niet gesegregeerd’) en 1 (‘volledig gesegregeerd’) en zagen in de meeste herkomstgroepen de scores in de onderzochte periode van 2009 tot 2020 amper stijgen. Herkomstgroep ‘Nederland’ scoorde een 0,329 in 2009 en een 0,346 in 2020. De scores van de andere herkomstgroepen, van Marokko tot Turkije, China en Suriname, bleven min of meer stabiel, – ruim – onder de 0,229.
En toch, zegt Tanja Traag, hoofdsocioloog bij het CBS, zou je een andere uitkomst verwachten, juist omdat Nederland tussen 2009 en 2020 diverser is geworden. Het aandeel Nederlanders met een migratieachtergrond is in die periode toegenomen van 20 procent tot bijna 25 procent. „Je zou dus kunnen denken dat de bubbels dan vanzelf kleiner geworden, het netwerk gemêleerder. Maar dat is niet zo.”
Segregatie heeft volgens Traag veel te maken met kansen. In welke buurt groei je op, op welke school heb je gezeten, wie zijn je ouders? „In rijkere buurten wonen relatief veel hoogopgeleide mensen met een Nederlandse herkomst. Die komen minder met mensen met een migratieachtergrond in aanraking.” Omgekeerd geldt hetzelfde voor mensen in kansarme wijken. „Voor hen is het heel lastig om in een andere sociale bubbel te komen.” Alleen mensen uit een andere herkomstgroep die óók een hoog inkomen hebben, scoren laag op de segregatiescore.
Opvallend is de toegenomen segregatie bij de Poolse herkomstgroep. Dit kan volgens het CBS mogelijk verklaard worden doordat tussen 2009 en 2014 het aantal Poolse migranten fors toenam en zij meer gesegregeerd wonen en werken dan eerder geïmmigreerde Polen. Traag: „Dan zie je dat clustering kan leiden tot meer segregatie. Mensen uit dezelfde groep trekken naar elkaar toe.”
Het CBS heeft het netwerkonderzoek gebaseerd op geanonimiseerde data van alle Nederlandse burgers op basis van de Basisregistratie Personen (BRP), de Polisadministratie van de UVW en onderwijsregisters van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Die omvang is een sterkte, maar ook een zwakte, zegt Traag. „Je kunt op basis hiervan iets zeggen over de kans dat mensen elkaar tegenkomen, maar niets over de contacten van mensen in de praktijk. Met wie zijn ze bevriend? Wie komen ze tegen op de sportclub?”
Zulke onderzoeken bestaan ook. Jochem Tolsma, bijzonder hoogleraar sociale scheidslijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen, meet segregatie onder meer af aan survey-onderzoek waarin zijn onderzoeksgroep aan respondenten vragen stelt als ‘ken je een Mohammed?’, ‘ken je een Bas?’, ‘zou je er op straat een praatje mee maken?’.
Uit onderzoek naar de meest hechte netwerken – de paar vrienden in je leven die je alles toevertrouwt – bleken groepen altijd al homogeen. Begrijpelijk, zegt Tolsma. „Mensen kiezen anderen uit die op ze lijken, fysiek en cultureel. Dat voelt veilig, vertrouwd, je denkt iemands gedrag te kunnen voorspellen.” Maar uit onderzoeken naar kennisnetwerken – enkele honderden mensen die je uit je omgeving kent, zoals uit de buurt of van de sportclub – blijkt dat ook deze groepen ‘verbubbelen’. Een gevolg, zegt Tolsma, van toegenomen segregatie in buurten en steden, onder meer door de gestegen huizenprijzen. Maar ook op scholen ziet hij de segregatie toenemen door het stilaan verdwijnen van de brede school met meerdere onderwijsniveaus.
„Helaas”, zegt hij erbij, want op lange termijn heeft segregatie negatieve effecten. „Groepen gaan zich anders ontwikkelen, anders gedragen. En als dat samenvalt met ongelijkheid, dan kunnen mensen niet meer met elkaar samenleven. Dan krijg je polarisatie en dat bedreigt de democratie.”