Nederland koploper ‘ontkenningsland’?

Stephan Sanders

Twee bommetjes in mijn mailbox: ZEER DRINGEND stond erbij, en de vraag was of ik zo snel mogelijk ‘voor 16.30 uur’ wilde tekenen voor invoering van de zogenaamde Holocaustwet. „Die moet lessen over de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog verplicht stellen op alle basis-, lagere en middelbare scholen.”

De volgende dag een tweede mailtje, weer die waarschuwing ‘ZEER DRINGEND’, maar daarin de vraag van een andere afzender of zo’n wet nu wel het juiste antwoord is.

Aanleiding was het Holocaustonderzoek van Claims Conference: een op de vier ‘jongere Nederlanders’ zou de ernst van de Holocaust in twijfel trekken, 6 procent noemde de Shoah een mythe, 17 procent meende dat het cijfer van die 6 miljoen vermoorde Joden overtrokken was. Tel op: 23 procent van de jonge Nederlanders ontkent of bagatelliseert de Holocaust.

Ik las het mailtje ’s avonds, en uit ervaring weet ik dat het een slecht idee is op dat tijdstip wat dan ook te ondertekenen. Ik heb tijdens mijn studie net te weinig statistiek gekregen om de finesses te doorgronden, maar net voldoende, om te weten dat ‘onderzoeksresultaten’ zich laten sturen.

Tot mijn vreugde had Volkskrant-journalist Maarten Keulemans zijn huiswerk gemaakt, samen met hoogleraar statistiek Casper Albers. Hun conclusie: de steekproef van 2.000 personen was ‘niet representatief’, iedereen onder de 40 werd als ‘jongere’ gecategoriseerd, studenten waren oververtegenwoordigd en de pertinente Holocaustontkenners maakten een percentage van 6 uit.

Dat zijn er precies 6 procent te veel, maar dat Nederland koploper zou zijn als ‘ontkenningsland’, daar was een dubieus sprintje getrokken, voor het rechtvaardige doel uiteraard.

Is er dan niets aan de hand? Bij mijn geboorte was de Tweede Wereldoorlog ruim zestien jaar voorbij: je werd op school, thuis, in kranten doordrenkt van de feiten en je ouders herhaalden die.

Die omstandigheden zitten de ‘jongere’ Nederlanders, geboren na 1980, minder op de hielen, zeker als zij geen Joodse familieleden hadden of hebben.

Cru gezegd: de sensatie van het onvoorstelbare van het schandaal is eraf. Daarnaast speelt er iets anders; vooral de tieners en twintigers van nu leren eindelijk op school en universiteit (oververtegenwoordigd) over dat andere schandaal: de slavernijperiode, de slaafgemaakte en gekoloniseerde mens, de doorwerking daarvan in de wereld.

Ik heb vaker gemerkt dat er rond Shoah en slavernij een heel verkeerd wedstrijdsfeertje hangt: wie heeft recht op het meeste leed. Het dreigt zo een zero sum game te worden, waarbij ‘de slachtofferwinst’ van de één het even grote ‘verlies’ betekent voor de ander. Jammer genoeg zit er geen maximum aan volkerenmoord. Onrecht is niet verhandelbaar, als CO2-uitstoot en emissierechten. Het is niet: of-of, maar: en-en. Er kan altijd nog meer narigheid bij.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.