De spanning in de Oostzee loopt verder op na de beschadiging van onderzeese stroom- en communicatiekabels tussen Estland en Finland eerder deze week. Vrijdag gaf Estland zijn marine opdracht met patrouilleschepen de kabels te beschermen, die van vitaal belang zijn voor de stroomvoorziening van het land. Finland leidt een onderzoek naar mogelijke sabotage. Secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte heeft daarbij „solidariteit en steun” beloofd en schreef vrijdag op X dat de defensieorganisatie haar aanwezigheid in de Oostzee zal uitbreiden.
De Finse president Alexander Stubb heeft naar eigen zeggen samen met Estland besloten dat een grotere NAVO-aanwezigheid nodig is in de Baltische regio. Alleen zo kan de essentiële Europese infrastructuur beter worden beschermd. Bovendien is het een voorwaarde om de Europese maatregelen tegen de Russische schaduwvloot – oude Russische schepen die vaak onder een andere vlag varen om sancties te omzeilen – te handhaven.
Lees ook
Finland en Estland beschuldigen Rusland van doorsnijden stroomkabels
De Europese Unie veroordeelde in een verklaring „elke bewuste vernieling van Europa’s vitale infrastructuur”, en noemde daarbij met name Rusland als mogelijke agressor. Donderdag nam de Finse kustwacht het commando over op de Russische olietanker Eagle S, die onder de vlag van de Cook Eilanden voer op de Oostzee, en zich juist op het bewuste moment ter hoogte van de Estilink 2 kabel bevond. „Onze bemanning kon zien dat de ankers niet omhoog waren”, aldus de Finse kustwacht. „Toen we het schip bevalen de ankers te lichten, zagen we dat die ontbraken.” De verdenking is dat het schip bewust zijn ankers over de bodem heeft laten slepen om de kabels stuk te trekken. De Eagle S werd daarna naar Finse territoriale wateren gevaren.
De vernielingen aan de Estilink 2 kabel, waarvan 145 kilometer onder zee loopt, leidde tot een sterke vermindering in het stroomtransport. Het zal enige maanden duren voor de schade is gerepareerd. De EU onderstreepte dat de stroomvoorziening niet in gevaar is.
‘Dreiging uit Rusland’
De schade aan de Estilink 2 is de „jongste in een reeks vermoedelijke aanvallen op vitale infrastructuur”, aldus de EU in de verklaring. Vorige maand werden kort na elkaar twee onderzeese verbindingen beschadigd. Eerst een telecom-kabel tussen Litouwen en Zweden, de dag erna een kabel tussen Finland en Duitsland. De Zweedse regering schreef destijds dat „situaties als deze moeten worden bekeken tegen de achtergrond van de toenemende dreiging uit Rusland”.
Margus Tsahkna, Estlands minister van Buitenlandse Zaken, zei donderdag in een persbericht dat nu zo vaak vernielingen aan de onderzeese kabels worden toegebracht dat ernstig moet worden betwijfeld of het om „ongelukken of onhandig zeemanschap” kan gaan. „We moeten onder ogen zien dat schade aan onze onderzeese infrastructuur systematischer wordt, en dat we die dus moeten beschouwen als een aanval op onze essentiële structuren.”
De vlammetjes van de kaarsen op de gedenkplek dansen in hetzelfde ritme als het riet langs de oevers van het Spaarne. In het stalen frame van een vervallen verkeersbord voor de scheepvaart prijkt nu een foto van de overleden Duncan Marijt. Haarlemse voorbijgangers staan even stil. Ze laten een roos achter of steken een kaarsje aan. Zeker nu de jaarwisseling dichterbij komt, is het hier drukker dan normaal.
Claudia Brouwer, de moeder van Duncan, komt elke week op deze plek om kaarsjes aan te steken. Bijna een jaar geleden kwam haar zoon, 19 jaar oud, hier om het leven bij een gruwelijk incident, waarschijnlijk met illegaal vuurwerk. „Elke dag mis ik hem”, zegt ze. „Deze plek biedt enorm veel troost voor ons.”
Duncan Marijt was één van de twee vuurwerkdoden tijdens de afgelopen jaarwisseling. Hoewel beide incidenten op zichzelf staan, ziet de politie de populariteit van steeds „luider, spectaculairder en explosiever” vuurwerk toenemen. Parallel aan die trend is het aantal explosies voor criminele doeleinden toegenomen; dit jaar werden ruim 1.100 aanslagen geregistreerd op bedrijven en woningen, inclusief bijvoorbeeld plofkraken op een juwelier. 80 procent daarvan is gepleegd met een Cobra. Ter vergelijking: in 2021 telde Nederland 212 van dat soort explosies.
Gitzwarte nacht
In Haarlem zit vader Daan Marijt samen met zijn ex-vrouw Claudia Brouwer en zoon Melle Marijt op de oude slaapkamer van Duncan. Melle loopt naar de kledingkast. Aan de deurgreep hangt een ketting met een foto van zijn overleden broer.
Even later reconstrueert vader Daan het verloop van de gitzwarte avond. Rond 23.15 uur was Duncan samen met zijn beste vriend Duran naar buiten gegaan om vuurwerk af te steken. Ze gaan naar het Spaarne, dat op zo’n anderhalve kilometer van de woning ligt. Het was een koude Oudjaarsavond. Ondanks de harde wind maken zijn ouders zich geen moment zorgen. Hun zoon steekt al jaren vuurwerk af; hij is handig en ervaren genoeg.
Als de twee vrienden aankomen bij het Spaarne, haalt Duncan een pijl tevoorschijn. Vermoedelijk gaat het om een mortier, die uit een cilindervormige pijp de lucht in schiet en daar tot ontploffing moet komen. Waarschijnlijk vermoedt Duncan de lont niet goed te hebben aangestoken. Op het moment dat hij dat wil controleren, vindt de ontsteking alsnog plaats – vlakbij zijn gezicht. Duran belt direct 112, maar hulpdiensten kunnen niets meer uitrichten. De explosie en ravage zijn enorm.
Rond 23.30 uur zou Duncan al zijn overleden. Tevergeefs proberen zijn ouders hem rond twaalf uur te bellen. „Voor het eerst die avond kreeg ik een ongerust gevoel, zeker nadat ik hem meerdere keren niet te pakken kreeg”, vertelt vader Daan .
Terwijl de rest van het Haarlemse appartementencomplex feestend het nieuwe jaar inluidt, staat even na twaalf uur de politie voor de deur bij Marijt. De agenten delen het dramatische nieuws en nemen het gechoqueerde gezin mee naar het bureau. Pas als ze daar de details horen van het incident, dringt pas echt door wat er zojuist is gebeurd. De politie gaat uit van een ongeval (met vermoedelijk illegaal vuurwerk) en opent geen strafrechtelijk onderzoek.
„De agenten vertelden dat hij waarschijnlijk geen pijn heeft geleden”, zegt Daan. „De klap was zo immens dat hij direct overleed.”
Ingepakt hoofd
Als ze thuis komen, zit de huiskamer vol met vrienden van Duncan. De volgende dag zien ze hem voor het eerst in het mortuarium. Zijn hoofd is ingepakt – het gezicht is niet meer toonbaar. Het beeld doet denken aan een mummie. De kist mag mee naar huis. Daar zet de familie een foto voor het ingepakte gezicht. „Een van zijn vrienden was ’s nachts wakker geschrokken van het ingepakte hoofd. Daarom hebben we die foto ervoor gezet”, aldus de vader.
De familie gaat in rouwtherapie en moet ondertussen een uitvaart organiseren. Die wordt drukbezocht, door vrienden van Duncan uit de buurt, maar ook uit België. Hij had ze via het gamen leren kennen. Meerdere vrienden halen herinneringen op voor de microfoon. Een vriend uit de buurt vertelt over de ketting die ze voor elkaar hadden laten maken. „Voor als een van ons plotseling dood gaat”, was het idee van Duncan. „Bro, doe niet zo gek, zei ik nog. We hebben een heel leven voor de boeg.”
Daarna schetst hij hoe Duncan hem steunde toen zijn zus overleed. Hij was er slecht aan toe en dreigde in het criminele milieu te belanden, maar zijn vriend hield hem op het juiste spoor. „Eigenlijk heb je me daarmee in leven gehouden.”
Geen schuld
Duran, die erbij was toen Duncan overleed, komt vlak na het incident nog vaak bij de familie Marijt over de vloer. „Ik sloot dan vaak de kist”, zegt Daan. „Het was te moeilijk voor hem. Ik heb hem op het hart gedrukt dat hij zich nooit schuldig mag voelen. Volgens de politie betrof het een noodlottig ongeval.”
In de eerste maanden na het verlies vond vader Daan het moeilijk om over zijn zoon te praten. Via de politie komt hij in contact met een man die zijn vrouw bij een ongeluk heeft verloren; ze belandde onder een boom. De man adviseert om, hoe moeilijk dat ook is, de confrontatie aan te gaan door vaak terug te gaan naar de plek van het ongeluk.
Daan Marijt volgt het advies op. Sindsdien praat hij meer en vaker over zijn zoon. Hij legt uit dat Duncan niet alleen zorg droeg voor zijn vrienden, maar ook voor zijn broer Melle. „Die is een keer weggelopen op Koningsdag. Dat maakte zoveel indruk op Duncan dat hij hem sindsdien nooit meer uit het oog is verloren. Toen ik in een rolstoel zat en niet kon werken, betaalde Duncan de kapper en nieuwe schoenen voor zijn broertje. Dat zag hij als zijn verantwoordelijkheid.”
Dat kon hij op negentienjarige leeftijd betalen omdat hij drie banen combineerde. Hij bezorgde pizza’s, sushi en pakketjes voor Amazon. Achter het stuur luisterde hij vaak naar Franse hiphop. Zijn favoriete artiest is rapper Moha La Squale. Deze zomer zou hij naar Parijs gaan om de banlieu te bezoeken waar de rapper opgroeide.
Melle zet een nummer op van La Squale, terwijl buiten in het park alweer vuurwerk wordt afgestoken. De familie is niet anders gaan denken over vuurwerk, ondanks het incident. Daan is niet voor een vuurwerkverbod. „Met legaal vuurwerk houden winkels nog controle op wat ze verkopen: ze geven een vuurwerkbril en aansteeklont mee. Als je alles verbiedt, valt dat toezicht ook weg.”
Wel vindt hij dat illegaal vuurwerk moet verdwijnen „Tegenwoordig kunnen ze daarmee complete gevels wegblazen. Kun je nagaan welke impact het kan hebben als iemand het in zijn gezicht krijgt.”
Niemand was er op bedacht, de mokerslag die de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zou uitdelen aan het project Oorlog voor de rechter. De deadline voor de online openstelling van het archief van de strafdossiers van 450.000 ‘verdachte Nederlanders’ in de Tweede Wereldoorlog, zouden vanaf januari 2025 openbaar en online doorzoekbaar zijn. Ook Aleid Wolfsen, bestuursvoorzitter van de AP, rook lange tijd geen onraad. Toch stak hij er vlak voor die deadline een stokje voor. Want de duizenden nog levende personen die in die dossiers voorkomen hebben recht op privacy. Zolang zij nog leven, mag er niet onbeperkt digitaal gesnuffeld worden in de strafdossiers. Op straffe van sancties, was de waarschuwing van Wolfsen aan verantwoordelijk minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, NSC) eind november.
De waarschuwing kwam onverwacht. De voorganger van Bruins, Robbert Dijkgraaf (D66), had het project omarmd en de digitale openstelling was al breed uitgemeten in de media. Ook ambtenaren van de Autoriteit waren al lang op de hoogte. Anderhalf jaar eerder waren zij tijdens een werkbezoek aan het Nationaal Archief uitvoerig geïnformeerd. Nergens gingen alarmbellen af. Wolfsen zelf wist van het project, volgde de berichtgeving erover in de media maar liet zich, naar eigen zeggen, geruststellen. Want het leek allemaal zo zorgvuldig. Er was een ‘ethisch beraad’ van direct betrokkenen (Joodse organisaties, oud-verzetsstrijders en nazaten van toenmalige verdachten) en in de media was er geen wanklank, blikt Wolfsen terug. „Alles leek te getuigen van buitengewoon zorgvuldige voorbereiding, alles leek in lijn met geldende wetgeving.”
Totdat Wolfsen zich afgelopen najaar realiseerde dat het hele archief „zonder één drempel, zonder waarborgen voor de hele wereld toegankelijk zou worden. Een archief met gevoelige persoonsgegevens over strafrechtelijke antecedenten, politieke kleur of seksuele geaardheid. ” Waarna de stekker uit het project getrokken werd. De digitalisering van al die strafdossiers gaat door, de meer dan 50 miljoen pagina’s in het archief worden één voor één gescand. Maar de toegankelijkheid online komt er niet. Wie door de databestanden wil zoeken, móét van de AP een belang kunnen aantonen, nu en in de toekomst.
Een terminal in de studiezaal
Onbelemmerde toegang voor iedereen, was de bedoeling van Oorlog voor de rechter. Daar blijft, na Wolfsens interventie, voorlopig één terminal in de studiezaal van het Nationaal Archief van over. Met als gevolg lange wachtlijsten van nabestaanden, journalisten en wetenschappers, die allemaal een concreet belang moeten aantonen. Daardoor kan het nog jaren duren voordat familieleden van bijvoorbeeld Joodse slachtoffers kunnen nagaan wie hun opa indertijd verraden heeft.
Wolfsen kent die kritiek. Nabestaanden van slachtoffers moeten wat hem betreft toegang krijgen tot hun dossiers. Maar hij houdt toch vast aan de privacybescherming van de levenden in het archief, voormalige verdachten, slachtoffers of getuigen. „Ook als het om tachtig jaar oude dossiers gaat. Je kunt toch niet zeggen: ‘U bent nu 90 jaar oud, uw privacy doet er minder toe?’ En je kunt over een archief van een half miljoen mensen ook niet zeggen: we tillen wat minder zwaar aan die grondrechten, omdat het om zo’n kleine groep gaat op een totaal van een half miljoen mensen.”
U had wel eerder kunnen waarschuwen dat de privacywetgeving op zo’n schaal geschonden zou worden.
„De contacten waren er inderdaad al maart vorig jaar. Toen is ook gesproken over dat digitaliseringsproject en mijn medewerkers waren onder de indruk. Er was ook geen twijfel over dat het digitaliseren heel goed is. Maar een jaar later kwamen er tegelijkertijd meldingen binnen van nabestaanden van verdachten én van mijn eigen medewerkers. Toen is opnieuw contact gezocht met het Nationaal Archief en is er doorgevraagd. Misschien te traag, ook wij hebben te maken met ondercapaciteit. Pas na de zomer kreeg ook ik in de gaten dat er iets goed fout aan het gaan was.”
Was het toen niet meer mogelijk om tot werkbare oplossingen te komen?
„Er lagen bij het Nationaal Archief al stevige interne en externe adviezen. Maar na de zomer bleken onze vragen en zorgen niet aan te slaan. Onze indruk was dat alle betrokkenen moeilijk ‘uit hun groef’ te halen waren. Toen ben ik zelf ook bij die gesprekken geweest. Ik heb toen al gezegd dat het zo niet kon. Maar niemand aan tafel leek zich bewust van de ernst van de situatie. Er volgde een tweede gesprek in november. Maar de rijksarchivaris en de ambtenaren van het ministerie hielden elkaars hand vast. De boodschap was: we gaan tóch doorzetten. Toen heb ik gezegd: ‘We gaan de minister bellen.’”
Lees ook
De oorlogsarchieven gaan open: is goed of fout achteraf vast te stellen?
Waardoor kleinkinderen van NSB’ers straks wel in hun dossiers kunnen, maar die van Joodse slachtoffers niet of nauwelijks.
„Er is ten onrechte de indruk gewekt dat nabestaanden van slachtoffers er straks niets aan hebben. Dat is onzin. Wie een direct belang heeft, moet in beginsel terechtkunnen bij het Nationaal Archief. Ik weet dat nu alles gearchiveerd is op naam van de verdachten. Dus in de papieren dossiers is het onmogelijk om naar slachtoffers te zoeken. Als alles gedigitaliseerd is, kan dat wel. Op naam van je opa, bijvoorbeeld. Of op woonplaats of adres. Dat nabestaanden van slachtoffers dat tot nu toe niet konden, is een technisch probleem, dat heeft niets met privacywetgeving te maken. En die digitalisering wordt niet vertraagd.”
De praktijk is straks anders: één terminal, complexe procedures en lange wachttijden. Waarom weegt het privacybelang van die nog levende ‘verdachten’ zoveel zwaarder dan de zoektocht naar slachtoffers? Wie lijdt er schade bij publiciteit over dossiers van tachtig jaar geleden?
„Er komen in die dossiers namen voor van mensen die nog leven. Mensen die schade kunnen ondervinden als over hen informatie wordt ontsloten door anderen die daar zelf nul belang bij hebben. Dan wordt jouw privacy geschonden, ook al gaat het om tachtig jaar oude dossiers. Maar als je er een belang bij hebt, moet het Nationaal Archief jou kunnen faciliteren om daarnaar te zoeken. Dat is even goed een soort grondrecht. Maar wel met waarborgen omkleed. Ons mandaat houdt pas op als er geen overlevenden meer zijn. Dan gaan we er niet meer over. Tot die tijd moeten er waarborgen zijn voor wie er wel en niet in mogen. Iedereen die leeft, heeft grondrechten. Dat is de kern van de rechtsstaat. Dat belang is onvoldoende in de wet omschreven. Bruins heeft wetgeving aangekondigd die daar wel in voorziet. Daar kun je in regelen dat de toegankelijkheid van deze strafdossiers ruimer is dan die van andere strafdossiers.”
Een project met zo’n maatschappelijke impact waarvoor de wetgeving nu nog geregeld moet worden, is dat niet wrang?
„Technisch is er van alles mogelijk. Ik kan vanuit het buitenland digitaal ook in mijn persoonlijke medische dossier. Die toegankelijkheid moet natuurlijk beter georganiseerd worden dan die ene terminal waar nu sprake van is. In regionale historische archiefcentra, bijvoorbeeld. In bibliotheken, misschien. Mogelijk is er zelfs een voorziening in Israël te realiseren. Er is van alles fout gegaan, alleen al daarom rust er een grote morele plicht op het ministerie en het Nationaal Archief om het voor iedereen die daar recht op heeft, mogelijk te maken om in hun dossiers te kunnen. Daar moet massaal in geïnvesteerd worden. ”
Lees ook
Dé waarheid staat niet in het archief over ‘foute’ landgenoten (opinie)
Blijft de vraag open waarom noodzakelijke wetgeving rondom zo’n gevoelig project niet op tijd geregeld is
„Daar heb ik wel met de minister over gesproken. Die was in eerste instantie ook niet achterdochtig en dacht, net als ik, dat het allemaal wel in orde was. Maar er ligt al drie jaar een gewijzigde Archiefwet in de Tweede Kamer te wachten. Daar moet in geregeld worden wie als belanghebbende in die archieven mag. Alleen heeft niemand daar tot nu toe iets mee gedaan. De minister wil daar zo snel mogelijk mee aan de slag. Ik heb hem toegezegd dat hij van ons per kerende post een reactie krijgt als er om advies wordt gevraagd.”
De vraag blijft waarom er niet veel eerder aan de bel is getrokken en heel veel betrokken op het laatste moment voor het blok worden gezet.
„Ik las het recent verschenen rapport van de staatscommissie van professor Henk Kummeling over de gebroken beloftes van de rechtsstaat. Het rechtsstatelijke besef bij politici en ambtenaren is tanende, is een van zijn conclusies. En dat heeft hier ook een rol gespeeld. Betrokkenen waren zich er onvoldoende van bewust dat er grondrechten in het geding zijn. Wie zich daar niet van bewust is, denkt: ach, het is de Archiefwet en ik weeg zelf een beetje wat wel of niet kan. Maar dat kan hier niet, het gaat hier om rechtsstatelijke afwegingen.”
Of er is een terechte afweging gemaakt tussen het maatschappelijke belang van volledige doorzoekbaarheid van zo’n oud archief en die van nog levende mensen. Met als uitwijkmogelijkheid een gang naar de rechter als iemand zich benadeeld voelt.
„Als wij niet hadden bestaan, was het een zaak voor de rechter geweest. Maar dit is nou precies waar we voor zijn opgericht. Om op voorhand te zeggen: wij nemen het risico en kijken wel wat de rechter daarvan vindt, dat is een heftige route. Dat is als de minister die nareizigers van asielzoekers wil tegenhouden, terwijl dat juridisch niet kan. En het dan toch maar doen en je laten terugfluiten door de rechter. Dat is precies wat bedoeld wordt met dat tanende rechtsstatelijke denken. Als er grondrechten in het geding zijn, kun je niet zeggen: we maken onze eigen afweging en we zien wel wat de rechter ervan vindt.”
Lees ook
Mijn familie was fout in de oorlog. En dat mag nu iedereen weten
‘Ik heb kracht, ik kan nog door. Ik heb kracht, ik kan nog door.” Tijdens haar laatste rondjes op de 5.000 meter herhaalt Joy Beune (25) het zinnetje als een mantra in haar hoofd, terwijl op het rondebord haar voorsprong op Merel Conijn slinkt. Op de streep houdt ze in het klassement nog 0,7 seconden over op de verrassing van het toernooi. Na het wereldkampioenschap van vorig jaar wint Beune nu haar eerste nationale allroundtitel.
Conijn (23) zit ondertussen met een brede lach op haar gezicht op het middenterrein van Thialf. Coach Jillert Anema slaat haar liefkozend op de benen waarmee ze zondag in de voorlaatste rit op de 5.000 meter in 6.48,96 haar derde persoonlijk record van het weekend heeft gereden. Dat Beune haar voorblijft, is ingecalculeerd. „Al had ik toen ik over de finish kwam wel even het idee: het zou zomaar echt kunnen”, zegt Conijn even later.
Voor het toernooi was de verwachting dat titelverdediger Antoinette Rijpma-De Jong en Beune zouden uitmaken wie Nederlands kampioen zou worden, maar op dag één meldde Conijn zich verrassend in de strijd. Waar de concurrentie sprak van zware omstandigheden, leek zij daar geen enkele moeite mee te hebben. Op de 3.000 meter dook ze zaterdag als enige onder de 4 minuten, waarmee ze zich stevig vestigde op de derde plaats in het klassement.
De 1.500 meter werd zondag gewonnen door Beune, die op de slotafstand 7,5 seconden moest verdedigen. Haar 5.000 meter pakte ze klinisch aan, rijdend met het schema van Conijn uit de rit ervoor in haar achterhoofd. Toch durfde ze pas te juichen nadat ze op het rondebord een ‘1’ achter haar naam zag staan. „Ik ben blij dat ik deze titel heb. Het geeft een boost, ik heb het gevoel alsof ik de wereld aan kan”, zei Beune, die eerder deze maand al de aandacht op zich vestigde met een shoot in de Playboy. Nu mag ze over twee weken op voor haar eerste Europese titel.
Botontkalking
Voor Conijn bevestigen haar prestaties opnieuw dat ze terug is aan de Nederlandse top. Drie jaar geleden verraste ze door als grote belofte Nederlands kampioen te worden, maar vervolgens kwam haar ontwikkeling stil te staan. Ze tekende bij de ploeg van Jac Orie en begon aan een nieuw lactosevrij dieet, waarmee ze achteraf gezien te weinig calcium binnenkreeg. Door de botontkalking die vervolgens ontstond mocht ze maandenlang niet schaatsen. „Als het zo lang duurt, begin je wel te twijfelen of je nog terug kan komen op je oude niveau.”
Deze zomer sloot Conijn aan bij Team Zaanlander. „Ik schrok wel even van mijn achterstand. Ik had bijvoorbeeld een jaar amper gefietst. Na tien minuten zei ik tegen mijn ploeggenoten: ‘Joe, ik zie jullie wel bovenop de berg’.” Ook aan het vele skeeleren bij haar nieuwe ploeg moest ze wennen: „Ik lag er na tien minuten af”.
Haar trainer Arjan Samplonius ziet een sterke groei bij Conijn: „We zijn bij de ploeg niet bang een hoop arbeid te verzetten. Het voordeel met Merel is dat zij dat ook leuk vindt, je ziet dat ze daar hartstikke goed op gaat. Als je de trainingen ziet, is het einde van haar ontwikkeling nog niet in zicht”.
Al voor het seizoen merkte Conijn dat ze steeds fitter werd. Na een tweede plek op de 3.000 meter op het wereldbekerkwalificatietoernooi van begin november kon het laatste beetje twijfel overboord. In Thialf kreeg ze dit weekend van Samplonius te horen dat goud erin had gezeten. Vooral over haar rondje in de 33 seconden op de 5.000 meter was onvrede binnen de Zaanlander-staf, omdat ze aan het eind van de race nog flink kon aanzetten. „Het had zeker beter gekund”, beaamde ze. Of ze zichzelf als titelkandidaat ziet voor het EK? „Dan moet ik vooral een hardere 500 meter rijden, dat zou de rest van het toernooi een stuk meer ontspannen maken.”
Bij de mannen was de ontknoping van het allroundtoernooi al net zo spannend als bij de vrouwen. Chris Huizinga leek na dag één op weg naar titelprolongatie, maar na een verprutste 1.500 meter bleek zijn achterstand op Beau Snellink op de 10.000 meter te groot.
Vorm zoek bij Roest
De teleurstellende Patrick Roest was op dat moment al uit het toernooi gestapt. „Het lichaam is op”, zei hij met de nodige frustratie na de 1.500 meter. Door een ontstoken verstandskies liep hij in het voorseizoen een trainingsachterstand op, de vorm is sindsdien ver weg. „Ik ga me nu richten op het NK Afstanden. World Cups? Daar heb ik nu niets te zoeken”.
Lees ook
Na gekwakkel zijn Patrick Roest en Femke Kok weer terug op NK Schaatsen
Femke Kok, ploeggenoot van Roest bij Reggeborgh, besloot de tweede dag van het sprinttoernooi helemaal aan zich voorbij te laten gaan. Ze had op dag één weliswaar de snelste seizoenstijd op de 500 meter gereden (37.39) en stond tweede in het klassement, maar moet na een virusinfectie voorzichtig omgaan met haar lichaam. Trainer Gerard van Velde pleitte voor de camera van de NOS wel voor een aanwijsplaats voor het EK van medio januari. „We hebben duidelijk kunnen zien hoe goed ze was en is”.
Zonder Kok verdedigde Jutta Leerdam eenvoudig haar voorsprong in het klassement. Ze won zondag zowel de 500 als de 1.000 meter. Suzanne Schulting, die dit shorttrackseizoen aan zich voorbij laat gaan na haar enkelbreuk van afgelopen maart, werd tweede. Bij de mannen was Jenning de Boo (20) oppermachtig.