Natuurkundige Frans Saris hielp anderen om de beste keuzes te maken

Frans Willem Saris, die afgelopen zondag na een kort ziekbed op 83-jarige leeftijd overleed, was een visionair fysicus. „We hebben een energieprobleem”, stelde hij al in de jaren tachtig van de vorige eeuw. En verbond daar consequenties aan.

Saris, toen directeur van het Amsterdamse onderzoeksinstituut Amolf, voegde de daad bij het woord. Hij initieerde projecten op het gebied van zonne-energie en duurzame ontwikkeling, fundamenteel onderzoek met maatschappelijke impact. „Jouw proefschrift laat zien dat een wetenschapper zich wel degelijk door maatschappelijke idealen mag en kan laten leiden”, aldus professor Saris in 1985 in zijn laudatio voor zonnecelpionier Wim Sinke.

Veertig jaar later bouwt SolarNL, een consortium van universiteiten en bedrijven, voort op expertise die destijds mede op Amolf is ontwikkeld. Met steun van het Nationaal Groeifonds werkt men aan nieuwe technologie voor de volgende generatie zonnepanelen.

„Frans Saris daagde ons uit boven onszelf uit te stijgen”, zegt Albert Polman, in 1989 bij Saris gepromoveerd. „Hij hielp je de beste keuzes maken, in je onderzoek en bij het uitstippelen van je verdere carrière. Heel genereus.” Van 2006 tot 2013 was Polman Amolf-directeur, nu is hij er groepsleider op het gebied van zonne-energie.

Als instituutsmanager spiegelde Saris zich aan Jacob Kistemaker, oprichter en eerste directeur van Amolf. Als de koffie maar goed is, een gevleugelde uitspraak van Kistemaker, is de titel van een recente bundel ‘verhaaltjes’ over Saris’ leven in het lab. „Saris heeft die Amolf-cultuur, gekenmerkt door wederzijds vertrouwen en persoonlijk welbevinden, alleen maar versterkt”, aldus Polman.

Openheid

Saris studeerde natuurkunde in Amsterdam en promoveerde in 1971 in Leiden bij Kistemaker op röntgenstraling. Op Amolf maakte hij in 1964 zijn opwachting als student-assistent. Van 1986 tot 1996 was hij er directeur. Openheid stond hoog in het vaandel en journalist Jannetje Koelewijn, toen Vrij Nederland, mocht een maand lang op het instituut in de keuken kijken, resulterend in het artikel De promotiefabriek.

Zijn oratie als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, mei 1981, baarde opzien. In Dagboek van een fysicus deed Saris verslag van zijn belevenissen als onderzoeker in Moskou, Amsterdam en Yorktown Heights. Twee jaar na Laboratory Life van Bruno Latour vormde de rede een nieuwe aanval op het beeld van de waardevrije wetenschapper die zich door nieuwsgierigheid laat leiden en louter rationeel opereert.

In 1996 trad Saris aan als directievoorzitter van het ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) in Petten. Dat hield zich naast kernenergie bezig met wind- en zonne-energie. Problemen met de veiligheidscultuur rond het gebruik van de kernreactor brachten hem ertoe op te stappen. Met kernenergie had Saris niets. Overbodig, vond hij, en duurder dan olie en gas, zon of wind. „Waarom zegt de overheid niet: voordat jullie nieuwe kerncentrales bouwen eerst het afvalprobleem oplossen?”

Na zijn vertrek bij het ECN ging Saris op de Universiteit Leiden aan de slag als decaan van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Hij initieerde er de Tinbergenlezing (de eerste in 2004 door Richard Dawkins), wekelijkse This week’s discoveries-lunchlezingen en de eindejaarsboekjes Waar wij trots op zijn.

„Een sterke bestuurder”, zegt Douwe Breimer, toen rector magnificus. „Frans straalde enthousiasme uit, keek over de grenzen van afzonderlijke disciplines en hechtte aan populariseren, aan het bereiken van het grote publiek. Hij was heel direct, had uitgesproken opvattingen en kon ook mensen bruuskeren. Tegelijk was hij zeer benaderbaar, zijn deur stond altijd open.”

Brede visie

In de raad van decanen viel Saris op door zijn brede visie, zegt Breimer. „Bij de nieuwe Faculteit der Kunsten speelde de vraag of je op een uitvoerend werk met toelichtende tekst kon promoveren. In Frans Saris had ik toen een sterk medestander.”

Zelf was Saris liefhebber van moderne muziek. Bij de opening van een ionenbundelfaciliteit op Amolf gaf hij componist en cellist Frances-Marie Uitti opdracht voor een muziekstuk voor ‘cello en twee slaginstrumenten’: sissende en klapperende Van de Graaff-versnellers.

Saris beschikte over een trefzekere pen en met zijn redacteurschap van De Gids, columns in NRC Handelsblad en Het Financieele Dagblad en boeken als Darwins cijferslot (over evolutie) zocht hij de breedte, en mengde hij zich in het maatschappelijk debat. Als afscheidscollege schreef hij in 2007 een toneeltekst met rollen voor Francis Bacon, Einstein, Kafka, Spinoza en anderen. Het leverde een vermakelijke performance op.

Een fysicus experimenteert, zo ook Saris. Toen echtgenote Pien Bertelsmann dementeerde, roerde hij het ‘knuffelhormoon’ oxytocine door haar havermoutpap. Het werkte, vond hij, maar was het een placebo-effect? Pien overleed in 2016.

De laatste jaren deed Saris vooral van zich spreken op het gebied van duurzaamheid. Met kunstenares Ursula Neubauer publiceerde hij boeken over de Surinaamse marrons en het natuur- en woestijnleven in centraal-Namibië. Als overtuigd pacifist woonde hij enige tijd in Costa Rica: een land zonder leger.

Op levensbeschouwelijk terrein herkende Frans Saris zich in het Deus sive Natura van Spinoza: God en de natuur vallen samen. Uit zijn kerstbrief van 2017: „Is Deus sive Natura niet dé manier om het wonderbaarlijke te verwoorden? Het sacrale, het respect en de eerbied voor moeder natuur die bij de 21ste-eeuwse mens, de homo economicus, zo node wordt gemist?”