De zaak
Een Armeniër werkte sinds 2003 als senior onderzoeker in een fabriek in de Armeense hoofdstad Jerevan. De Nairit-fabriek – inmiddels niet meer operationeel – produceerde chemicaliën en was ooit een wereldproducent van synthetisch rubber. Tussen 2006 en 2010 rapporteerde de werknemer herhaaldelijk aan zijn leidinggevende dat er chemisch afval onveilig werd opgeslagen. Zijn waarschuwingen en de oplossing die hij voorstelde, leidden tot niets.
In 2010 verscheen een krantenartikel waarin de werknemer zijn frustraties uitte over zijn werkgever. Vlak daarna werd hij ontslagen vanwege het delen van bedrijfsvertrouwelijke gegevens met het grote publiek.
De ex-werknemer vocht tevergeefs zijn ontslag aan tot aan de hoogste Armeense rechter. Daarna stapte hij naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, waar hij de Armeense staat aansprakelijk stelde.
De uitspraak:
De ex-werknemer krijgt gelijk
De ex-werknemer vindt dat Armenië zijn recht op de vrijheid van meningsuiting, uit artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), geschonden heeft en krijgt gelijk.
Volgens het Europees Hof hebben nationale overheden van landen die het EVRM hebben ondertekend de plicht het verdrag na te leven. Dus ook de nationale rechtbanken in Armenië. De rechtbanken waar de ex-werknemer procedeerde, hadden zijn beroep op de vrijheid van meningsuiting niet beoordeeld. Het Europees Hof vindt dat veel te kort door de bocht. De betrokken Armeense rechters hadden de vrijheid van meningsuiting van de ex-werknemer moeten afwegen tegen de verplichting loyaal te zijn aan de werkgever. Volgens het Europees Hof moet die loyaliteit soms wijken voor een algemeen belang, in dit geval het belang van het grote publiek bij informatie over mogelijke gevaren voor mens en milieu en het belang van een veilige werkomgeving.
Armenië moet de ex-werknemer 4.500 euro aan compensatie betalen.
Het commentaar
Ruben van Arkel, arbeidsrechtadvocaat bij Sparkel advocatuur & mediation, behandelt steeds vaker zaken over de vrijheid van meningsuiting. „Dat komt onder andere door de toenemende polarisatie in de samenleving, die je terugziet op de werkvloer”, vertelt hij. Deze Armeense zaak illustreert hoe het Europees Hof over dit soort zaken oordeelt.
Het uitgangspunt is dat de werknemer het recht heeft zijn mening te uiten. Tegelijkertijd wordt van de werknemer een zekere loyaliteit tegenover de werkgever verwacht. Of de werkgever mag ingrijpen in de uitingsvrijheid van werknemers, hangt af van criteria die het Europees Hof in 2019 heeft vastgesteld. Die betreffen de manier waarop de mening is geuit en het belang ervan, het motief van de werknemer, de schade voor de werkgever en de zwaarte van de aan de werknemer opgelegde sanctie. Werkgevers moeten met al die factoren rekening houden.
In de Nederlandse rechtspraak zijn er genoeg voorbeelden van zaken waar de toetsingscriteria van het Europees Hof zijn toegepast. Zo liet het gerechtshof in Den Haag onlangs het ontslag van een docent-assistent bij een middelbare school in Dordrecht in stand. Op Paarse Vrijdag, een jaarlijkse actiedag waarop leerlingen solidariteit met lhbtqia’ers kunnen tonen, had de docent-assistent onder andere vanwege zijn geloofsovertuiging een spuugbeweging gemaakt naar de regenboogvlag en gezegd dat de Bijbel homoseksuelen als ‘ziek’ beschouwt. De manier waarop hij zijn mening uitte, ging te ver.
Ook de werkgever kan te ver gaan, blijkt uit een zaak bij de Rotterdamse kantonrechter, begin dit jaar. Een senior salesspecialist plaatste in oktober 2023 berichten op LinkedIn over Israël en Hamas. Dat ging tegen de zakelijke belangen van de werkgever in, wiens grootste opdrachtgever de Amerikaanse overheid was. De werkgever ging de fout in door een voorstel voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst te doen. Dat was een veel te zware sanctie, oordeelde de kantonrechter.
Al doet deze Armeense zaak anders vermoeden, het Europees Hof merkt de ex-werknemer niet expliciet als klokkenluider aan. Ook in klokkenluiderszaken worden werknemers beschermd door de vrijheid van meningsuiting, maar past het Europees Hof iets andere criteria toe. Van Arkel: „Daarnaast is er bescherming onder een nieuwe Nederlandse klokkenluiderswet.” Die regelt onder meer dat als een werknemer wordt benadeeld rondom een klokkenluidersmelding, de werkgever moet bewijzen dat de benadeling niet het gevolg is van de melding.
De vraag wat nu precies wel en niet mag, is uiteindelijk niet zo ingewikkeld, vindt Van Arkel: „Het is een kwestie van gezond verstand. Zolang de werknemer en werkgever zich redelijk opstellen, gaat het goed.” In de Armeense zaak stelde de werknemer zijn zorgen herhaaldelijk intern aan de kaak, maar werd hij genegeerd. Van Arkel: „Dan heeft de werknemer meer ruimte om naar buiten te treden met zijn mening.”
Uitspraak: Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 8 oktober 2024, ECLI:CE:ECHR:2024:1008JUD004167512
Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten.