N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Muziek
Vioolfestival De ‘Nacht van de Viool’ is een nieuw festival dat wil laten zien dat de viool lang niet alleen door klassieke musici wordt bespeeld. Met een losse sfeer en een rijk en divers aanbod voor een gemixt publiek slaagt het festival daar dik in.
Van een nacht kon je niet echt spreken, vrijdag, tijdens de eerste ‘Festival Nacht van de Viool’ in TivoliVredenburg in Utrecht. Niet zoals de Nacht van de Poëzie en de Museumnacht, die tot in late uurtjes doorgaan. De Nacht van de viool duurt braaf tot kwart over 12.
Een echt festival is het wel, met zo’n 650 bezoekers die over de bovenverdiepingen van TivoliVredenburg scharrelen vol keuzestress door het overlappende blokkenschema vol violisten in alle muziekstijlen. In de Hertz-zaal spelen in hun genre vermaarde vioolmastodonten: de Ierse fiddler Frankie Gavin en de Hongaarse zigeuner-violist Roby Lakatos, beiden over hun hoogtepunt heen, maar niet minder bijzonder om te horen. Allebei moeten wennen aan het brave Nederlandse luisterpubliek. Één dappere man roept ‘JIP!’, één meisje danst tappend de zaal uit, maar de rest van de goedgevulde zaal luistert ademloos naar de vliegensvlugge nootjes bedoeld om bij te feesten en te dansen. Alsof je kinnewrijvend van waardering naar carnavalsmuziek zou luisteren. Gelukkig barst het na elke laatste noot los.
De kleinere zaaltjes bovenin TivoliVredenburg zijn ook met stoeltjes gevuld, maar hier komt het publiek losser. Violist Moniek de Leeuw speelt aanstekelijke Amerikaanse fiddle-muziek, en laat een mandje met shakers, rondgaan, voor wie mee wil musiceren. Anan Al-Kadamani betovert met uiterst fijnzinnig gespeelde Arabische en Midden-Oosterse improvisaties, en Shauntell Baumgard is in haar element in onversneden jazz versus Surinaamse-Urban-tango. Alle drie hebben verschrikkelijk goede bandleden.
Wie vlug loopt hoort in de aangrenzende zaal ook nog Indiase vioolmuziek door Lenneke van Staalen, Andalusische vioolmuziek door Abderrahim Semlali en klassiek, jazz, hiphop en soul van Yannick Hiwat. Isabelle van Keulen en Merel Vercammen zorgen voor een klassieker aandeel. In het publiek zijn opvallend veel ouders met tieners en twintigers.
In ‘The Pit’ is twee keer een ‘Paganini battle’, waar, afgekeken van de hiphop-scene, met de muziek van Paganini gebattled wordt tussen twee prijswinnaars van het Nationaal Vioolconcours. Schijnt, want het is zo populair dat ‘The Pit’ moet worden afgesloten.
Democratisering van de viool
Festivals als deze schieten de laatste jaren als paddestoelen uit de grond. Niet allemaal voegen ze iets wezenlijks toe, behalve op lokaal niveau en simpelweg omdat: hoe meer festivals hoe leuker. De Nacht van de Viool daarentegen heeft een duidelijk doel: de democratisering van de viool als instrument van veel meer muziekstijlen dan alleen klassiek. Dat lukt. Je ziet niet vaak een festival dat zo strak in de roos schiet: het is laagdrempelig, de sfeer is los, het publiek is jong en oud en het muzikale aanbod is kwalitatief hoog en divers. De viool is geen louter klassiek instrument, bewijst al dat talent, en dat is het ook nooit geweest, laten de fiddle- en volksmuziekmastodonten horen.
Organisator Aart-Jan van de Pol doet er een slimme manoeuvre mee: als directeur van Het Nationaal Vioolconcours, vooral bekend van de prestigieuze Oscar Back Prijs, aast hij al langer op de diversifiëring van de van oudsher op klassieke muziek gerichte vioolwedstrijd. Het concours riep vorig jaar ‘Jonge Makers Prijs’ voor andere muziekgenres in het leven (prijzengeld: €1.500, versus €12.000 voor de Oscar Back), maar in de Nacht van de Viool zijn grotere plannen te lezen. „Aan de Oscar Back Prijs moet niets veranderen”, zegt Van de Pol daarover desgevraagd. „Om relevant te blijven moet het vioolconcours breder.” Met de Nacht van de Viool zet hij sceptici op voorhand effectief schaakmat.
Muzikale communicatie
Op het afsluitconcert improviseert Curator en jazz- en folkviolist Tim Kliphuis met de vioolnachtartiesten. Dat wordt met de broze Frankie Gavin ontroerend, en met de parmantige Roby Lakatos een feest van hartverwarmend speelplezier, verbluffend detaillistisch spel en onnavolgbare muzikale communicatie. Aan het einde trekt Kliphuis álle achttien musici het podium op voor een gezamenlijk ‘we zien wel hoe het loopt’. Om beurten wijst Kliphuis iedereen een solo toe ter bezegeling van het festival-slagen: zoveel violen, met meesterschap bespeeld, en geen twee klinken er hetzelfde.
Lees ook: ‘Oskar Back Prijs voor violiste Isobel Warmelink’
Bekijk een overzicht van onze recensies over klassiek