Naald en draad kunnen een instrument van verzet zijn, toont sensationele textiel-expo in het Stedelijk

De kastdeur zwaaide open, en daar stond ze: mijn moeder, in haar versleten lila vest van katoen, want wol kriebelde zo. Een keurig gestreken zakdoek propte ze in de mouw van haar vest. Mijn moeder is dood, maar het opruimen van haar klerenkast was van alle spullen die mijn broer, zus en ik dit jaar opruimden, het zwaarst. Want ze zat niet meer bij ons, achter de koektrommel in de woonkamer, op haar bed in de slaapkamer. Ze was wel in die klerenkast.

Iedereen die een dierbare verliest, weet dat de kleren het verdrietigste onderdeel zijn van de klus die ‘leegruimen’ heet. Sommige nabestaanden kunnen het niet, nooit. Ze openen de deur van de klerenkast, ze voelen, ruiken – hallo, blijf bij me, voor altijd. Anderen doen het moeilijkste als eerste: hup, meteen alles weg.

De Amerikaanse kunstenaar Kevin Beasley (1985), nu te zien op de sensationele groepstentoonstelling ‘Unravel’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam, maakt van de spirituele betekenis van textiel zijn handschrift. Zijn grootmoeder en overgrootmoeder kochten hun kleren graag in Harlem (New York), bij een winkel met snoepkleurige sjaals, huis-, tuin en keukenschorten, kaftans en zijdezachte haarbanden. Nog steeds loopt Beasley die winkel in Harlem binnen en koopt hij wat zijn grootmoeder en overgrootmoeder mooi hadden kunnen vinden. Van die stoffen maakt de kunstenaar sinds 2015, zoals hij het noemt, ghost sculptures. Hij drapeert de stoffen rond ballen van piepschuim, giet kunsthars over de stof, wacht tot het hars bijna droog is en haalt dan de ballen weg.

Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.
Borduurwerk op katoen van LJ Roberts, Frederick Weston uit 2018.

Foto’s: Courtesy kunstenaar, Pilar Corrias, Londen, en Galerie Eva Presenhuber, Zürich/Wenen

Wandmeubel met geluid

Het resultaat is Phasing (Flow) uit 2017, nu te zien in het Stedelijk. Phasing is een wandmeubel met geluid. Het is een soort kapstok waar sjaals lekker slordig aan zijn opgehangen. Die slordigheid is slechts illusie: de stof kan niet meer bewegen maar is gestold in het hars. De leegte die de sjaals omhullen, lijkt op een menselijke vorm: een oma, een moeder, een geest – dol op bloemetjes en de kleuren rood, blauw, roze en mosterdgeel. Hallo, ga niet weg, fluistert Beasley.

Unravel is een ambitieus samenwerkingsverband met The Barbican in Londen, waar de tentoonstelling eerder dit jaar was te zien. Een kleine honderd werken van zo’n vijftig internationale kunstenaars zijn samengebracht in de kelder van het Stedelijk. Alle kunstenaars gebruiken textiel als medium, maar zijn niet per se textielkunstenaars – een term die lange tijd in de kunstwereld als minderwaardig, want met vrouwelijkheid en huisvlijt werd geassocieerd. Die tijd is gelukkig voorbij, zo laat Unravel (niet voor het eerst overigens) zien.

Al in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kozen avant-gardistische kunstenaars als Magdalena Abakanowicz, Judy Chicago, Cecilia Vicuña en Sheila Hicks voor textiel. Met een heldere klaroenstoot ontdeden ze textiel van z’n tuttigheid. Deze vier ‘oermoeders’ zijn aanwezig in het Stedelijk met monumentale, fragiele confronterende en abstracte werken. De oudste deelnemer aan de tentoonstelling is de Zweedse Hannah Ryggen (1894-1970), die in 1966 met wol en linnen een niet zo heel opzienbarend anti-Vietnam-protest maakt (Blood in the Grass). De jongste is de autodidactische Tau Lewis (1993).

Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.
Foto John Wilson White
Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.
Foto Dag Fosse

Transnationaal

Met de keuze voor Ryggen worden ook de selectiecriteria van de tentoonstelling duidelijk: die zijn politiek. Dit betekent dat bijvoorbeeld de grote weefsters van Bauhaus (Anni Albers) schitteren door afwezigheid. Te abstract? Te weinig de-koloniaal? De tentoonstelling is daarnaast ‘transnationaal’ van opzet. Dit betekent in het Stedelijk dat Nederlandse of in Nederland werkende kunstenaars zo goed als afwezig zijn. Mercedes Azpilicueta, Mounira El Solh en duo Anthonio Guzman & Iva Jankovic – behalve Jankovic allemaal van de Rijksakademie afkomstig – zijn vertegenwoordigd. Maar waarom geeft het Stedelijk ook niet een zaal aan het hoge potentieel van minder bekende, Nederlandse namen? Denk aan Karin van Dam, Joyce Overheul, Afra Eisma, Preta Wolzak, Lidy Jacobs, Bas Koster.

De ‘subversieve steek’, vrij naar de in 2010 overleden feministische kunsthistorica Roszika Parker, is leidmotief. Dat een naald, een draad, een stuk touw, een borduurwerk instrument van verzet kunnen zijn, toont Unravel op alle mogelijke manieren – verhalend, grimmig, gewelddadig, zacht en fluffy, spiritueel en poëtisch. Om dit koor aan stemmen enigszins te temmen, is er een grove indeling in thema’s gemaakt. Die thema’s kunnen overlappen. Je mag ze ook loslaten.

In ‘Grensgebieden’ onderzoekt de Sri Lankese T. Vinoja (1991) het trauma van haar door oorlog geteisterde vaderland aan de hand van de schitterende, geborduurde en sterk geabstraheerde luchtkaarten Bunker & Border en The Day (beide uit 2021). Op geen van de twee werken is in één oogopslag te zien wat ze voorstellen, dat maakt ze juist zo aangrijpend, omdat een oorlog voor wie er buiten staat niet te bevatten is.

Tau Lewis’ The Coral Reef Preservation Society uit 2019 van gerecyclede stoffen en schelpen.
Foto Tau Lewis/Night Gallery (LA)

Allerlei pluimage

Onder het thema ‘Voorouderlijke draden’ zijn kunstenaars van allerlei pluimage verenigd. Niet alleen Beasley, ook de zacht wapperende, oude kennis overbrengende knoopwerken van ongesponnen wol van Cecilia Vicuña (1948) en de serene weefwerken van de Amerikaanse Leonore Tawney (1907-2007). Ook hangt hier een van vele ontdekkingen op Unravel: Tau Lewis (1993).

Geboren in Toronto maar met wortels in Jamaica, toont Lewis een wandtapijt van geappliqueerde stoffen waar schelpjes in zijn verwerkt. De ondergrond van The Coral Reef Preservation Society (2019) bestaat uit schots en scheve vierkantjes, rechthoeken en organische vormen. Alles is grof gestikt, technische perfectie is niet het doel. Vanaf deze ondergrond doemen onderwaterdieren en delen van zwarte mensen op. Een hoofd gaat schuil achter de rug van een reuzenrog, een wijd uitgespreide hand streelt een hamerhaai. Lewis is net als kunstenaar Ellen Gallagher gefascineerd door de mogelijk poëtische kant van de bittere Transatlantic Journey, de tocht die tot slaaf gemaakten van Afrika naar Zuid- en Noord-Amerika maakten en waarbij circa twee miljoen mensen omkwamen.

Lewis geeft ze een graf en een nieuw bestaan tussen de rijkdom van de koraalriffen, die net zo bedreigd wordt in het bestaan als zwarte mensen. Het is science-fiction, het is geschiedenis, het is nu. Al die tijden komen bij elkaar gekomen in stukjes stof en schelpen – schijnbaar neutraal maar vol betekenis.