De zaak
Een stel kocht een huis in 2008, midden in de kredietcrisis. Eén was makelaar, de ander salesmanager. Nationale-Nederlanden verstrekte een hypotheeklening van 405.000 euro met 30 jaar looptijd. De executiewaarde lag op 324.000 euro.
In 2010 kreeg het tweetal betalingsproblemen. Eén van hen had het dienstverband beëindigd en was een onderneming begonnen, maar redde het niet. In 2016 werd de woning via een executieveiling verkocht. De twee bleven achter met een restschuld van bijna 220.000 euro.
Het stel vindt nu dat Nationale-Nederlanden verkeerd heeft gehandeld: de financiële dienstverlener wist, of had moeten weten, dat zijn klanten de woonlasten niet konden betalen. Daarom eisen ze dat Nationale-Nederlanden aansprakelijk is en hun schade vergoedt.
Nationale-Nederlanden is het daar niet mee eens. In de offerte had de financiële dienstverlener gemeld dat de lasten hoger waren dan de standaardnormen, en gewaarschuwd voor mogelijke betalingsproblemen, met eventuele gedwongen verkoop van de woning tot gevolg.
De uitspraak: Wel aansprakelijk
Volgens de rechtbank lijkt het er niet op dat het stel bij afsluiting van de hypotheek wist dat de woonlasten te hoog zouden uitvallen. En de betalingsproblemen daarna maakten nog niet duidelijk dat de twee te veel leenden. Daarbij merkt de rechtbank op dat het voor leken niet eenvoudig is om te begrijpen wanneer sprake is van overcreditering.
Nationale-Nederlanden is de fout ingegaan, blijkt dan. De rechtbank wijst op de bijzondere zorgplicht van banken vanuit hun maatschappelijke functie, die onder andere betekent dat zij consumenten moeten beschermen tegen hun eigen ondeskundigheid. In dit geval had de financiële dienstverlener de omstandigheden van zijn klanten beter moeten onderzoeken. Een gezin met vier kinderen, van wie één gehandicapt, leidt tot hogere kosten in het levensonderhoud. De ouders hadden ieder een tijdelijk arbeidscontract en kwamen uit een sociale huurwoning. Verder was de financiering met 125 procent van de executiewaarde hoog. De waarschuwing van Nationale-Nederlanden weegt daar onvoldoende tegenop, vindt de rechtbank.
Als Nationale-Nederlanden goed onderzoek had gedaan, had het volgens de rechtbank ingezien dat sprake was van overcreditering. Daarbij speelde mee dat de hypotheek onderdeel was van een pakket met een beleggingsproduct, wat het risico op restschuld vergrootte. Ook vanwege de kredietcrisis had de bank voorzichtiger moeten zijn. Nationale-Nederlanden had de hypotheek dus moeten weigeren. Over de schadevergoeding laat de rechtbank zich nog niet uit, die wordt in een aparte procedure vastgesteld.
Het commentaar
„Dat de rechtbank vindt dat Nationale-Nederlanden de hypotheek had moeten weigeren, is nieuw”, zegt Olha Cherednychenko, hoogleraar Europees privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het Groningen Centre for European Financial Services Law. Volgens de hoogleraar past de Hoge Raad de weigeringsplicht alleen in uitzonderlijke gevallen toe. „Dat gebeurt normaal gesproken alleen bij heel risicovolle producten, zoals opties.”
Volgens Cherednychenko stond de Hoge Raad in 2017 al eens voor de vraag of een hypotheek vanwege overcreditering geweigerd had moeten worden, destijds door de SNS-bank. De hoogste civiele rechter vond een waarschuwing aan de klant toen voldoende. „De uiteindelijke keus om wel of geen hypotheek aan te gaan, was aan de consument”, aldus Cherednychenko.
Nu kiest de rechtbank ervoor wél die weigeringsplicht aan te nemen, ondanks de waarschuwing door Nationale-Nederlanden. Daarvoor baseert de rechtbank zich onder andere op het verbod in de Wet financieel toezicht om een lening te verstrekken als dat onverantwoord is vanwege overcreditering. Die wet trad in 2007 in werking en dus vóórdat Nationale-Nederlanden de hypotheek verstrekte. In de SNS-zaak ging het om gebeurtenissen in de periode 1999-2003, dus eerder.
Volgens Cherednychenko is het toch de vraag of de Hoge Raad de rechtbank zou volgen, mocht deze zaak daar nog komen. „De weigeringsplicht bij een hypotheek valt niet te rijmen met de benadering van de Hoge Raad die zo’n vergaande beperking van de contractsvrijheid alleen bij heel risicovolle producten aanneemt. Daarnaast had de Hoge Raad in de SNS-zaak ook al kunnen oordelen dat de bank de hypotheek had moeten weigeren, omdat een civiele rechter zelf invulling geeft aan de zorgplicht, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Toch koos de Hoge Raad daar niet voor.”
Cherednychenko: „Het zal daarom interessant zijn om te zien of deze uitspraak tot de Hoge Raad komt. Als die ook tot de conclusie komt dat Nationale-Nederlanden de hypotheek had moeten weigeren, kunnen we vaker te maken krijgen met particuliere klanten die banken en andere kredietverleners aansprakelijk stellen voor een hypotheek die geweigerd had moeten worden.”
Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten.