Je moet ervan houden natuurlijk, maar voor sommige nerds is de publicatie van de langjarige reeksen van het Centraal Planbureau een klein hoogtepunt. En zeker nu. Het kabinet-Schoof staat aan het begin van een termijn van – in principe – vier jaar. En hoewel in de Miljoenennota 2025 die dinsdag werd gepresenteerd al veel verwachtingen staan voor de periode 2025-2028, zijn de langjarige reeksen van het CPB de échte snoepwinkel, vol details. Hoewel vrijwel alle andere stukken al sinds vrijdag bekend waren, werden de reeksen pas op Prinsjesmiddag zelf daaraan toegevoegd. En ze stelden niet teleur.
Om uit te vinden wat het karakter is van een kabinet, kan het goed zijn naar een belangrijk cijfer te kijken: de overheidsuitgaven als percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Dit geeft een indicatie van de ‘omvang’ van de overheid in de economie.
De geschiedenis van de relatieve overheidsuitgaven (dus ten opzichte van het bbp) is tegelijk een politieke geschiedenis. De jaren tachtig begonnen met een topzware staat, die eerst door de kabinetten-Lubbers werd afgeslankt en vervolgens door de paarse kabinetten in de jaren negentig verder op dieet werd gezet. Pas tijdens de financiële crisis van 2009 nam de rol van de overheid weer toe, door grootscheepse economische steun en nationalisaties van wankelende banken en verzekeraars.
Daarna is de erfenis van vier kabinetten-Rutte goed te zien. Hoewel de coronacrisis tijdelijk roet in het eten gooide, is de invloed van veertien jaar liberaal getint beleid goed terug te zien in de overheidsuitgaven. Die daalden tot wat vóór de financiële crisis gebruikelijk was geworden. Maar, verrassend, onder het kabinet-Schoof geven de langjarige reeksen van het CPB nu aan dat de rol van de staat de eerstvolgende vier jaar weer groeit: van 43,3 procent in 2023 naar 45,5 procent in 2028. En dat is dan, financiële crisis en de pandemie daargelaten, het hoogste percentage sinds 1998.
Hier is het allemaal te zien:
Is het erg, een grotere rol voor de staat? Dat is een kwestie van voorkeur en traditie. Hoe groot is de staat, hoeveel kost hij aan consumptie, investeringen en ambtenaren? Hoeveel geld wordt rondgepompt tussen belasting- en premieheffing (in) en sociale zekerheid (uit)? Hoeveel geld is er voor defensie? En ga zo maar door.
Tussen landen bestaan dan ook flinke verschillen. Er zijn er met een ‘etatistische’ traditie, zoals Frankrijk. Dat land zit doorgaans ergens rond de 55 procent aan overheidsuitgaven van het bbp – en staat vaak bovenaan de lijst. Maar ook veel andere Europese landen zitten aan de hoge kant. Het zogenoemde Rijnlandse model van een gemengde economie (staat en markt) voert hier de boventoon.
Daar tegenover staat de Angelsaksische traditie, met een relatief kleine rol van de staat in de economie. Daar horen, uiteraard, de Verenigde Staten bij, maar ook het Verenigd Koninkrijk en gemenebestlanden als Australië, Nieuw-Zeeland en Canada.
Nederland zit een beetje tussen deze scholen in. Zoals wel vaker: ons land was altijd wat meer Atlantisch georiënteerd dan de rest van het continent, trok in het verleden in Europa vaak op met het Verenigd Koninkrijk, waarbij het accent eerder lag op grotere handelsvrijheid binnen de EU dan per se op verdieping van het Europese project.
Dat onder het kabinet-Schoof nu de rol van de overheid weer wat meer naar het Rijnlandse model opschuift, is misschien geen bewuste keuze, maar het resultaat van het beleid dat het kabinet-Schoof voornemens is. Vooral het scherp aan de wind varen met de begroting, waarbij de tekorten langs de bovengrens van 3 procent van het bbp scheren – en in 2026 eroverheen – maakt extra hoge bestedingen mogelijk, die op hun beurt weer het aandeel van de overheid in het bbp opschroeven. En dat houdt weer in dat, als de begroting toch wat meer uit de hand mocht lopen, de rol van de overheid in de economie nog wat verder oploopt. Hoewel, meer uitgaven kunnen ook leiden tot een wat hoger bbp, hetgeen het effect weer neutraliseert.
Tot slot: hebben landen met een grotere rol voor de staat ook een hogere staatsschuld? Dat is zeker geen gegeven. Begrotingsdiscipline hangt er in ieder geval niet mee samen. De Verenigde Staten, met hun relatief kleine staat, stevenen af op begrotingstekorten van rond de 7 procent tot aan de horizon. Maar in het grootstatelijke Frankrijk maakte de nieuwe premier Barnier vorige week nog bekend rekening te houden met een begrotingstekort van liefst 5,6 procent – vér boven de Europese norm van 3 procent.
Voor staatsschulden geldt dat er geen enkele samenhang is met de omvang van de overheidsuitgaven. Italië: grote overheid, enorme staatsschuld. De VS: kleine overheid, met een staatsschuld die nu ver boven het Europese gemiddelde ligt.
Hieronder zie je hoe de twee grootheden niets met elkaar te maken. Zoals gezegd: de rol van de staat is vooral een kwestie van cultuur. En Nederland verschuift van de Atlantische sfeer naar die van het continent.