N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Tsjaad Weerstand tegen de aanwezigheid van Franse troepen in de Sahel leidde tot hun gedwongen vertrek uit Mali en Burkina Faso. Een soortgelijk scenario lijkt Frankrijk in Tsjaad koste wat kost te willen voorkomen.
Waar de ingang van de Franse basis is? De straatverkoper en zijn klant, een jongen op een scooter, wijzen tegelijkertijd de weg uit. Nog iets doorrijden, dan naar rechts. Het is middag in Ndjamena, Tsjaads uitgerekte hoofdstad, en de straten zijn vol. Behalve voor wie die ene afslag neemt en op barricades en slagbomen stuit. Kosseï, de naam van de basis, staat in grote letters op een toegangsbord. In de verte wapperen een Franse en Tsjadische vlag naast elkaar in de lucht.
„Het is niet ónze basis.” Generaal Géraud Laborie, gekleed in een beige pilotenpak met bijpassende zonnebril, benadrukt het stellig als hij even later voorgaat over het hete asfalt naar de metershoge hangar waarin twee Franse Mirage-gevechtsvliegtuigen staan. Aan een derde wordt verderop gesleuteld. Dit, zegt Laborie, is een gedeelde basis. „Van ons én van de Tsjadiërs.”
Laborie kiest zijn woorden zorgvuldig, want de aanwezigheid van zo’n duizend Franse soldaten in oud-kolonie Tsjaad ligt gevoelig. Onlangs nog gingen er op sociale media wilde geruchten rond, toen er beelden verschenen van gepantserde Franse legervoertuigen die vanuit Ndjamena naar het zuiden trokken, naar de grens met de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). „Hun doel: een aanval op CAR? We zullen erachter komen!”, twitterde een bekende journalist naar zijn vierduizend volgers.
Lees ook: ‘De VN moeten niet pas een missie naar Tsjaad sturen als de oorlog is uitgebroken’
„Mensen met slechte bedoelingen proberen de bevolking bang te maken”, reageerde een Franse militair daags erna tegenover lokale media, waarbij hij uitlegde dat zijn mannen, op verzoek van het Tsjadische leger, slechts hadden geholpen om een nieuwe grenspost te installeren. „We hebben niet de wens om de Centraal-Afrikaanse Republiek te destabiliseren of rebellen te bestrijden.”
Het wantrouwen komt niet uit het niets. Al maanden gonst het in Tsjaad van de geruchten over een op handen zijnde rebellie vanuit het zuiden, gericht tegen het bewind van president Mahamat Idriss Déby Itno. Als het zover komt, weet Déby dat hij op Parijs kan rekenen. Met het ene na het andere land in de Sahel dat hen de deur wijst, willen de Fransen hun trouwe bondgenoot extra graag behouden.
Gevoelig
Met vrijwel geen enkele voormalige kolonie was, en is, Frankrijks band zo innig als met Tsjaad. Het olierijke woestijnland, strategisch gelegen in het hart van Afrika, werd in 1960 onafhankelijk, maar weg gingen de Fransen nooit. Vooral hun militairen niet.
Hun aanwezigheid begint zich nu te wreken. Net als onlangs in Mali en Burkina Faso verzetten ook in Tsjaad bewoners en een nieuwe generatie politici zich fel tegen wat zij zien als een overblijfsel van Françafrique: het beleid waarmee Parijs decennialang veelal autocratische leiders in oud-koloniën aan de macht hield, vaak met militaire steun, als op die manier de eigen economische en geopolitieke belangen veilig bleven.
Deels gebeurde dat onzichtbaar, achter gesloten deuren. Maar er zijn ook harde bewijzen: de militaire bases, van Gabon tot Tsjaad, die tot op de dag van vandaag bestaan.
Lees ook: Ook uit Burkina Faso moeten Franse militairen vertrekken
„Françafrique is iets van het verleden”, bezwoer de Franse president Emmanuel Macron eerder dit jaar, toen hij een „heroriëntatie” aankondigde van zijn troepenmacht in voormalige Afrikaanse kolonies. Kort daarna beklaagde hij zich, tijdens een bezoek aan Gabon, over de twijfels aan zijn woorden. „Het lijkt alsof de mentaliteiten niet in hetzelfde tempo evolueren wanneer ik lees, hoor en zie dat er aan Frankrijk nog steeds intenties worden toegeschreven die het niet langer heeft.”
Vindt hij het gek, zegt Rémi Carayol, auteur van het boek Le mirage sahélien (De luchtspiegeling van de Sahel), over Franse militaire missies in de regio. Volgens Carayol zijn Macrons aangekondigde veranderingen – minder Franse soldaten op het continent, de militaire bases voortaan ‘gezamenlijk’ beheren – vooral cosmetisch. „Er is geen verandering in de algemene opvatting over wat Frankrijk in de regio zou moeten doen.” De basis in Ndjamena is daarvan de „perfecte illustratie”, aldus de Franse journalist.
De Kosseï-basis werd in 1939 door de Franse luchtmacht gebouwd en fungeerde sindsdien als lanceerpunt voor tal van interventies. In Tsjaad, maar ook elders. Maar in de laatste jaren was zij vooral het hoofdkwartier van Barkhane, Frankrijks anti-terreurmissie in de Sahel en vooral in Mali. Die missie kwam in november noodgedwongen ten einde, nadat Macron op ramkoers was komen te liggen met militairen die de macht in het land grepen. Een deel van de Franse troepen die in Mali hadden gevochten werd naar Niger verplaatst, evenals het nodige materieel. Een ander deel voegde zich bij collega’s in Tsjaad.
Lees ook: Luitenant-generaal Kees Matthijssen: ‘We kunnen onze handen niet van Mali aftrekken’
„Als Macron echt een statement had willen maken, had hij aangekondigd deze basis te sluiten”, zegt Carayol. „Want met welke redenen is het Franse leger nu nog in Tsjaad aanwezig?” Anders dan voor Niger vormen jihadisten (nog) geen grote bedreiging voor Tsjaad. Het land worstelt vooral met interne conflicten. Uiteindelijk gaat het om belangen, zegt de journalist. „Tsjaad is Frankrijks vliegdekschip in de woestijn en is cruciaal voor haar strategie in West- en Centraal-Afrika.”
Naamloos
In een kamer met leren banken, waarop zijn collega’s van de communicatieafdeling meeluisteren, wil generaal Bruno Baratz iets nuanceren. „We zijn hier op verzoek van de autoriteiten, net als in Niger. Als zij op een dag zeggen dat ze onze hulp niet meer nodig hebben, dan zijn we weg.” Maar, zegt Baratz ook, stabiliteit in de door conflict geplaagde Sahel is óók voor Europa van belang. „Zoals de Afrikanen zeggen: als de hut van de buren in brand staat, dan kun je daar maar beter interesse in tonen, voordat ook die van jou in brand vliegt.”
Baratz ontvangt in het kantoorgebouw op de basis in Ndjamena, waar bezoekers langs een muur vol portretten lopen van Franse soldaten die de afgelopen tien jaar omkwamen in de Sahel. Het zijn er 58 in totaal. De generaal, met een vriendelijke, zachte stem, kreeg afgelopen zomer de leiding over Barkhane. Twee weken later trokken de laatste Franse militairen zich terug uit Mali. Het is nu zijn taak om de transformatie van hun missies in de Sahel te overzien, vertelt Baratz.
Missies die, sinds het einde van Barkhane, geen naam meer hebben. Expres, legt de generaal uit. „We zitten nu in een heel andere logica. Barkhane was een Franse operatie. Nu ondersteunen we die van anderen. Van de Nigerezen, de Tsjadiërs. We helpen met trainingen, voorzien hen van inlichtingen, bieden luchtsteun.” In Mali waren ze daar al een beetje mee begonnen, zegt Baratz. „Maar dat hebben we misschien onvoldoende uitgelegd of laten zien aan de Malinezen.”
Daar werden de Franse troepen, sinds 2013 in het land aanwezig om aan Al-Qaida en IS gelieerde groepen te bestrijden, op het eind vooral gezien als ‘bezetters’. Onder luid gejuich werden ze vorig jaar ingeruild voor Russische huurlingen van de omstreden Wagnergroep. Net zoals eerder al in de Centraal-Afrikaanse Republiek gebeurde. Gezegd wordt dat de militairen die vorig jaar in Burkina Faso de macht grepen een soortgelijk scenario overwegen.
Vandaar, zeggen deskundigen, dat het Élysée zich vastklampt aan Déby. Zoals het dat ook deed bij diens vader: de generaal Idriss Déby, die Tsjaad dertig jaar met harde hand regeerde. Meermaals kwamen de Franse militairen in actie toen rebellen Déby dreigden af te zetten. In ruil werd Déby de belangrijkste regionale bondgenoot voor de Fransen in hun antiterreuroperaties in de Sahel en mag het Franse leger, en vooral de luchtmacht, de Tsjadische woestijn gebruiken als oefenterrein. „Een win-winsituatie”, noemde generaal Laborie het.
Dat zien veel Tsjadiërs anders. Zo deed Frankrijk niets toen Déby’s destijds 37-jarige zoon in 2021 met hulp van het leger de macht greep en het parlement ontbond, nadat zijn vader was overleden bij een nieuwe aanval van rebellen. President Macron, bijgestaan door minister Jean-Yves Le Drian (Buitenlandse Zaken), vloog direct naar Ndjamena om bij de begrafenis te zijn.
Wagnergroep
Tsjadiërs die snakten naar verandering voelden zich verraden. Temeer door Macrons speech. „Frankrijk zal nooit de integriteit en stabiliteit van Tsjaad in gevaar laten brengen”, beloofde de president. „Die boodschap was voor iedereen duidelijk”, zegt Hoinathy Remadji van het Institute for Security Studies in Ndjamena. „Wie Déby aanvalt, vindt Frankrijk tegenover zich.”
Toch groeit ook daar het ongemak. Beloofde Déby eerder nog verzoening en eerlijke verkiezingen, inmiddels is duidelijk geworden dat de president niet van plan is om de macht op te geven. Net zomin als zijn vader. Toen afgelopen oktober duizenden Tsjadiërs de straat op gingen om zijn vertrek te eisen, eindigde dat in een bloedbad. Opnieuw slikte Parijs een publieke veroordeling in. In een summiere reactie benadrukte de ambassade slechts dat „Frankrijk geen rol speelde in deze gebeurtenissen”.
„On est piégé”, verzuchtte een Franse diplomaat, werkzaam in de Sahel, eens tegen NRC over Tsjaad: we zitten gevangen.
Lees ook: Hout en goud in ruil voor militaire inzet Wagner
Waar Frankrijks rol op het continent tanende is, winnen de Russen juist aan invloed. Daarbij geholpen door Wagner-huurlingen, die in steeds meer Afrikaanse landen opduiken. Onlangs lekten de Amerikaanse inlichtingendiensten informatie over hoe Wagner vanuit de Centraal-Afrikaanse Republiek Tsjadische rebellen zou helpen die Déby omver willen werpen.
„De Wagnergroep is een goudmijn voor dictators en andere slechte regimes in Afrika”, zucht veiligheidsanalist Remadji. „Het is het ultieme dreigmiddel. Als jullie mij niet steunen, dan ga ik naar het oosten. Net als in de Koude Oorlog. Het Westen lijkt zich daar nauwelijks van bewust.”
Terug op de basis lacht generaal Baratz ietwat ongemakkelijk. De onvrede in de regio over de Franse aanwezigheid is „moeilijk te kwantificeren”, stelt hij. „De autoriteiten zeggen ons dat ze geen anti-Franse sentimenten zien. We hoeven ook niet per se de lieveling van de lokale bevolking te zijn. We doen wat van ons gevraagd wordt, meer niet.” Het is een perceptieprobleem, zegt Baratz later. „De veranderingen die Parijs heeft aangekondigd zijn echt.”