Na deze biopic snel naar Parijs om ook de kunst van Niki de Saint Phalle te zien

Misschien moeten we maar blij zijn dat het Parijse museum voor moderne kunst Centre Pompidou een tijdje dicht gaat voor renovatie. De hele stad wordt de komende tijd expositieruimte om dat te compenseren. Eind van de maand opent in het Grand Palais de blockbustertentoonstelling ‘Niki de Saint Phalle, Jean Tinguely, Pontus Hulten’. Nederlandse kunstliefhebbers kunnen nu een biopic over De Saint Phalle zien en dan meteen een ticket naar Parijs boeken om ook haar werken te bekijken.

Kunstenaarsportret Niki de Saint Phalle gaat over hoe Catherine Marie-Agnès Fal de Saint Phalle (1930-2002) Niki werd en minder over haar werk zelf. We volgen haar vanaf begin jaren vijftig, toen ze als model en actrice werkte om haar eerste echtgenoot, schrijver Harry Matthews, en haar dochtertje te onderhouden. Zien hoe ze „gered werd door de kunst” toen ze haar eerste collages en reliëfs ging maken in een psychiatrische kliniek in Nice.

Er zijn wat inkijkjes in het polyamoureuze kunstenaarsmilieu rondom de Impasse Ransin in het Parijse Montparnasse waar ze haar levenspartner Jean Tinguely ontmoette en ook Constantin Brancusi, Max Ernst en Daniel Spoerri ateliers hadden. En het eindigt min of meer als ze begin jaren zestig doorbreekt met haar ‘Tirs’ (van ‘tirer’, de trekker overhalen): witte gipsplastieken waarin ze zakjes gekleurde verf had verstopt en waarop je met een pistool moest schieten zodat de verf naar buiten knalde.

Bolronde vrouwfiguren

Opvallend is dat de film sowieso geen kunstwerken bevat. Geen Nanas dus, die vrolijk gekleurde rondtollende, bolronde vrouwfiguren waarmee ze midden jaren zestig beroemd werd. Niet haar immense bruid (1963) of haar monster van Soisy (1966), een ogenschijnlijk knuffelbare, maar kwaadaardige collage waar gereedschap en betonstaven uitsteken als stekels.

Voor een deel is dat een artistieke keuze. Regisseur Céline Sallette verklaarde in interviews te hebben willen focussen op het verhaal van het seksueel misbruik door haar vader, haar zenuwinzinking en behandeling met elektroshocks en de al op jonge leeftijd geopenbaarde reumatoïde artritis. Dat levert interessante aanzetten om De Saint Phalles sowieso al uiterst fysiek prikkelende en provocerende werk te bekijken door de lens van haar relatie met haar eigen lichaam.

Haar persoonlijke strijd werd politiek, en met haar outsiderkunst brak ze door in de officiële kunstwereld en werd ze een feministisch icoon. Het doet daarin sterk denken aan schrijversportret An Angel at My Table (1990) van Jane Campion over de Nieuw-Zeelandse auteur Janet Frame, wier scheppingsdrift, verbeeldingskracht en sociale ongemak aanvankelijk ook als een mentale aandoening werden weggezet.

Dus op naar Parijs!

Dat alles zou ook een mooie aanleiding zijn geweest om juist wel zichtbare lijnen te trekken tussen kunst en leven. Als je actrice Charlotte le Bon aan het werk ziet – zeulen, slepen, haar handen in de verf, haar appartement een kunstwerk – wil je graag zien wat er uit die handen voortkomt.

De Saint Phalle was een van de eerste vrouwelijke kunstenaars die monumentale werken maakte, ook voor de openbare ruimte. Ook daarom is het is relevant de kunstenaar in relatie tot haar werk te zien. Maar nu komt ook de aap uit de mouw: Céline Sallette kreeg geen toestemming originele werken of reproducties te gebruiken. Dus op naar Parijs!