De nieuwste voornemens van studentenverenigingen weergalmen plechtig tegen de wanden van de aula van de Universiteit Utrecht. Onder het gouden orgel van het voormalige kerkgebouw zitten rijen vol in pak gestoken bestuursleden, onder wie die van de corpora, op dinsdagochtend klaar om hun handtekening onder een gezamenlijk opgestelde gedragscode te zetten.
De code is een verzameling richtlijnen over verschillende facetten van het verenigingsleven, waaronder de aanpak van excessief alcohol- en drugsgebruik en grensoverschrijdend gedrag. Zo staat er in de code dat er een „nultolerantie” voor harddrugs moet komen. Ook wordt voorgeschreven om voortaan af te zien van „verplichte geheimhouding” voor aspirant-leden die meedoen aan de kennismakingstijd, ofwel ontgroening.
Het is een „mijlpaal” zegt Linde van Mechelen (24) tijdens haar speech. Van Mechelen is de voorzitter van de LKvV (Landelijke Kamer van Verenigingen), de koepelorganisatie die een leidende rol had in het opstellen van de gedragscode. Ze opent de bijeenkomst samen met demissionair minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf (D66).
Lees ook
Even een hand op de verkeerde plek – dat past niet meer bij de Vindicat-student
Deze mijlpaal staat wel op een eerder begane weg. Zo werd afgelopen augustus nog een ‘pact’ vol maatregelen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag ondertekend door studentenverenigingen, waaronder de corpora.
Sindsdien ontstond er meer ophef, onder meer vanwege de zogenoemde ‘bangalijsten’ die in maart circuleerden bij het corps in Utrecht (USC). In deze lijsten stonden de namen en telefoonnummers van vrouwelijke leden, gerangschikt en voorzien van seksistisch commentaar.
Volgens Van Mechelen was deze ophef niet de aanleiding voor het opstellen van de nieuwe gedragscode. Ze vertelt dat er al een vergelijkbaar convenant is opgesteld in 2019, maar dat deze „afliep” en bovendien verouderd was.
Werkgroep agressie
De nieuwe gedragscode is gemaakt door verschillende werkgroepen bestaande uit bestuursleden van de 49 studentenverenigingen die zijn aangesloten bij de LKvV. Deze werkgroepen vergaderden het afgelopen jaar over onderwerpen variërend van duurzaamheid en studentenwelzijn tot agressie en middelengebruik.
Hoe dat eraan toeging, vertelt Bibi Loeven (24). Loeven is voorzitter van de senaat van het Amsterdams Studentencorps (ASC), en zat in de werkgroep seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het ASC kwam twee jaar geleden in opspraak omdat tijdens een toespraak mannelijke leden vrouwen onder meer „sperma-emmers” noemden.
De werkgroep die dit soort gedrag moet zien tegen te gaan bestond uit vijftien bestuursleden van verschillende verenigingen en kwam bijeen op steeds een andere sociëteit in een andere plaats, vertelt Loeven. „De eerste keer ging het nog over definities: wat verstaan we onder grensoverschrijding? En tegen welke moeilijkheden lopen we aan binnen onze verenigingen? Daar kwam een kader uit en daarna zijn we actief gaan schrijven.”
Papieren werkelijkheid
Het academisch jaar is bijna afgelopen, en dus zitten zowel de huidige als aanstaande bestuursleden in de zaal. Het zijn de „toekomstige leiders van de maatschappij” volgens de ceremoniemeester, die een serie speeches aan elkaar praat waarna de bestuursleden de code ondertekenen.
De vraag is wat het zetten van deze handtekening precies voor consequenties heeft. Over de „implementatie” van de code in het dagelijkse verenigingsleven wordt nog nagedacht. Zo noemt minister Dijkgraaf het in zijn toespraak een „ uitdaging om van een papieren werkelijkheid een echte werkelijkheid te maken.” Concrete gevolgen voor het niet naleven van de gedragscode zijn niet in de richtlijnen opgenomen, en sanctionering van studenten die over de schreef gaan is aan de verenigingen zelf. Zo staat er in het hoofdstuk over seksueel grensoverschrijdend gedrag dat een vereniging moet beschikken over vertrouwenspersonen en sanctiebeleid, maar niet over waar deze sancties uit kunnen bestaan.
Ik geloof dat er momentum is om te veranderen
De voorzitter van het USC, Rik Tinga (24), erkent dat de code wat abstract is, en zegt dat zijn vereniging al een tijd bezig is met het treffen van specifieke maatregelen. Tinga noemt als voorbeeld dat de opstellers van de ‘bangalijst’ voorbereid worden om tijdens de aankomende kennismakingstijd aan nieuwe leden te vertellen over de fout die ze hebben begaan, om dat in de toekomst te voorkomen. Tinga: „Dit jaar is een zwarte pagina voor het USC, maar ik geloof dat er momentum is om te veranderen.”
Soft beleid
De advocaat van de slachtoffers die op de ‘bangalijst’ stonden, Ina Brouwer, is kritisch op de code. Ze noemt het „soft beleid waarbij de harde consequenties bij de slachtoffers blijven liggen”.
Zo zegt Brouwer van slachtoffers te horen dat USC-leden die te maken hadden met het opstellen van de lijst weer „meedraaien” op het USC. Bij navraag zegt Tinga zich niet te herkennen in het beeld dat de straffen niet worden nageleefd.
Het grootste probleem met de gedragscode is volgens Brouwer dat de kwestie van aansprakelijkheid niet aan bod komt.
Ze heeft niet alleen naar de makers van de lijst, maar ook naar het USC een brief verstuurd om de vereniging aansprakelijk te stellen voor de „traumatische gevolgen” voor de studentes die op de lijst staan. Sommigen van hen hebben hun studie moeten onderbreken, vertelt ze. En het is volgens Brouwer ook de „cultuur” binnen de vereniging die daarvoor heeft gezorgd.
„Daar moet iemand aansprakelijk voor zijn: nu is het alsof je na een ongeluk het wegennet anders legt, maar de al bestaande slachtoffers aan de kant laat liggen.”