N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Robin Kester Het debuutalbum van Robin Kester, ‘Honeycomb Shades’, is even melodieus als duister. „Ik stond op iemands bevallingsplaylist. Zo geruststellend is mijn muziek toch niet?”
Ze snift en waarschuwt: verkouden, geen corona. Robin Kester, twee plukken haar scherp langs haar gezicht, een dikke groene trui die ze eens uitdoet, dan weer aan, is niet helemaal ongeschonden januari doorgekomen, vertelt ze. Lang sluimerde het, toen ineens koorts, nu nog „een beetje gaar”. Terwijl haar katten af en toe een kopje komen halen, vertelt ze over de LP die voor haar ligt op haar eettafel in Rotterdam-Blijdorp: Honeycomb Shades, haar album dat deze week uitkomt.
Een ijzersterk debuut is het, gelaagd en subtiel, maar niet zonder uitwerking. Kester toont de volle breedte van haar kunnen op het album, dat soms licht en wonderschoon is, en minstens zo duister en mysterieus, met uiterst smaakvolle instrumentatie: van wollig würlitzer-orgel tot scherpe gitaren, van speels omnichord tot statige bugel, en zelfs een ‘nightmare machine’. Haar stem vaak ingetogen, met veel lucht, en tegelijk helder en buitengewoon melodieus. Neem het vurige ‘Fries and Ice Cream’, dat zoemt en bromt en in de teksten intense geheimen bewaart. Of het wiegende ‘Cat 13’, waarin Kester zingt dat ze wel in de auto wacht, waar ze geen vreemden hoeft tegen te komen – of is het de kat die ze bekijkt en waarin ze zich verplaatst?
Eerder viel ze al op met het mini-album This Is Not A Democracy, dat in 2020 uitkwam. Ze speelde er mondjesmaat shows voor zittend publiek mee, online concerten en andere corona-bedenksels. Tijdens die periode werkte ze aan Honeycomb Shades, maar een pandemieplaat is het niet. „Als je het zo noemt is het alsof het maar een momentopname is. Er gebeurde zoveel meer in mijn leven dat zoveel verder ging dan die pandemie. Mijn oom overleed aan kanker een paar jaar geleden, dat was erg heftig. Dat zat nog vers in mijn geheugen toen een jaar later mijn vader ziek werd, ook kanker. En daarna kwam corona. Al die gevoelens, alles wat gebeurde, zit in de muziek. Daar komt de titel vandaan, Honeycomb shades, honingraat plissé-gordijnen. Omdat dat soort gevoelens in het directe, felle licht te heftig zijn. Je wilt ze filteren.”
Ondanks dat soort zwaarte en gelaagdheid, wordt jouw muziek vaak kwetsbaar en lieflijk genoemd. Zie ook de playlists waar je op Spotify op staat: ‘Rustig & mooi’, ‘Easy on Sunday’, ‘Rustig opstaan’.
Ze lacht. „Zet jij zelf zulke playlists wel eens op?”
Nee.
„Ik ook niet. Ze worden goed beluisterd, wat dat betreft ben ik er blij mee. Maar ik weet niet of ik het vind passen. Ik kwam er laatst ook achter dat ik op iemands ‘geboortemuziek’ playlist stond. Wow. Dat vond ik wel heftig. Ik dacht, zo geruststellend is mijn muziek toch niet? Maar mijn drummer, die vader is, zei: nee joh dat is het grootste compliment dat je kunt krijgen. Ok, dat vind ik wel weer mooi. Ik weet niet of mijn muziek nou zo relaxed is, maar als iemand dat eruit haalt heb ik er vrede mee.”
Is jouw muziek wel zo kwetsbaar?
„Ik weet het niet. Ik vind het vooral irritant, woorden als ‘lieflijk’, ‘breekbaar’, ‘kwetsbaar’. Natuurlijk zijn sommige nummers persoonlijk en kwetsbaar, lang niet al mijn muziek en toch ligt daar de nadruk op. Het is te makkelijk, je maakt er alles ongevaarlijk mee. ”
Mensen vinden natuurlijk van alles van je muziek, dat hoort erbij.
„Ja, en dat vind ik eigenlijk helemaal niet leuk. Ergens denk ik dat ik daarom ook ziek ben geworden. Ik kan niet zo goed omgaan met situaties waarin ik de controle niet heb, ik vraag me af hoe andere muzikanten dat doen.”
Zijn er artiesten met wie je daarover praat?
„Ja, sinds kort, vooral met een paar vrouwen in muziek. We merken dat we bepaalde vragen vaak krijgen. Of we écht onze muziek zelf schrijven. Of van die denigrerende geluidsmannen bij podia. ‘Nou dít kabeltje moet dus dáár…’ Daar ga ik dan zelf vervelend van doen. Ik weet bijvoorbeeld echt wel dat de jongens in de band sterker zijn dan ik, maar ik moet en zal de spullen zelf sjouwen.”
Het veroorzaakt geldingsdrang.
„Ja, en het is soms best negatief. Dan lees ik een positieve recensie, maar dan let ik op of het alleen gaat over dat ik gezongen heb, of ook dat ik alles speelde? Een soort Baader-Meinhof-effect is het: dat iets opeens alom aanwezig lijkt. Ineens lees ik overal: ‘Leuk gezongen hoor, meisje’. Stom is dat, want je krijgt positieve aandacht, maar dan ga je er toch op letten of je ook als vrouwelijke maker wordt gezien.”
Mooie woorden kreeg je onlangs van Muse, die jou graag als voorprogramma wilden in Carré. Rare show was dat.
„Heel raar! Wij moesten van hen uitgekleed spelen, zonder band. Ik dacht dat zij dan ook iets intiems gingen doen, waarom wil je anders zo’n voorprogramma? Maar dat was niet zo: het leek alsof Carré ontplofte.”
Ze haalt koffie en biedt koekjes aan: „Klink ik nu als een omaatje?” Het is moeilijk te zeggen wat voor accent Kester heeft – misschien hoor je niet waar ze vandaan komt, omdat ze overal en nergens heeft gewoond. Groningen, Enkhuizen, Zuid-Limburg, Heerhugowaard, Warmenhuizen. Haar ouders, beiden in het onderwijs, switchten vaak van baan en woonplaats. Zelf woonde ze daarna liever in steden: in Amsterdam, Utrecht en nu Rotterdam. „Als je op zoveel verschillende scholen komt als kind, dan ben je altijd erg extern gericht: hoe zorg ik dat ik er zo snel mogelijk bij hoor? Ik denk dat muziek daarom ook pas wat later kwam voor mij, want ik was vooral bezig met anderen en niet met wat ik nou leuk vond.”
Je bent nu 33?
„Nee 34. Dat is misgegaan in het vorige interview in NRC, daar stond in dat ik 30 was en ik was 31. Ik twijfelde of ik dat moest corrigeren, maar ik vond het spannend omdat ik toch al bang was dat iedereen me te oud zou vinden. Dus ik heb het zo gelaten.”
Waar was je precies bang voor?
„Dat ik niet meer relevant zou zijn. Niet meer cool. Ik stond op veel van die lijstjes met jong, nieuw talent, en daar paste ik dan niet meer bij, was mijn angst. In popmuziek ligt zo vaak de nadruk op dat je nieuw bent. En zeker bij vrouwen heeft leeftijd te veel connotatie om losse informatie te zijn. Ik geef nog liever m’n schoenmaat. Dat is 38. Maar nu moet je niet opschrijven ‘Robin Kester (38)’”
Je kunt zeggen: het gaat je niks aan.
„Ja dat is zo, maar dan maak je er een big deal van. Het is bovendien jammer dat je weinig debuterende muzikanten van mijn leeftijd ziet, dus dan zou ik het juist wel moeten zeggen.
„Ook op televisie zijn vrouwen altijd fris en opgemaakt en moeten ze er mooier en jonger uitzien dan de mannen. Die kunnen best brak of oud of zakkig zijn. We doen er allemaal aan mee. Ik heb me nu ook opgemaakt en ik wil er ook fris uitzien. Maar ik vind het ook oneerlijk.”
Is het niet ook een voordeel dat je geen 18 meer bent?
„Ja, ik heb meer geduld met dingen dan toen ik 18 was. Ik weet intrinsiek nu precies wat ik wil en wat ik niet wil, en wat ik kan doen als het niet goed gaat. Ik wist met dit album ook duidelijk wat ik anders wilde dan ervoor. Meer beats, meer energie. Marien heeft een grote rol gespeeld om dat voor elkaar te krijgen.”
Marien, dat is Marien Dorleijn van de band Moss, die het album mede heeft geproduceerd. Zou het album anders klinken zonder hem?
„Zeker. Mijn muziek kan soms zwierderig zijn, en dat wil hij er graag uithalen. Dat werkt supergoed. En hij is goed met houtwerk, hij heeft een Nightmare Machine gebouwd, met horrorgeluiden uit oude films. Die hebben we voor ‘Zwanzig Zwanzig’ gebruikt.”
Dat is echt een vreemd nummer.
„Zeker! Het was het leukste nummer om te maken op dit album. Alle schappen in de supermarkten waren toen net leeggekocht. Marien en ik fantaseerden over een zombievirus, en of mensen dan ook toiletpapier zouden gaan hamsteren, of liever wapens. Dat zit er allemaal in. Marien had een oude walkie-talkie met gekke geluiden, en dan die nightmare machine, drums en een bariton-saxofoon, en dat heb ik thuis allemaal weer verknipt.”
Dat was in 2020, toch de pandemie-invloed.
„Ja dat is waar. Misschien dat het verdriet en die frustraties die ik had, werden versterkt door de pandemie.”
Hoe is het nu met je vader?
„Een stuk beter. Hij kreeg een stamceltransplantatie en dat is goed gegaan. Er is geen geneesmiddel, maar er zijn wel goede behandelingen, dus ik ben eigenlijk wel hoopvol.”