‘Moet ik echt een ijsbeer tekenen?’, vroeg de Groenlandse kunstenaar Kunngi toen hij buiten zijn landsgrenzen wilde exposeren

Het is 2004 als de Groenlandse hoofdstad Nuuk wordt opgeschrikt door marcherende militairen. Zandzakken liggen in de straten, soldaten houden burgers aan en Groenlandse vlaggen wapperen op tanks. De bewoners van de stad wordt gevraagd zich aan te melden voor het leger om mee te werken aan een op handen zijnde invasie van Denemarken. Het is voor het eerste dat die optie er is: Groenland beschikt niet over een leger omdat het land onder de Deense strijdkrachten valt.

Het leger bleek fictief en was bedacht door de kunstenaars Inuk Silis Høegh (1972) en Asmund Havsteen Mikkelsen (1977) die in 2004 ironisch de sporen van Deens postkolonialisme in de Groenlandse samenleving aan de kaak wilden stellen met hun werk Melting Barricades. Behalve uniformen, voertuigen, tenten en postzegels ontwierpen de twee ook een landkaart van hoe Denemarken eruit zou komen te zien als het land eenmaal ingenomen was. Alle namen van Deense steden en dorpen werden naar het Groenlands (Kalaallisut) vertaald of kregen namen van Groenlandse historische of culturele figuren.

Twintig jaar later wordt het werk opnieuw getoond, deze keer in het Nuuk Art Museum. Fictie en werkelijkheid komen opeens samen: daags na de opening van de expositie laat Donald Trump weten dat hij Groenland wil inlijven, desnoods met geweld. Het gaf het werk een relevantie waar niemand op uit was. „Nuuk staat aan een andere kant dan Trump! Sorry, maar ik kan geen ruimte maken in mijn hoofd voor interviews in deze tijd”, mailt Inuk Silis Høegh wanneer ik vraag of we elkaar kunnen ontmoeten.

Inuk Silis Høegh is niet alleen een van de bekendste Groenlandse kunstenaars, zijn werk omvat ook veel kenmerkende eigenschappen van Groenlandse kunst: humor, performance, textiel, protest, toegepaste kunst, fotografie, abstractie en een blik op postkoloniale waarden. Niet alleen zijn naam, maar ook die van andere familieleden kom je meermaals tegen: de Høegh-familie exposeert meermaals ook buiten Groenland.

https://www.youtube.com/watch?v=MIHzRLMs_BE

In het Nuuk Art Museum leidt curator Ujammiugaq Engell me rond. Het houten gebouw van twee verdiepingen ligt net buiten het oude deel van Nuuk. Groenlandse kunst wordt in het Nuuk Art Museum getoond vanaf de eerste tekeningen uit de negentiende eeuw tot en met de nieuwste collectie-aankoop: Melting Barricades, waarvan de schreeuwende militairen al onderaan de trap naar de bovenzaal zijn te horen.

„Ik was doodsbang in 2004”, herinnert Engell zich. Even daarvoor zijn we de bovenzaal ingegaan waar objecten van Melting Barricades staan opgesteld en films van de performances uit 2004 getoond worden. „We hadden nooit mensen in uniform door de straten lopen en opeens schreeuwden er soldaten: ‘Kom bij het leger!’ Ik kwam uit school. Pas toen ik dichterbij kwam dacht ik: ‘Wacht eens even, jou ken ik.’ Indertijd kregen mensen die zich ‘aanmelden’ een kopje zeehondensoep. Later zijn ze naar Kopenhagen gegaan en voeren ze met kajaks met namaak-mitrailleurs erop in de kanalen van de Deense hoofdstad, en lieten ze alarmen afgaan in die stad.” In Groenland werd het fictieve leger opgericht, in Kopenhagen gingen ze over tot de fictieve invasie.

De Deense positie in Groenland wordt vaker met humor aangepakt door Groenlandse kunstenaars vertelt Anne Mette Randrup Jørgensen, directeur van het Arktisk Institute in Kopenhagen, wanneer we elkaar ontmoeten even buiten het Noord-Atlantisch Huis, een cultureel centrum waar bezoekers kennis kunnen maken met kunst en cultuur uit de Faeröer, Groenland en IJsland – allemaal voormalige Deense koloniën, waarvan Faeröer en Groenland nog steeds deel uitmaken van het Deense koninkrijk. „De stereotypen die er over Groenland zijn worden dan aan de kaak gesteld”, vertelt ze. In het Noord-Atlantisch Huis hangt bijvoorbeeld werk van Ivínguak’ Stork Høegh (1982), die met fotografie en collages de Europese exotische blik op Inuit ridiculiseert. Zo plaatst ze Inuit-kinderen in dikke truien en met sneeuwschoenen aan voor piramides, een Inuit vrouw rijdt op een zebra of er wordt vanuit een kajak gejaagd op een krokodil tussen de gletsjers.

„De andere blik op Groenland komt vanaf de jaren zestig en zeventig nadrukkelijk op, waarbij een grote rol is weggelegd voor Sumé, de eerste rockband die in het Groenlands zong en ook buiten Groenland een groot bereik had. Ze klaagden politieke keuzes en ontwikkelingen aan en zongen over de identiteit van Groenland”, vertelt Randrup Jørgensen. „Wie die rol ook fascinerend in kunst verwerkt is Julie Edel Hardenberg (1971). Zij stelt de blik en het postkolonialisme vaak aan de orde, en werkt met nationale symbolen. Een krachtig werk van haar is Naammaleqaaq (‘Genoeg’, 2011), hierin naaide ze een keurslijf in de kleuren van de Deens vlag om zo te laten zien hoe vast Groenland zit aan Denemarken zonder bewegingsvrijheid.”

https://www.youtube.com/watch?v=7Ia1Sl1S3Qs

Groenlandse strepen

Het gaat niet altijd alleen om stereotypen van de Groenlanders, maar ook om het Groenlandse zelfbeeld. Kunstenaar Lisbeth Poulsen (1981) maakte prachtig werk voor de expositie The White Out (2015), waarin ze het nationale kostuum van Groenland van alle kleur ontdeed – elke kleur heeft een betekenis – om vrouwen de ruimte te geven zelf hun identiteit te bepalen. „Aanvankelijk waren veel mensen hier boos over”, vertelt ze wanneer we elkaar ontmoeten in het culturele centrum van Nuuk voor een kop koffie. „Dat was omdat ze vonden dat ik het nationale vrouwenkostuum belachelijk maakte, terwijl ik in feite het oude handwerk dat gepaard gaat met het maken van zo’n kostuum beschermde. Het is veel werk en je moet erg kundig zijn wil je dat kostuum kunnen maken, dus ik deed in feite het tegenovergestelde van het belachelijk maken. Het commentaar ‘zo ga je niet om met ons nationale, traditionele kostuum’ veranderde gelukkig in trots toen ze het idee erachter beter begrepen.”

Wat Poulsen betreft is de blik op Groenlandse kunst nog te vaak bepaald door stereotypen. Daar zinspeelt ze ook op in haar werk, waarin ze bijvoorbeeld visser en jagers portretteerde. „Ik noemde mijn solo-expositie in Berlijn ‘De visser, de jager en de kapper’ en portretteerde ze in blauwe kleren, rubberlaarzen, hoeden – zowel mannen als vrouwen. Dat was om te benadrukken dat jagers niet altijd mannen zijn, en kappers niet altijd vrouwen, maar ook een reactie op hoe Groenland wordt gezien, alsof er allemaal jagers en vissers rondlopen die in de natuur proberen te overleven.”

Poulsen lacht, en vat de blik van buitenaf samen als ‘Lalala… natuur… lalala. „We hebben altijd toegelaten dat anderen bepalen wie we zijn, maar we hebben daar zelf ook een verantwoordelijkheid in. We kunnen niet toestaan dat we altijd maar worden neergezet als Inuit in kajaks en met speren in de hand. Het gaat om het terugwinnen van onze identiteit, en het vertellen van onze cultuur.”

Lisbeth Poulsen, ‘Zonder titel’
Foto Nuuk Art Museum

„De blik van buiten is inderdaad zo beperkt”, zegt Ujammiugaq Engell lachend als ze vertelt over een Deense journalist die een week voor mijn komst ook een rondleiding kreeg door het museum. „Hij sprak met de directeur van het museum, Nivi Christensen, en vroeg haar of Groenlandse kunst altijd over dekolonisatie ging. ‘Eehhh nee, natuurlijk niet’, antwoordde onze directeur, ‘we hebben – net als in andere landen – kunstenaars die van alles maken. De een schildert natuur en ijsbergen, anderen gaan in op mythen en weer een ander schildert over z’n verdwenen sokken. En inderdaad, er zijn ook kunstenaars van wie het werk gaat over dekolonisatie en het trauma van de kolonisatie.’ Dat het daar altijd over zou gaan, is vooral het Deense perspectief dat door andere landen ook wordt overgenomen als ze nadenken over Groenlandse kunst.”

Als voorbeeld laat ze een werk zien van Frederik ‘Kunngi’ Kristensen (1952). „Ik vind zijn werk geweldig. Hij is een van de eersten die hier in Nuuk afstudeerde aan de kunstacademie. Hij trekt veel geometrische lijnen en verbindt daar een kleurenfilosofie aan. Hij kreeg de ziekte van Parkinson, waardoor het trekken van die lijnen heel moeilijk werd. Ik denk dat hij zijn ziekte zo wilde bedwingen, maar het heeft ook iets tragisch natuurlijk. Toen zijn werk voor het eerst tentoongesteld zou worden in het buitenland – ik meen in Canada – weigerden ze aanvankelijk zijn werk omdat het niet Groenlands zou zijn. Hij zei: ‘Pardon, waar voldoe ik niet aan? Ik ben een Groenlandse kunstenaar. Wil je echt ijsberen van me opdat ik hier mag exposeren?’ Hij is daarna nog meer werken met alleen maar strepen gaan maken.”

Frederik “Kunngi” Kristensen, ‘Zonder titel’
Foto Nuuk Art Museum

Vermoorde Viking

„Zullen we gewoon bij het begin beginnen?” stelt Engell voor nadat het misverstand dat Groenlandse kunst voornamelijk politiek zou zijn uit de weg is geruimd. Ik vraag voorzichtig of Groenlandse kunst pas los kwam van de Deense blik vanaf de jaren zestig. „Het begon aanvankelijk met decoraties in de Thule cultuur. In het nationaal Museum zie je nog veel gebruiksvoorwerpen die prachtig bewerkt zijn, en in die afbeeldingen zit een diepere laag. Die decoraties waren er niet voor de sier, maar om bijvoorbeeld bescherming te vragen aan de geesten. Wat aan die cultuur opvalt, is dat ze geen landschappen of vergezichten afbeeldden. Er is er één: een kleine waarop je iemand in de verte op een walvis ziet jagen, die is voor 1400 gemaakt.”

Een van de eerste die tekeningen gaat maken van zijn omgeving met mensen erop is Kârale Andreassen (1893-1934). Eind negentiende eeuw komen de Denen William C. Thalbitzer en zijn vrouw Ellen Locher Thalbitzer aan in Oost-Groenland. De kolonisatie had zich vooral gericht op het westen, waar ook Nuuk halverwege de achttiende eeuw ontstond. Ellen Locher Thalbitzer had meer toegang tot de Groenlanders, terwijl haar man zich vooral stortte op het schilderen van natuurschoon. Zij was ook degene die Kârale Andreassen materiaal gaf en hem leerde tekenen. Hij was de zoon van een sjamaan en hij gaat de verhalen van zijn vader tekenen, net als wat hij in zijn omgeving ziet. Dat deed hij soms zonder mededogen.” Lachend laat Engell een tekening in een boek zien waarop een vrouw bijna kaal staat afgebeeld. „Het bijzondere is dat hij Groenland heeft vastgelegd voordat het christendom daar voet aan de grond kreeg. Daarvoor was eigenlijk alles wat gemaakt werd vooral gericht op overleven en contact met de geesten.”

De vroegste Groenlandse tekenaar was Aron van Kangeq (1822-1869), die iets ten noorden van Nuuk woonde. Hij had als kind polio gehad en kon weinig doen in zijn dorp. Eenmaal in Nuuk komt hij in contact met Hinrich Johannes Rink, die een grote interesse had in Groenlandse verhalen zoals romantici over de hele wereld dat in die tijd hadden. Hij vroeg Aron tekeningen te maken bij de mythen die hij opnam in de eerste Groenlandse krant Atuagagdliutit. „Een tekening waarop een Inuit de arm van een vermoorde Viking optilt is de beroemdste tekening van hem. De band Sumé gebruikte die voor de cover van hun debuutplaat”, vertelt Engell.

Tot de vroege kunst behoren ook de Tupilak figuren. Die zijn gemaakt van materiaal dat je voor handen hebt: bot, mos, zeewier, en daarmee kon je een soort monsters creëren. „Ze waren belangrijk in die kleine gemeenschappen”, vertelt Engell voor een vitrine vol Tupilak figuren. Ze zien er vijandig uit, hebben grote opengesperde bekken en kijken dreigend. „Je kon iemand niet zo maar vermoorden bijvoorbeeld. Als je een jager ombracht dan ging een heel dorp dood en die verantwoordelijkheid wilde je niet op je nemen. Dus als er een conflict was, waren er twee oplossingen: je deed een soort ‘drum-gevecht’ en zong verwensingen en scheldwoorden naar elkaar. De gedachte erachter was dat als je alles eruit had gegooid de lucht dan geklaard was. Als dat niet hielp dan kon je iemand een Tupilak sturen, dan was jij niet de moordenaar, maar de geest die je erin verwerkt had. Hoe meer je erin verwerkte, hoe krachtiger de geest was.”

Kaarale Andreassen (1890-1934): Zangwedstrijd bijeenkomst

Inmiddels zijn de Tupilak van beenderen in elke toeristische winkel in Nuuk te vinden, en dat is te danken aan Europese kolonisten. Zij zagen in de figuren geen wraakzuchtig gebruiksvoorwerp, maar kunst. „Nog voordat de eerste missionarissen deze kant opkwamen vonden de Britten, Spanjaarden en Nederlanders dit een prachtig ruilmiddel. De bewoners gingen steeds meer van dit soort figuren maken, ontdaan van hun betekenis, om ze te verkopen aan de Europeanen en de Denen als Groenlandse kunst.”

Wie daar een enorm indrukwekkend kunstwerk van maakte is Kim Kleist Eriksen (1985). In een grote vitrine is de schedel van een walrus te zien die hij volledig heeft bewerkt zoals de Tupilak figuren dat ook zijn. „Ik loop er elke dag langs en ontdek dan iets nieuws, het is zo gedetailleerd zoals hij alles heeft bewerkt en verwerkt. En hij heeft er Groenlandse mineralen in verwerkt. Dit werk laat overweldigend zien wat we hebben teruggepakt dat van ons was, en hoe we onze eigen tradities als kunst zijn gaan zien.”

Tupilak, van rendierbot
Foto ANP

‘Emanuel Petersen is een idioot’

Dat de Deense blik lang bepalend is geweest, heeft alles te maken met de expedities, vertelt Randrup Jørgensen. „Er ging altijd een kunstenaar mee en die moest vastleggen wat hij zag. Voordat er fotografen meegingen waren dat schilders. Er zijn bijna 300 expedities geweest, waarbij een cartograaf, een geograaf, een zoöloog en een archeoloog meegingen, en dus ook vaak kunstenaars. Die schilders werden elke keer overdonderd door de natuur die ze zagen, maar dat deden ze dan wel met vergezichten alsof het om een leeg land ging. Heel soms plaatsen ze een bewoner ergens ver weg erin.”

Interessant is het wanneer vrouwen meegaan met die expedities – meestal niet als zelfstandig schilder of tekenaar, maar als de vrouw van – omdat zij andere contacten leggen, vertelt Randrup Jørgensen. „Ze hoeven niet aan opdrachten te voldoen. Ze deelden tekenspullen uit, maar maakten zelf ook portretten van Inuit, die vaak intiem zijn omdat ze dichtbij werden toegelaten. Ze beeldden ook het leven binnenshuis af. Op die portretten staan vrouwen en huiselijke taferelen in plaats van dat weidse land.”

Heel anders is dat met ‘Groenlands’ bekendste schilder: Emanuel A. Petersen (1894-1948), die in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw veelvuldig in Groenland kwam en in olieverfschilderijen vastlegde wat hij zag. „Wat hij schilderde heeft niets te maken met het Groenland van de twintigste eeuw. Het ziet eruit als achttiende-eeuwse landschappen”, vertelt Engell nadat ze (‘full disclosure’) heeft uitgelegd niet dol te zijn op zijn werk. „Hij schilderde niet wat hij zag, geen industrie, geen huizen, maar maakte schetsen in Groenland om ze dan met olieverf af te maken in Denemarken. Dat is ook de reden waarom de verhouding landschap en mens bij hem zelden klopt. Als hij al mensen afbeeldde, waren het kleine figuren die vaak niet eens een gezicht hadden. De mensen interesseerden hem niet, maar hij at en sliep hier wel.” In het Nuuk Art Museum hebben ze al zijn werken in één kamer opgehangen. Bordjes lichten toe dat zijn werk niets met Groenland te maken heeft, al zijn er zo’n drieduizend schilderijen van hem, waarin menig zonsondergang in sneeuwberg is verwerkt. „Men slaat er meteen op aan, ze worden mooi gevonden en accuraat – ook lokaal en door toeristen. Ze hangen boven veel bankstellen en veel mensen denken dat dit Groenlandse kunst is. Het is echter maar één blik, een keuze om Groenland zo neer te zetten. Trouwens, voor die drieduizend schilderijen van hem gebruikte hij heel vaak dezelfde schets. In Denemarken deed hij er niet echt toe als schilder, daar vonden ze zijn werk te ouderwets. In Groenland paste hij ook nergens bij, maar hij is nog steeds beroemd omdat Denen het boven de bank hadden hangen om te laten zien dat ze van Groenland hielden, en je zijn werk ook nog steeds tegenkomt in elk openbaar gebouw en op ministeries. Hij toonde wat mensen verwachtten dat ze zouden zien.”

Engell zucht. Dat het altijd mooi weer is op die schilderijen, vindt ze hinderlijk. „Hij wordt de meester van het licht genoemd, maar daarin zit precies het probleem. Hij dacht dat het hier nooit stormde of slecht weer was. Zijn blik op Groenland heeft tot op de dag van vandaag de Deense blik op Groenland bepaalt, terwijl het niets met onze cultuur, ons land of onze identiteit te maken heeft. Hij was een idioot die geen aansluiting in zijn eigen wereld kon vinden met zijn werk.”

Zijn landgenoot met wie hij samen reisde snapte het beter, vindt Engell. Aage Gitz-Johansen (1897-1977) wordt bijna als Groenlandse kunstenaar gezien, „omdat hij zo veel werk maakte dat nog steeds iconisch is voor ons. Hij werd aangesteld door de Deense regering om te schilderen wat hij hier zag. Kennelijk zag hij veel naakte vrouwen, dus we hebben veel schilderijen met vrouwen van hem. Maar hij zag ook welke plannen de Deense regering voor Groenland had. Hij zag dat als het einde van de Inuit-cultuur. Hij maakte veel portretten van Inuit en het werk Eskimoen dør (‘Inuit sterft’). Hij was ervan overtuigd dat dat het lot van de Inuit zou zijn.”

Aage Gitz-Johansen was te pessimistisch, niet alleen wat de Inuit in Groenland zelf aangaat, maar ook wat de Groenlandse kunst aangaat. Behalve het Nuuk Art Museum komt er ook een National Gallery vol Groenlandse kunstenaars. De plannen zijn inmiddels behoorlijk concreet, vertelt Poulsen. „Het is belangrijk dat het er komt. We zijn namelijk niet Emanuel Petersen, we zijn heel wat meer dan dat.”


Lees ook

In Groenland is er één boekhandel. Hoe is het om daar schrijver te zijn?

‘De kus’ (1842) geschilderd door François-August Biard.


Lees ook

De mythe van de Deen als ‘goede kolonisator’ van Groenland vertoont steeds meer barsten

Het standbeeld van Hans Egede in Nuuk. Hij was een Deens-Noorse Lutherse missionaris die op zending ging naar Groenland.