„Tout le monde en parle”, staat in grote letters onder de naam van Duran Lantink op de februari-cover van de Franse Harper’s Bazaar: iedereen heeft het erover. Wie eind januari in een kiosk kwam, kon niet om de Nederlandse modeontwerper heen. In dezelfde week als Harper’s Bazaar kwam de Britse Elle uit met op de cover supermodel Naomi Campbell in een piepkleine gewatteerde spijkershort van Lantink. In de Britse Vogue stond Kendall Jenner in een lange zwarte jurk van zijn hand. En in de Italiaanse Vogue poseerden modellen in zijn rode jurk met ronde uitstulpingen en zijn witte zwembroekje dat zo opgeblazen is dat het haast een zwemband lijkt.
In zijn studio in een oude loods in Amsterdam-Noord zijn die tijdschriften nergens te bekennen. „Ze sturen eigenlijk nooit een nummer op”, zegt Lantink (35) schouderophalend. Hij draagt een zwart joggingpak en Prada-loafers en gaat zitten aan een tafel die bezaaid is met schetsen voor zijn nieuwe collectie. Een assistent werkt op een paspop aan een jasje met extreem brede heupen. Lantink heeft net een pdf gemaakt met een overzicht van alle publicaties om aan potentiële sponsors te laten zien. Hij scrollt door het document op zijn telefoon, pagina na pagina na pagina. Enigszins verbaasd: „Het houdt maar niet op. Ik sta gewoon in álle magazines die ik vroeger altijd kocht.”
Hij pakt zijn zwarte rugzak en haalt er zes appels uit. „Ja sorry”, zegt hij. „Ik volg het NewFysic-dieet en vandaag mag ik tot het avondeten alleen appels eten.” Normaal, zegt hij, bestelt hij zijn eten. „Ik kook nooit. Ik ben veel te gemakzuchtig. Bij Uber Eats ben ik zo’n goeie klant dat ook als er even geen geld op mijn creditcard staat, ik toch mag bestellen.” Een stagiair pakt de appels en brengt er even later een in partjes gesneden terug. „Dat doet hij anders nooit hoor”, zegt Lantink. „Dat heb ik alleen gevraagd omdat ik een interview heb.” Waarom dat dieet? „Het klinkt misschien als een smoes, maar ik wil afvallen omdat ik me dan lekkerder voel. Al vind ik mezelf natuurlijk ook knapper als ik dunner ben.”
Het is een jaar geleden dat Duran Lantink zijn eerste show gaf in Parijs. In juli won hij de Andam Special Prize, een Franse prijs voor jong modetalent, waaraan een bedrag van 100.000 euro is verbonden. In oktober gaf hij zijn tweede show, nu als onderdeel van het officiële programma van Paris Fashion Week. Sterren als Beyoncé, Lizzo en Billie Eilish hebben zijn kleren de laatste jaren gedragen.
Zijn internationale doorbraak had hij al in 2018, dankzij zijn ‘vaginabroek’: een broek van golvende lage roze stof die te zien was in de videoclip van Janelle Monáes hit Pynk – een ode aan de vulva. De Amerikaanse zangeres kwam bij hem terecht dankzij de Nederlandse regisseur van de video, die tegelijk met hem aan de Gerrit Rietveld Academie studeerde. Hoe een vagina er eigenlijk precies uit ziet moest hij eerst nog even googlen voor hij met schetsen begon. Op YouTube is de video zestien miljoen keer bekeken, de broek is te zien geweest op tentoonstellingen in onder meer The Museum at FIT in New York en het V&A in Londen.
Ik zag je backstage na je laatste show met je ogen rollen toen een journalist over die broek begon.
„Niet wéér die kutbroek, dacht ik. Die heb ik in opdracht gemaakt, dus die heeft niets te maken met mijn huidige collecties.”
Toen hij in 2013 aan de Gerrit Rietveld Academie afstudeerde, jaren voordat de term ‘upcycling’ een modewoord werd, werkte Lantink al met ‘deadstock’: onverkochte kleren. Voor zijn afstudeercollectie gebruikte hij kleding van de Nederlandse ontwerper Alexander van Slobbe die hij in een kringloopwinkel had gevonden. Na zijn afstuderen deed hij projecten met overgebleven kleren van Nederlandse designerwinkels. In de jaren daarna werd hij door internationale luxeboetieks betaald om van hun overblijfsels uit de sale nieuwe ontwerpen te maken. Een rok van Calvin Klein naaide hij aan een top van Rick Owens met één mouw van Moncler. De bovenkant van een Prada-pump monteerde hij op de zool van een Nike-sneaker. Met duct tape plakte hij twee doormidden geknipte tassen van rivalen Chanel en Dior aan elkaar. „What is this?!”, zei Bernard Arnault, de oprichter en topman van LVMH, het luxeconglomeraat waar Dior onder valt, toen Lantink hem de tas liet zien tijdens de finale van de LVMH-modeprijs in 2019. „Ik legde hem uit dat ik van bestaande kleren nieuwe dingen maak, maar hij leek het niet echt te begrijpen. ‘Hm, hm’ zei hij alleen maar. En toen liep hij door.” Hij kwam bij die prijs terecht doordat de Britse modejournalist Sarah Mower hem had aangemoedigd zich aan te melden. (Hij won niet.) Dit jaar zit hij wéér in de halve finale. De organisatie moest hem overhalen om nog een keer mee te doen.
Zondag 3 maart geeft hij zijn derde show in Parijs, waar hij inmiddels een klein appartement huurt. „Ik zou mijn hele bedrijf het liefst vandaag nog naar Parijs verhuizen”, zegt hij. „Maar dat is lastig, want mijn team wil niet mee. En vind maar eens nieuwe mensen die precies begrijpen wat je wil.”
Binnenkort verhuist hij zijn atelier naar een anti-kraakpand in de Amsterdamse Pijp, dat in tegenstelling tot zijn huidige pand wél daglicht heeft. „Dat het goedkoper is, komt ook goed uit.”
Shows in Parijs kosten natuurlijk een hoop geld.
„Voor ik naar Parijs ging, beweerde een vriendin uit de mode dat je voor je eerste show minstens een half miljoen nodig hebt. Een half miljoen! Als ik dat op mijn rekening had staan zou ik gelijk naar de Bahama’s vertrekken. Het viel mee, maar een ton ben je al gauw kwijt. Mijn laatste show kostte iets minder, want ik heb het geluk dat veel mensen – mijn pr-bureau bijvoorbeeld – me willen supporten, dus ik krijg korting. Het geld heb ik beetje bij beetje bij elkaar geschraapt. Van de organisatie van de fashion week krijg je als beginner de eerste paar seizoenen een bedrag om je op gang te helpen. En van het geld dat ik bij de Andam-prijs gewonnen heb was gelukkig nog iets over. Maar het grootste deel komt van sponsors. Die moet je zelf regelen.”
Wat voor sponsors zijn dat?
„Bij mijn laatste show had ik MAC, L’Oréal en Ray-Ban. Ik heb het geld met de hakken over de sloot bij elkaar gekregen. Vreselijk was dat, ik kon aan niks anders denken.”
En dat moet dus elk seizoen opnieuw.
„Ja. Maar de high als het lukt is zó lekker dat ik ook denk: fuck it, ik doe het gewoon weer. Ik heb wel mensen die me helpen, maar vind al gauw dat het niet snel genoeg gaat. Dan komt het er uiteindelijk op neer dat ik zelf aan het hustlen ben. Ik ga zometeen een skimerk mailen, want mijn nieuwe wintercollectie gaat Duran-ski heten.”
Verkoopt je kleding goed?
„Ik heb sinds dit voorjaar mijn eerste verkooppunten, drie winkels van Dover Street Market [een avantgardistisch Japans warenhuis], in Los Angeles, New York en Parijs. Er waren meer winkels geïnteresseerd, maar omdat we alles hier in de studio maken was dat niet haalbaar. Het meest verdien ik met jurken maken voor celebrities. Ik ben laatst nog voor 24 uur door de stylist van Cher ingevlogen naar Los Angeles omdat Cher een jurk wilde doorpassen. Ik heb daar uren zitten wachten. Vlak voordat ik weer naar het vliegveld moest kwam ze binnen. Ik heb haar alleen een hand gegeven, er was geen tijd meer om de jurk te passen. Ik heb hem maar achtergelaten. Geen idee of ze hem gaat aantrekken.”
Hoeveel krijg je daarvoor?
„Ik wil geen bedragen noemen. Maar met een paar van die opdrachten per jaar kan ik in elk geval mijn mensen betalen: een fulltime design assistent, drie stagiairs en drie naaisters en patroontekenaars die er één of twee dagen per week zijn. Allemaal freelance. Ik ben net gevraagd om coach te worden bij een nieuw modeprogramma. Op tv komen is niks voor mij. Je staat als een puppet op een set aanwijzingen van anderen op te volgen en hebt weinig controle over wat er uiteindelijk naar buiten komt. Dat heb ik ook met op de foto gaan. Maar ja, zo’n programma levert geld op. En de nood is hoog. Binnenkort hoor ik of het ook echt doorgaat.”
Moet je op elke cent letten?
„Zo erg is het ook weer niet. Ik kan best elke dag Uber Eats bestellen. Maar ik woon klein, draag bijna altijd dezelfde kleren en kan me de laatste keer dat ik op vakantie ben geweest serieus niet herinneren. Ik heb vooral geld nodig voor mijn bedrijf. Ik zou het liefst een ceo aannemen, een studiomanager, extra fulltime naaisters. De eerste paar jaar draaide alles om laten zien wat ik kan en aandacht genereren. Nu moet ik dat opeens gaan omzetten in een goedlopend bedrijf. Ik heb geen bedrijfskunde gestudeerd, dus het is nogal een gepuzzel. Een droomscenario zou zijn dat ik creatief directeur bij een groot modehuis word. Om geld te verdienen, want mijn eigen label wil ik er altijd naast blijven doen.”
Ben je al benaderd?
„Een week na mijn laatste show heb ik een verkenningsgesprek gehad met een grote groep waar veel modehuizen onder vallen. Geen idee of daar iets uit komt.”
Als kind droomde je van een baan bij Chanel, zei je moeder.
„We woonden in Den Haag vlakbij Fred van Wordragen, op dat moment de enige winkel in Nederland die Chanel verkocht. Ik was acht of negen toen ik daar altijd kleren ging kijken. Ze vonden mijn obsessie daar zo cute dat ze me etalagemateriaal gaven. Had ik opeens een glitterspiegel van Chanel in mijn kamer hangen. Mijn eerste spreekbeurt ging over Chanel.”
Wil je daar nog steeds creatief directeur worden?
„Natúúrlijk zou ik dat willen. Ooit, over tien jaar of zo. Al denk ik niet dat Chanel mij snel gaat bellen, de kleren die ik nu maak hebben niet veel te maken met wat zij doen. Ik zou ook wel een vergeten modehuis als Gianfranco Ferré weer tot leven willen brengen. Het maakt me eigenlijk niet veel uit, er zijn zoveel leuke huizen met een interessante geschiedenis. Als creatief directeur bij een modehuis neem je het archief vaak als uitgangspunt. En een archief kapot knippen is wat ik altijd al doe. Het zou een logische stap zijn.”
Lantink is vernoemd naar Roberto Durán, de Panamese bokser van wie zijn vader fan was. Zijn vader overleed vlak voor Lantinks tweede verjaardag aan een hersenbloeding. Tot zijn negende woonde hij alleen met zijn moeder, Miranda Lantink, een interieurontwerper met een kast vol uitbundige kleren van Jean Paul Gaultier en Walter Van Beirendonck. In het weekend ging ze vaak naar housefeesten. Miranda Lantink: „Dan kwamen mijn vrienden, waaronder een stel travestieten, zich bij ons opdoffen. Omdat ik de dag erna brak was, ging Duran vaak logeren bij zijn oma.” Daar maakte hij, samen met zijn oma, zijn eerste ontwerpen: kleren voor zijn Barbies, gemaakt van oude gordijnen. „Lange panterjassen, met een rand van kleine gordijnkwasten langs de mouwen. Steeds als ik een nieuw idee had stuurde ik het arme mens weer naar de naaimachine.” Op zijn dertiende knipte hij de pijpen van de Diesel-broeken van zijn stiefvader af en liet hij zijn oma er rokjes van maken door er stukken van geruite tafelkleden aan te naaien. Een winkel in Scheveningen wilde ze verkopen. De 35 rokjes waren binnen twee weken uitverkocht. „Mijn grootste commerciële succes so far”, lacht hij.
Je moeder zei dat je haar kleren al jatte toen je een jaar of negen was.
„Ik was in die tijd alleen maar bezig met kleren, de hele fucking dag. Van groep zes tot en met groep acht was ik hardcore experimenteel. Ik boorde zelf veiligheidsspelden door mijn oor, beschilderde kleren en schoenen en droeg veel te grote Puck & Hans-jurken van mijn moeder. Daarna ging ik naar een heel conservatieve middelbare school, Willem-Alexander heeft er ook op gezeten. Naar brugklaskamp droeg ik een transparant Gaultier-shirt en had ik knalgroen haar, terwijl de meeste mensen daar in Ralph Lauren-polo’s liepen.”
Hoe werd daarop gereageerd?
„Prima eigenlijk. Ik kende al een paar kinderen, dat scheelde. Ik had best veel vriendinnetjes die populair waren, daardoor had ik altijd een soort schild om me heen. Toen ik op mijn vijftiende uit de kast kwam, werd dat opeens wel als een probleem gezien. Op een gegeven moment had een groep jongens van twee scholen zich op het schoolplein verzameld om mij in elkaar te slaan. Ik werd gebeld door een vriendinnetje: ‘Ze roepen: Duran, kankerhomo, kom naar buiten!’ Maar ik was helemaal niet op school. Ik had in die tijd een relatie met een dealer en zat met hem in een coffeeshop.”
Wat was dat voor iemand?
„Ik weet niet meer hoe hij heette, want het heeft maar anderhalve maand geduurd. Hij was 22 en best knap. Ik had hem in een café leren kennen. We blowden vooral, en reden rondjes in zijn auto. Schrijf dit maar niet op, want mijn moeder weet dit helemaal niet. Of nou ja, wat maakt het eigenlijk uit.”
Aan je vader heb je geen herinneringen.
„Niets. Mijn moeder leerde mijn stiefvader kennen toen ik negen was, ze zijn nog steeds samen. Hij is altijd mijn vaderfiguur geweest.”
Weet je veel over je vader?
„Mijn moeder probeerde dat te stimuleren door over hem te vertellen, maar ik had er geen interesse in. Nog steeds niet eigenlijk. Ik voel er gewoon niks bij en ik heb niet het idee dat ik iets mis. Zijn dood was vooral heftig voor mijn moeder. Die was pas 27 toen hij overleed.”
Heb je contact met zijn familie?
„Nee, die wonen allemaal op Aruba en in Venezuela. Ik weet wel dat een van mijn neven op Aruba als tiener volkszanger was. Misschien moet ik zijn muziek eens tijdens een show draaien.”
Klinkt niet als een heel serieus plan.
„Ik ben eigenlijk helemaal niet met mijn vader bezig. Je wil vast doorvragen over mijn familie op Aruba. Ik ben er maar een keer geweest, toen ik zestien was, voor de begrafenis van mijn opa. Er zit echt geen trauma, niet dat ik weet in elk geval. Ik heb gewoon een leuke jeugd gehad.”
Je moeder heeft je vooral vrij gelaten, zegt ze.
„Er mocht heel veel. Als kind was ik de hele zomer op het strand van Scheveningen. Vanaf mijn zevende mocht ik daar de hele dag alleen op pad met mijn vriendjes: tenten bouwen, ijsjes eten, vuur maken. Als ik wilde blijven slapen bij de eigenaar van een strandtent die we kenden, was dat prima. Ik mocht ook al jong uitgaan. Het paste bij mij, dat had ik nodig. Daar ben ik haar wel dankbaar voor.”
Kun je daarom ook zo vrij met mode omgaan?
„Geen idee wat voor iemand ik zou zijn geworden als ik in een heel streng gezin was opgevoed. Al weet ik eigenlijk wel zeker dat ik dan nog steeds niet braaf naar school was gegaan. Dat zit gewoon niet in me.”
Je moeder zei dat ze wat school betreft juist wel heel streng was.
„School vond ze heel belangrijk. Dat vond ik zelf helemaal niet, dus dat was altijd een strijd tussen ons. Uiteindelijk ben ik van drie scholen getrapt. Ik was gewoon alleen maar bezig met blowen en naar hele harde techno luisteren en vooral níét naar school gaan. Maar ze heeft me echt gepusht. Op mijn zestiende moest ik met school naar de Biënnale in Venetië. Nu denk ik: megaleuk. Toen had ik nul interesse. Mijn moeder heeft me die bus in gedúwd terwijl ik gilde dat ik niet wilde. Eenmaal daar bleek dat we ook nog moesten kamperen, mijn moeder had zonder overleg een tent voor me ingepakt. Ik was woest en ben met vriendinnetjes naar de Dolce & Gabbana-winkel gegaan om met het zakgeld dat ik had meegekregen een onderbroek te kopen. Daarna heb ik mijn moeder opgebeld en gezegd dat ze een vliegticket voor me moest boeken, anders zou ik de trein naar Milaan pakken en zou ze me nooit meer terugzien. Ongelooflijk, wat een kutkind was ik. Ze heeft in paniek maar een vlucht geboekt.”
Waarom wilde je per se naar huis?
„Ik voelde me gewoon echt in de maling genomen. Niemand had me verteld dat ik in een tent moest slapen. Mega-verwend natuurlijk. Ik vind in een tent slapen eigenlijk best leuk.”
Hoe is het om met zo’n anti-autoritaire houding op hoog niveau in de modewereld te werken?
„Nu heb ik een doel. School kon me niets schelen, maar dit vind ik superbelangrijk. En op dit niveau werken veel mensen die ik respecteer en van wie ik advies sneller aanneem. Het is niet zo dat ik niet met deadlines om kan gaan, mijn collecties zijn vaak al ruim voor de show af. Maar ik kan nog steeds eigenwijs zijn, hoor. Als mijn pr-bureau wil dat ik een interview doe met een tijdschrift dat ik stom vind, dan doe ik het niet. En bij de LVMH-prijs had de organisatie van tevoren gezegd dat ik die Dior-Chaneltas niet mocht laten zien. Dan doe ik het júíst.”
Tot een paar jaar geleden stond je ook bekend om je sociale betrokkenheid. Samen met kunstenaar Jan Hoek heb je een tentoonstelling in Museum van de Geest gemaakt met mensen met een verstandelijke beperking en jullie hadden een show tijdens Amsterdam Fashion Week met een groep trans sekswerkers uit Kaapstad. Hoe kwamen jullie daarop?
„Ik vind het gewoon heel leuk om te werken met mensen die een totaal andere kijk op dingen hebben, daarom zeg ik snel ja op dit soort samenwerkingen. De trans sekswerkers waren Jan en ik zelf tegengekomen op internet. We waren erg onder de indruk van hun outfits. Heel kleurrijk en helemaal zelfgemaakt van materialen die ze overal en nergens hadden gevonden, zó eigen. Daarom wilden we hun een podium geven. Normaal komen deze vrouwen alleen in het nieuws in verband met moorden.”
Dat soort engagement zit nu niet meer in je collecties. Heb je dat losgelaten?
„Nee, helemaal niet. Ik was gisteren nog op de verjaardag van Jan en zou het hartstikke leuk vinden om weer met hem te werken. Maar ik focus nu op Parijs en heb geen tijd om er iets naast te doen. Ik wist altijd al dat ik mijn kleren uiteindelijk aan een groter publiek wilde laten zien. Als je in Parijs showt, gaat je collectie echt de wereld in. Dat is waar ik mijn hele leven al van droom.”
Nu werk je met topmodellen als Rianne Van Rompaey.
„Mijn modellen zijn nu heel traditioneel ja, dat werkt op dit moment het beste. De meeste mensen vinden mijn kleren heel extreem, als je die ook nog bij een groepje outcasts aantrekt, dan begrijpen ze er niks meer van. Topmodellen maken mijn kleren toegankelijker, iets verleidelijker. Ik vind het ook echt leuk om met ze te werken. Toen ik ze backstage bij mijn show allemaal op een rijtje klaar zag staan, moest ik denken aan de videobanden met Thierry Mugler-shows die ik vroeger altijd van een vriendin van mijn moeder leende.
„Maar in het Zeeuws Museum is nog een tentoonstelling te zien die ik vorig jaar gemaakt heb in samenwerking met een groep vluchtelingen. In de toekomst wil ik die twee werelden meer gaan samenvlechten. Als ik meer naamsbekendheid heb, is het makkelijker om dit soort thema’s meer te belichten in Parijs.”
Sinds je in Parijs showt, is je kleding ook minder collage-achtig.
„Ik wilde laten zien dat ik meer kan dan bestaande kleren verknippen. Voor mijn voorjaarscollectie heb ik naar archetypes van kledingstukken gekeken: spijkerbroeken, overhemden, little black dresses, bloemetjesjurken – en die ben ik gaan opblazen of juist verkleinen. Ik noem het shapewear, maar het is eigenlijk het tegenovergestelde van wat Skims [het shapewearmerk van Kim Kardashian] doet. Dat laat je lichaam er zo slank mogelijk uitzien, terwijl ik het lichaam juist wil vervormen. Ik vind het heel leuk om de grens op te zoeken tussen draagbaar en ondraagbaar.”
Is alles nog steeds gemaakt van deadstock materialen?
„Ja, deadstock en vintage. In mijn laatste show zaten afgedankte stoffen van Balenciaga, oude Levi’s van het Waterlooplein en traditionele Zeeuwse kapjes van wit kant, gekregen van het Zeeuws Museum.”
Je wordt vaak omschreven als een pionier op het gebied van duurzaamheid.
„Ik vind het eigenlijk best irritant om zo genoemd te worden. Ik heb al heel mijn leven een obsessie met kleren, ze hergebruiken is voor mij iets vanzelfsprekends. Ja, natuurlijk vind ik het extreem zonde dat er zoveel geproduceerd wordt en dat er mooie kleren op de vuilnisbelt belanden. Maar ik heb nooit gedacht: ik ga de wereld eens even verbeteren. Nu word ik opeens neergezet als posterboy voor duurzaamheid.”
De meeste modemerken doen een moord om met duurzaamheid in verband gebracht te worden.
„Terwijl ik denk: thanks, but no thanks. Ik ben zelf ook helemaal geen extreem sustainable persoon. Ik ga liever met de Uber dan met de tram. Ik rook, ik eet vlees, ik pak vaak het vliegtuig. Al moet ik eerlijk zeggen dat ik het wel heb laten gebeuren dat mensen dat label op me plakten. In het begin dacht ik: ach ja, het is wel een feit dat ik geen nieuwe materialen gebruik. Maar toen al die modelabels opeens over sustainability begonnen op te scheppen kwam bij mij de weerstand op. Ik vind dat zó niet chic. Stop talking about it, doe het gewoon.”