Paul Smith in het Musée Picasso in Parijs, voor Picasso’s L’acrobate (1930) Foto Adrien Didierjean
Foto Adrien Didierjean
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Expositie De Britse modeontwerper Paul Smith stelde voor het Picasso Museum Parijs een expositie samen ter gelegenheid van het vijftigste sterfjaar van de kunstenaar.
„Ik kijk nu naar een grote rode opblaashond”, zegt Paul Smith (77) met enige vanzelfsprekendheid, telefonisch vanuit zijn kantoor op de vierde etage van een gebouw in de Londense wijk Covent Garden. De Britse modeontwerper, die op zijn 21ste zijn eerste eigen winkel opende en nu directeur is van een modehuis dat actief is in 65 landen, staat bekend om zijn klassieke ontwerpen met vaak speelse, kleurrijke accenten, maar óók om zijn werkruimtes die overladen zijn met spullen: boeken, stoffen, speelgoed. „Het is hier inderdaad absoluut overspoeld”, beaamt hij, „veel wielertruien, memorabilia, geschenken vanuit de hele wereld.”
Precies die overvolle werkkamer was voor Musée Picasso Paris de reden bij Smith aan te kloppen om hem te vragen een expositie samen te stellen voor de Picasso Celebration, de herdenking van het vijftigste sterfjaar van Pablo Picasso (1881-1973). Met meer dan driehonderd schilderijen en ruim 200.000 archiefstukken beheert het Parijse Picasso-museum een belangrijk deel van de nalatenschap van Picasso. „Bij het museum kenden ze mijn werk, en ze had den foto’s gezien van mijn studio. Ze vonden die eclectische manier van dingen verzamelen en opstellen een interessante manier om nieuwe energie en leven te geven aan een expositie.”
Smith kreeg daarbij „carte blanche”, zegt hij: „Ze willen graag een jonger publiek aantrekken, en een publiek dat normaal gesproken niet naar het museum komt.”
Het posterbeeld voor de expositie Picasso Celebration: The Collection in a New Light was snel gekozen: de kop van een stier, die Picasso samenstelde uit het zadel en stuur van een racefiets. „Dat is een verwijzing naar mijn liefde voor fietsen.” Maar je zou er ook een gedeelde creatieve drift in kunnen zien: van alledaagse middelen iets bijzonders maken.
Onbetwist is Picasso’s reputatie niet. De New Yorkse modeontwerper Dapper Dan noemde hem onlangs in een post op Instagram de ‘Christopher Columbus van West- en Centraal-Afrikaanse kunst’, vanwege de manier waarop hij kunst uit Afrika en Oceanië verwerkte in zijn eigen kunst. Ook om de – vaak slechte – manier waarop hij vrouwen behandelde is Picasso de laatste jaren meer omstreden. Smith wil niet reageren op deze kwesties: „Ik weet er te weinig van, eerlijk gezegd. Ik heb me eigenlijk alleen in de visuele kant van zijn werk verdiept.”
Grote vernieuwer
„Het belangrijkste dat ik over Picasso geleerd heb tijdens het maken van deze expositie, is hoe ontzettend vaak hij zichzelf opnieuw heeft uitgevonden”, zegt Smith. „ In de expositie is bijvoorbeeld het werk Paul als Harlequin (1924) opgenomen: dat is nog heel klassiek geschilderd, helemaal niet abstract. Daarna heb je de blauwe periode, die is heel melancholisch, en dan volgt de kubistische periode die juist heel avant-garde is.”
Die wendbaarheid is ook wat Smith herkent vanuit zijn eigen werk als mode-ontwerper: „Mode gaat altijd over vandaag én morgen, je bent je continu aan het aanpassen. Ik zit nu meer dan vijftig jaar in het vak, dus ik ben wel gewend mezelf opnieuw uit te vinden. En Picasso was daar ontzettend goed in.”
Zaalontwerp van Paul Smith voor de expositie in Musée Picasso
Voor de expositie ontwierp Paul Smith een reeks installaties waarin de kunst van Picasso is opgenomen. Een van de zalen is bijvoorbeeld van vloer tot plafond beschilderd met de kenmerkende kleurrijke strepen uit de kleding van Smith, ergens anders speelt jazzmuziek in de ruimte: „dat staat voor experiment en improvisatie. Jazz was heel modern in Picasso’s tijd.” Er is meer geluid: in een andere ruimte staan oude Marshall-speakers opgesteld, je hoort de Amerikaanse schrijver en kunstverzamelaar Gertrude Stein (1874-1946) die een gedicht over Picasso voordraagt.
Als Picasso nog leefde zou hij wildplakken echt geweldig vinden
In de ruimte waar Smith het meest trots op is, hangen de schilderijen op een wand die is behangen met wildplakposters van exposities van Picasso: „Als Picasso nog leefde zou hij, denk ik, wildplakken echt geweldig vinden, want dat brengt echt de kunst naar de straat.”
Nog een interventie: twaalf van de borden van keramiek die Picasso maakte in Vallauris, Zuid-Frankrijk, hangen aan een wand die verder helemaal behangen is met witte borden. „Dat gaat over de kracht van het herhaalde beeld, en de machinale reproductie, eigenlijk het omgekeerde van wat die borden zijn.
„Ik denk dat de expositie heel boeiend is voor jonge mensen, die zijn erg visueel ingesteld. Wat we hebben gemaakt wordt voor mensen die niet zo bekend zijn met het werk van Picasso een zeer intuïtieve, hopelijk opwindende ervaring. Tegelijkertijd zullen er meer topstukken te zien zijn dan in eerdere jaren, dus ik denk dat het ook heel interessant is voor liefhebbers van Picasso’s werk.
„Misschien zijn er academici die zullen zeggen: dit is niet hoe je de kunst van Picasso moet laten zien. Maar dat was ook niet de opdracht. De opdracht was om iets nieuws te doen, en daar heb ik me aan gehouden.”
Een top met „historische beslissingen”, zei NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte. „Europa’s moment”, sprak demissionair minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC), die voorspelde dat over tien of vijftien jaar gezegd zal worden dat de Europese NAVO-landen eindelijk verantwoordelijkheid namen voor hun eigen defensie. Het zijn grote woorden, maar het is ook echt een krachtig signaal aan Rusland dat de NAVO-landen het de afgelopen dagen in Den Haag eens konden worden over een nieuwe NAVO-norm van 5 procent van het bruto binnenlands product. Een belangrijke principe-afspraak die eenheid uitstraalt, en de individuele NAVO-landen nu verplicht uitgaven aan defensie de komende jaren ook daadwerkelijk snel te verhogen.
Het akkoord is tot stand gekomen onder grote druk van de Amerikaanse president Donald Trump, die al jaren met recht zegt dat de andere NAVO-bondgenoten, vooral de Europese, financieel en militair meer moeten doen. De deal over de 5 procent is ook een knap staaltje politiek vakmanschap van Rutte, die alle NAVO-partners aan boord kreeg door het percentage op te splitsen in 3,5 procent harde defensie-uitgaven, en 1,5 procent ‘weerbaarheid’, zoals de aanleg van essentiële infrastructuur. Hoewel de percentages willekeurig aanvoelen, laten de Europese lidstaten hiermee duidelijk aan Moskou zien dat ze militair niet volledig afhankelijk willen blijven van een grillige regering-Trump maar zelf serieus gaan bijdragen aan de verdediging van het eigen continent.
Belangrijker nog dan het akkoord over de norm zijn de concrete vervolgstappen die nu overal in Europa nodig zijn. Na de NAVO-top in 2014, waarin de huidige verplichte 2 procent van het bbp werd afgesproken, duurde het te lang – ook in Nederland – voordat regeringen het geld ook echt in defensie gingen investeren. De politieke urgentie is nu hopelijk groter: op de NAVO-top is afgesproken dat lidstaten de 5 procent in 2035 moeten hebben gehaald. Voor Nederland betekent dat dat binnen tien jaar 16 tot 19 miljard extra per jaar aan defensie moet worden besteed, bleek uit eerdere berekeningen. Dat is om van 2 naar 3,5 procent van het bbp te gaan. Nog eens 1,5 procent betekent een vergelijkbaar bedrag erbij.
Scherpe en moeilijke politieke keuzes zijn hiervoor onvermijdelijk. Het is positief dat partijen van links tot rechts zich onlangs in een Kamerdebat achter de nieuwe NAVO-norm schaarden. Maar met een verkiezingscampagne op komst is het nu zaak dat politieke partijen tegenover kiezers eerlijk en duidelijk zijn over hoe ze dit geld op de begroting willen vinden. Linkse partijen hebben op voorhand elke bezuiniging op zorg, onderwijs of sociale zekerheid taboe verklaard, daarmee de suggestie wekkend dat fors hogere defensie-uitgaven mogelijk zijn zonder daarvoor enige maatschappelijke pijn te nemen. GroenLinks-PvdA wil al het benodigde geld ophalen via leningen of belastingverhogingen, wat niet zonder financiële en economische risico’s is.
Rechtse partijen zijn dan veelal weer mordicus tegen lenen of hogere belastingen, maar maken ook nog niet duidelijk waar zij miljarden op de begroting denken te kunnen bezuinigen. De suggesties van VVD-leider Dilan Yesilgöz in het NAVO-debat dat het geld wel gevonden kan worden bij de overheid of het resterende budget van ontwikkelingshulp lijken onrealistisch en vooral onvoldoende. Laat partijen in de komende campagne eerlijker tegen de kiezer zijn. Nu links en rechts elkaar vinden in de noodzaak van een hogere NAVO-norm, zou het verstandig zijn politieke taboes om die te halen te doorbreken.
Hij beloofde Indonesië al een ‘gouden toekomst’ toen hij aantrad. Maar de regering van de Indonesische president Prabowo Subianto, oud-generaal en schoonzoon van autocraat Soeharto, wil ook het verleden hervormen, door dat in een „positiever licht” te zetten, aldus de Indonesische minister van Cultuur Fadli Zon.
De minister wil op 17 augustus bij de viering van tachtig jaar onafhankelijkheid een tiendelig boekwerk over de Indonesische geschiedenis presenteren. De serie moet het nationale bewustzijn aanwakkeren. In januari zijn ruim honderd historici aan het werk gezet om de gewenste geschiedenis in de boeken te krijgen.
Bij een deel van de historici gingen direct alarmbellen rinkelen. Ze vrezen dat misstanden uit het verleden zullen worden uitgewist en autocratische tijden verheerlijkt. Volgens de minister zijn zorgen niet nodig. Het wordt „een correcte versie,” lichtte Zon in mei in een interview met persbureau Reuters toe.
Zo vond hij de omschrijving ‘driehonderd jaar Nederlandse koloniale overheersing’ overdreven. Koloniale heersers waren immers niet continu en niet overal aan de macht. Het boekwerk zal meer nadruk leggen op het verzet, zoals de heldendaden van de Javaanse prins Diponegoro die vanaf 1825 een militaire campagne tegen het Nederlands-Indische regime leidde.
Zon, vertrouweling van Prabowo en prominent van diens partij Gerindra, steunt plannen om ook oud-president Soeharto uit te roepen tot nationale held. Zijn regime wordt beschouwd als een van de meest corrupte ter wereld. Volgens schattingen van de organisatie Transparency International had de familie in 1998 dertig miljard dollar verzameld. Tegenstemmen werden niet geduld. Media stonden onder zijn controle.
Eerste versie
Sinds recent een eerste versie naar buiten is gekomen, is de vrees dat het boekwerk een propaganda-instrument zal worden, toegenomen. Indonesische machthebbers willen het zwarte verleden witwassen, stelde mensenrechtenadvocaat Marzuki Darusman tijdens een actie van de Alliantie voor Transparantie van de Geschiedschrijving (AKSI).
Eind mei spraken leden van de gelegenheidsalliantie tijdens een parlementaire sessie hun zorgen uit over het boekproject. Zo worden vermoedelijke oorlogsmisdaden van Prabowo in Oost-Timor en zijn rol bij de moord en verdwijning van activisten tijdens de val van Soeharto in 1998 niet genoemd.
Ook wordt niet ingegaan op de vermoedelijke betrokkenheid van Safrie Sjamsoeddin, de huidige minister van Defensie. Daarbij blijft de nog altijd onverwerkte geschiedenis van de massamoorden van 1965-66 onbeschreven. In deze periode zijn tussen de vijfhonderdduizend en één miljoen Indonesiërs die van communistische sympathieën werden verdacht vermoord door lokale milities, geleid door militaire en islamitische leiders.
De moordpartijen vonden plaats na 30 september 1965. Op die dag werden zes generaals, verdacht van een coupcomplot, ontvoerd en vermoord. In de chaos die volgde nam generaal Soeharto de leiding, waarna hij 32 jaar aan de macht bleef. De couppoging werd toegeschreven aan de Indonesische Communistische Partij, destijds een van de grootste communistische bewegingen ter wereld. Nog altijd is de exacte toedracht van de gebeurtenissen, zoals de rol van de Amerikaanse CIA, niet opgehelderd.
Lees ook
Lees ook: De geschiedenis van Indonesië: tussen taboe en trauma
Minister Zon heeft al aangegeven dat betrokken historici van het boekwerk geen pogingen zullen doen om de ware toedracht te achterhalen. Volgens AKSI-lid en historicus Asvi Warman Adam is het tevens omineus dat de rol van president Soekarno, die in 1966 het veld moest ruimen voor Soeharto, weinig ruimte krijgt in het boekwerk. Ook ontbreekt vermelding van de vermaarde Bandung Conferentie uit 1955, waar Indonesië onder Soekarno’s leiding een belangrijke rol speelde in antikoloniale bewegingen op het wereldtoneel.
„Dit project is een herhaling van de Nieuwe Orde (zoals de dictatoriale periode van Soeharto wordt genoemd), toen geschiedschrijving in dienst stond van de verheerlijking van Soeharto en de verworvenheden van Soekarno werden geminimaliseerd,” zei Adam, terwijl hij samen met AKSI-leden een kritisch manifest aan de parlementariërs overdroeg. „Het boekwerk is een historische manipulatie. Een selectieve geschiedenis die wordt geschreven om het Nieuwe Orde-regime te bewieroken.” AKSI-voorzitter Darusman waarschuwde voor verder afglijden naar een dictatuur. „Een eenvormige staatsgeschiedschrijving is typisch iets van een totalitair regime. Dit project is een gevaarlijke stap in de richting van een autocratie.”
Verleden onderzoeken
Ook mensenrechtenorganisaties, waaronder Amnesty International, hekelen het project. „Een democratie moet haar verleden onderzoeken. Onrecht en onderdrukking erkennen. Als je dat verzuimt, dan is er geen rechtvaardigheid,” aldus Amnesty directeur Usman Hamid tijdens de presentatie van het manifest.
Een pijnpunt van het project is het verbloemen van de vervolging van de Chinees-Indonesische gemeenschap, waaronder een massaverkrachting van zeker tachtig vrouwen tijdens rellen in mei 1998 bij protesten tegen Soeharto. De verkrachtingen zijn in 2003 bevestigd door een officiële Indonesische onderzoekscommissie. Vermoedens dat de aanvallen op de Chinees-Indonesische gemeenschap werden aangewakkerd door elementen binnen het leger die anti-Chinese sentimenten koesterden en hun eigen rol wilden legitimeren, zijn nooit onderzocht.
In een podcast van het nieuwsmedium IDN Times trok minister Zon afgelopen week in twijfel dat er überhaupt verkrachtingen hadden plaatsgevonden. „Het zijn slechts geruchten,” stelde hij. „Nooit bewezen.”
Lees ook
Lees ook: Deze boeken tonen de lange schaduw van de oorlog in Indonesië
Andere versies illegaal?
Bonnie Triyana, historicus en lid van oppositiepartij PDI-P, is bezorgd over de gevolgen op de lange termijn als het boekwerk als officiële versie van de geschiedenis zal worden gedoceerd. „Een officiële geschiedschrijving ontmoedigt kritisch denken,” licht hij toe aan de telefoon. „Andere historische interpretaties kunnen worden weggezet als illegaal.” En dan kan tegenspraak moed vergen.
Afgelopen week bleek dat sommige critici al te maken hebben met intimidatie. Activist Ita Fatia Nadia, die de verhalen van de verkrachtingsslachtoffers documenteert en in 1998 lid was van de officiële onderzoekscommissie, sprak minister Zon in verschillende media aan op zijn ontkenning. Donderdag berichtte The Jakarta Post dat de activist dreigtelefoontjes had ontvangen. „Precies zoals ik destijds dreigementen ontving. Het geeft aan dat dezelfde machten deze verkrachtingen in de doofpot willen stoppen.”
Lees ook
Lees ook: In deze Indonesische klassieker symboliseert een jonge vrouw de ware geschiedenis van het land
Nee, Eric de Vroedt, artistiek leider van het Nationale Theater, zag niet meteen een theaterstuk voor zich bij het lezen van de vier romans van de Britse auteur Ali Smith: Herfst, Winter, Lente, Zomer. „Ik las ze in de zomers dat ze uitkwamen, vanaf 2016. In vakanties, wanneer je tijd hebt voor dat soort ingewikkeld proza. Ik bewonderde het bouwwerk, het over alles tegelijk willen hebben.”
Dat alles tegelijk was wel de trigger om met de boeken aan de slag te willen, want dat wil De Vroedt ook graag: theater over alles tegelijk, alle grote onderwerpen van deze tijd.
En dus gaat komend weekend, na een seizoen dat hij helemaal inrichtte op het maken van deze productie, de zeven uur durende theatermarathon De seizoenen in première op het Holland Festival. Een voorstelling gebaseerd op die schitterende boeken van Smith, met hun talloze personages en losjes aan elkaar verknoopte verhalen. Waarom toch? En hoe?
In zijn kantoortje in het pand van Het Nationale Theater, naast de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, begint de 53-jarige theatermaker aan een antwoord, bij het begin: „In mijn megalomanie bedacht ik vijf jaar geleden dat ik in 2025, dat toen klonk als een magisch jaar, een voorstelling over alles zou maken. Ik wilde een Toren van Babel bouwen in het theater.”
Zelfspot is De Vroedt niet vreemd, maar met die ‘megalomanie’ refereert hij in eerste instantie aan eerdere marathonprojecten, zoals het legendarische The Nation in 2017, De eeuw van mijn moeder in 2021 en de Leedvermaak-trilogie in 2023. Hij denkt graag in het groot. Zijn Mightysociety-project, waarmee hij zijn naam vestigde, was een reeks van tien voorstellingen in bijna tien jaar tijd (2004-2012). In 2016 werd hij in Den Haag artistiek leider naast Theu Boermans en toen die vertrok in 2018 werd hij artistiek directeur: als het aan hem lag zou „het hele bedrijf, alle acteurs en alle regisseurs” aan die Toren meewerken.
Hij vertelt: „In brainstormsessies werd het plan een steeds veelkoppiger monster. Dan denk je: jezus, hoe kunnen we hier ooit toneel van maken? Dan moest klimaatverandering er opeens in, weer duizend invalshoeken. Ali Smith was een van de inspiratiebronnen, tot ik dacht: waarom doen we die boeken zelf niet? Daar staat alles al in.”
Ik dacht: oké, ik regisseer nu 25 jaar, ga ik de komende 20 jaar zo door? Het was een artistieke midlifecrisis
Maar waarom zou iemand een voorstelling over ‘alles’ tegelijk willen maken? „Omdat ik vijf jaar geleden dacht: we hebben zo’n megabedrijf, en zoveel talent, zoals destijds regisseurs Eline Arbo, Erik Whien en Noël Fischer, terwijl ik steeds in mijn eentje marathonvoorstellingen maak. Laten we dat talent bundelen.”
Maar, belangrijker, voegt hij er in zijn typerende, jachtige spreekstijl aan toe, is de vraag waarom Smith over alles tegelijk schrijft. „Om dezelfde reden dat ik The Nation maakte: in de werkelijkheid komt het ook allemaal tegelijk op je af. Al die lagen wilde ik tonen. Dat zag ik bij Smith: én vluchtelingenproblematiek én populisme én klimaatcrisis én Brexit. Dat is de drang die ik als maker heb: wat we op het toneel zetten, moet de gekte waarin we leven reflecteren. De gekte én de schoonheid.”
Met ‘alles’ kun je ook een bruine brij krijgen. Hoe blijf je gefocust?
„Als je de boeken verspreid over jaren leest, kun je de onderlinge verbanden misschien over het hoofd zien. Maar die zijn er wel degelijk. Op het toneel, in de vier delen achter elkaar, zie je ze duidelijk voorbijkomen.”
Bewerkers die gevraagd waren een toneeltekst te maken op basis van de romans, gaven de opdracht terug, omdat de opgave te complex was.
„Ze zeiden: prachtig, maar niet voor toneel. Ze waarschuwden ons: doe het niet. Als je de boeken eer wil aandoen, kan het inderdaad niet. Maar ik dacht: ik haal brutaal alleen eruit wat ik mooi vind. Gewoon aanstrepen: wat raakt me, wat doet me niks. Spelenderwijs. Wat de vraag opbracht: vindt Ali Smith dit goed?”
En?
„Haar agent liet weten dat ze vereerd met ons plan was, maar er over wilde praten. Afgaand op de foto leek het me een strenge vrouw, serieus, ik had allerlei vooroordelen. Maar ze bleek warm en open. En doordat ze zo levendig en fantasievol sprak, begreep ik haar ook beter. Ze is iemand die spelenderwijs materiaal creëert, niet intellectualistisch of vanuit een doorwrochte structuur. Dat gaf me het vertrouwen ook zo vrij de bewerking te doen. Ze zei: ‘Eric, ik snap niet hoe je het wil doen, maar ik ben benieuwd.’ Ze gaf me carte blanche.”
Heb je gezegd hoe rigoureus je haar boeken wilde bewerken?
„Nee, ik zei eufemistisch dat er veel zou moeten sneuvelen. Maar ze heeft zelf toneel geschreven, dus ze weet wat theater is, en hoe het werkt.”
Wat is de lijn geworden die je aansprak?
„Ali Smith wilde oorspronkelijk sensitieve, poëtische boeken schrijven over de seizoenen, de blaadjes, de bomen, en over haar herinneringen. Maar toen ze begon met schrijven, in 2014-2015, raakte haar land in de meest hysterische fase van de laatste decennia: de Brexit-discussie en alle shit die volgde. Ze dacht: waar ben ik mee bezig, de wereld stort in, dat moet ik gebruiken. Maar haar oorspronkelijke idee zit nog in de boeken: de cyclus van de natuur als tegenwicht voor de actualiteit. Dat ontroert en raakt me.”
Wat zeggen die romans ten tijde van de Brexit over Nederland in 2025?
„Veel. De Brexit staat symbool voor een complottheorie die politiek wordt. Het idee was dat de EU regels oplegde aan het Verenigd Koninkrijk waar het land aan ten onder ging. En dat het zonder de EU veel rijker zou worden. In die onwaarheid leven we hier nu ook. De duizenden nareizigers, de tsunami aan migranten: niet aan de hand, complottheorie. Wat in het VK gebeurde, is wereldwijd verspreid.
„Smith beschrijft een kapotte wereld, waar de politieke discussie gepolariseerd is, waar een surveillancesamenleving wordt opgetuigd, waar de vluchteling wordt opgesloten, dan wel met angst en argwaan wordt bekeken. Impliciet is haar vraag: hoe kun je menselijk blijven, en hoe hou je jezelf mentaal gezond? En haar antwoord is: door open te staan voor de onverwachte ontmoeting. In al die boeken vinden ontmoetingen plaats tussen mensen uit totaal verschillende bubbels. Die praten met elkaar en veranderen daarmee elkaars leven, soms een beetje, soms heel erg.”
Hoe kan een toevallige ontmoeting dat doen?
„Wat een grote rol speelt, is dat veel personages uit het buitenland komen. De een is een Joodse migrant uit de jaren dertig, de ander een meisje uit Kroatië of een kersverse vluchteling. Het zijn buitenstaanders, die mensen die vastgeroest zitten in beweging brengen.
„Om die ontmoeting, dat openstaan, gaat het voor mij. Kunnen veranderen, durven veranderen, is het antwoord op de verrotte wereld van nu, met dat frame van links tegen rechts en met steeds dezelfde discussies.
„Ik herken het uit mijn eigen leven. Ik heb cruciale ontmoetingen en gesprekken gehad die mijn leven een bepaalde richting hebben opgedreven. Zoals ooit met een docent bij wie ik een toneelcursus had gedaan. Na een etentje – ik waste af, hij droogde – vroeg hij wat ik later wilde worden. Ik zei: ‘Politicus: met idealen de wereld veranderen’. Hij vroeg wat ik met politiek had. Ik was een groot fan van Joop den Uyl, zei ik: hoe hij een zaal stil kreeg en kon opzwepen. Hij zei: dat is toneel. Politiek is draagvlak vinden, compromissen sluiten, vergaderen. Het was geen toevallige ontmoeting, maar hij voerde het gesprek dat mijn ouders eigenlijk met me hadden moeten voeren. Het bracht me bij wie ik wilde zijn.”
Eric de Vroedt (rechts) met acteurs van het Nationale Theater.
Scènefoto van ‘De seizoenen’.
Midlifecrisis
Over durven veranderen gesproken: wie De Vroedt als regisseur wilde zijn veranderde het afgelopen jaar, vertelt hij. In 2018 volgde ik hem maandenlang tijdens repetities. De kop van de reportage, ‘Ze worden wel eens gek van me’, was een opmerking waarmee hij erkende te beseffen hoe intens zijn manier van regisseren voor zijn acteurs was: veel pratend, veel onderbrekend, veel voordoend, totale controle. Hij zegt: „Mensen lezen dat stuk nog steeds ter voorbereiding op werken met mij, zoals nu weer gastacteur Nur Dabagh. En dan is er altijd de grap, omdat dit voorkwam in het artikel: ‘Je mag zelfs niet gaan plassen tijdens het repeteren.’ Maar vorig jaar raakte ik met die werkwijze op een eindpunt, tijdens het maken van Brown Sugar Baby. Dat stuk ging over de jazzbands van mijn opa en dat wilde ik zó perfect brengen, dat ik bijna al het leven eruit had gezogen. Ik wist zó precies wat ik wilde, dat het voor mijzelf voorspelbaar werd. Ik dacht: oké, ik regisseer nu 25 jaar, ga ik de komende 20 jaar zo door? Het was een artistieke midlifecrisis.” En in één adem door: „O, dat wordt zeker de kop straks?”
Waaruit maar weer eens blijkt dat die controledwang nog niet helemaal is gesleten. Hij koos dit seizoen wel een andere aanpak.
„De wens om te veranderen kwam ook van de acteurs. Omdat ik mijn acteurs goed ken, kunnen we snel werken. Maar dat ging ten koste van hun spontaniteit en eigenaarschap. Ik laat acteurs ter inspiratie de eerste week van de repetities acht documentaires zien en maak een reader met artikelen. Maar dat was niet hun manier van geïnspireerd raken.”
Wat was hun manier?
„Op hun verzoek gingen we wandelen in het bos, naar het museum. En na zo’n eerste week zijn we elk van de vier delen meteen met een doorloop begonnen, met het script in de hand. Heel anders dan wat jij destijds zag, waarbij ik op de vierkante centimeter werkte.
„Op een gegeven moment vroegen ze alsnog of ik een scène kon indelen. Ik ging aftasten waar ze structuur nodig hadden. En toen merkte ik: waar ik soms weken aan werk kunnen ze, als ze het zelf doen, binnen drie dagen.
„Ook bij de montage, waarbij licht en decor normaal gesproken minutieus zijn voorbereid, werkte ik intuïtief en liet ik impulsen toe, om maar tot beelden te komen die ik niet vooraf zou hebben bedacht. En dat werd heel mooi, met dank aan scenograaf Julian Maiwald.”
Het klinkt als de werkwijze van een collectief.
„Het was open en vrij. Met elkaar. Maar we merken, nu we nog maar enkele weken hebben, dat we toch ook precies moeten zijn. Maar de basis is anders, omdat de acteurs zich eigenaar voelen van het materiaal. Ze weten waar het vandaan komt. Mijn oude methode kan ik alsnog inzetten, en dan is de controlfreak er weer, en dat mag ook van de acteurs, maar die staat naast een nieuw ontdekte wereld. Ik kan schakelen tussen die rollen.”
Actrice Mariana Aparicio zei vanmiddag dat ze de Eric terugzag met wie ze vijftien jaar geleden bij Mightysociety werkte. Alsof je jezelf hebt teruggevonden.
„Maar toen was het onkunde. Ik moest me nog ontwikkelen als regisseur en dus liet ik de regie soms open. Dat was fijn voor acteurs: een regisseur die het even niet weet. Want dan kunnen zij hun gang gaan. Nu weet ik het, tussen aanhalingstekens, ‘heel goed’, maar kan ik die openheid bewust opzoeken en toelaten.”
Nog een vraag over de complexiteit van de romans van Smith. De surrealistische wendingen die ze toepast: hoe breng je die op het toneel?
„Het makkelijke antwoord is: Shakespeare. Smith baseert zich op Shakespeare. En in zijn werk barst het van de rare, magische momenten: geesten, heksen, betoveringen. Omdat het zo sprookjesachtig is, kan publiek daar goed in mee, zeker als je dat openlijk doet, met lichtheid en ironie.”
Hoe openlijk doe je dat?
„De acteurs spelen dat ze spelen. Samen fantaseren ze dit verhaal, als het ware. ‘Stel je voor dat jij een man bent, een filmregisseur, dat je op een perron staat. Stel je voor dat ik een meisje ben dat jou kan betoveren.’ Zo komt het stuk tot stand. Eigenlijk is het de basis van toneel: elkaar een verhaal vertellen.”