De uitstoot van broeikasgassen is het best naar beneden te krijgen met een combinatie aan beleidsmaatregelen. Dus én subsidies én regelgeving én prijsbeleid. Dat blijkt uit een analyse van circa 1.500 maatregelen die overheden van 41 landen wereldwijd hebben genomen in de periode 1998-2022. De onderzoekers vonden 63 bijzonder succesvolle interventies. De studie is deze donderdag gepubliceerd in Science.
„Bij overheden zijn nu vooral subsidies en regelgeving populair”, zegt Nicolas Koch, coördinerend auteur van de studie en verbonden aan het Mercator Research Institute on Global Commons and Climate Change in Berlijn. Maar beleid blijkt succesvoller in het terugdringen van de uitstoot als die twee worden gecombineerd met prijsmaatregelen. Koch: „Denk aan een koolstofbelasting. Of bij voertuigen een registratiebelasting.”
De studie verschijnt op een strategisch moment. In het kader van het Parijs-akkoord uit 2015 moeten VN-lidstaten volgend jaar nieuwe doelen (zogeheten ndc’s) opgeven voor het terugdringen van hun uitstoot. Want de tot nog toe geformuleerde ndc’s zijn onvoldoende om te voldoen aan het akkoord – dat de opwarming van de aarde wil beperken tot ver onder de 2°C, en liefst tot 1,5°C. Om de doelen te halen, moeten landen ook concreet beleid opstellen. Daar ontbreekt het nu nog vaak aan.
Kunstmatige intelligentie
In hun studie analyseerden de onderzoekers de gerapporteerde uitstoot van broeikasgassen door vier verschillende sectoren (industrie, elektriciteitssector, transport, gebouwen) in 41 landen, over ruim twee decennia. Per land en per sector selecteerden ze de jaren waarin de uitstoot sterk terugliep. Dat koppelden ze (met behulp van kunstmatige intelligentie) aan een recent ontwikkelde database van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) met daarin de verschillende beleidsmaatregelen die landen in bepaalde jaren hebben genomen.
De onderzoekers zien van 1998 tot 2022 een oplopend aantal beleidsmaatregelen. Er is veel variatie tussen landen en sectoren. Het meest ingezet zijn strengere uitstootregels en verplichte nieuwe technologieën. Beprijzen van de uitstoot van koolstof blijft beperkt.
Twee voorbeelden werken ze in detail uit: de sterke daling van de uitstoot van de elektriciteitssector in het Verenigd Koninkrijk in 2015 en 2016, en die van de industrie in China in 2016. Het idee was dat de daling het gevolg was van één maatregel. In het Britse geval was dat de introductie van een bodemprijs voor de uitstoot van koolstof, in het Chinese geval was dat de introductie van een systeem voor de verhandeling van emissierechten.
Maar in beide gevallen, zo laat het onderzoek zien, ging het om een combinatie van maatregelen. In het Verenigd Koninkrijk was dat onder meer de aankondiging om steenkolen uit te faseren, plannen om hernieuwbare energie uit te breiden en subsidies voor hernieuwbare stroom. In China ging het om het terugbrengen van subsidies op fossiele brandstoffen en het vergemakkelijken van investeringen in energie-efficiëntie.
Streven naar winstmaximalisatie
De effectiviteit van het type maatregel verschilt per sector en ook tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Prijsbeleid alleen heeft effect in sectoren die gedomineerd worden door bedrijven die naar winstmaximalisatie streven. Dat is vooral de industrie, gevolgd door de elektriciteitssector. Bij transport en gebouwen, sectoren met een groot aandeel private gebruikers, werkt prijsbeleid alleen minder goed. In alle sectoren werkt een combinatie van maatregelen meestal beter. Ze bevelen aan dat landen de per sector best werkende mix aan maatregelen overnemen.
In ontwikkelingslanden werkt prijsbeleid minder goed dan in ontwikkelde landen, waarschijnlijk omdat ze minder „geliberaliseerde markten” hebben, schrijven de auteurs.
„Het mooie aan deze studie is dat het de effectiviteit van beleid systematischer en groter heeft aangepakt dan tot nog toe is gebeurd”, zegt Detlef van Vuuren, die niet bij de studie betrokken was. Hij is senior wetenschapper bij het Planbureau voor de Leefomgeving en hoogleraar mondiale milieuveranderingen aan de Universiteit Utrecht. Een kanttekening, zegt Van Vuuren, is dat de studie ervan uitgaat dat voorgenomen beleid altijd honderd procent wordt uitgevoerd zoals bedoeld. „Het is de vraag of dat altijd zo is.” Dat erkent Koch. „Het vraagt een andere benadering als je die details wil vangen.”