Misschien, zegt Sarah V., was haar moedermelk wel vergiftigd door de zestig pillen die ze slikte tegen diarree

Bij elkaar twintig uur duurden de eerste twee zittingen in de strafzaak tegen Sarah V., afgelopen maandag en dinsdag in de rechtbank in Utrecht, en zeker vijftien uur daarvan ging het over de met loperamide (een diarreeremmer) vergiftige moedermelk die Sarah V.’s pasgeboren dochter kreeg. Daarmee lijkt duidelijk dat die moedermelk als het belangrijkste bewijsmiddel in de zaak tegen Sarah V. wordt gezien.

Het Openbaar Ministerie legt haar poging tot moord op haar dochter ten laste, dan wel voorbereiding van poging tot moord, dan wel poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling. Sarah V., arts en voorheen in opleiding tot anesthesioloog, zou dat gedaan hebben vanaf de dag waarop haar dochter Y. drie maanden te vroeg geboren werd, 20 april 2020, tot de dag waarop de loperamide in de moedermelk ontdekt werd, 19 juni 2020.

Sarah V. wordt ook zware mishandeling van haar zoon T. ten laste gelegd vanaf zijn geboorte in juni 2016 tot oktober 2020. Het is een van de eerste grote strafzaken in Nederland over kindermishandeling door falsificatie, een vorm van mishandeling waarbij ouders, vaak de moeders, lichamelijke of psychische symptomen van een ziekte bij een kind verzinnen, nabootsen of toebrengen en het kind daarmee presenteren aan artsen.

Afgelopen zaterdag beschreef NRC hoe moeilijk het is om kindermishandeling door falsificatie te ontdekken en te bewijzen. Wie gelooft dat moeders hun kind zulke dingen aandoen? Ze weten hun daden goed te verbergen en zullen nooit toegeven dat zij zelf de oorzaak van de ziekte zijn. Jaarlijks doen zich in Nederland dertig tot veertig gevallen voor, zeggen kinderartsen en vertrouwensartsen, en mogelijk veel meer. Door de moeilijke bewijsbaarheid komt het zelden tot een veroordeling.

In de strafzaak tegen Sarah V. heeft het Openbaar Ministerie drieënhalf jaar onderzoek gedaan, wat doet vermoeden dat de bewijsvoering niet eenvoudig zal zijn. Aan de andere kant: de tenlastelegging is in die drieënhalf jaar onverminderd zwaar gebleven. Bovenaan staat nog steeds poging tot moord. Zo zeker van zijn zaak lijkt het OM dus wel te zijn.

Sarah V. weet alles uit haar hoofd – zolang het over haar zoon T. gaat

Hersenspinsel

De toon is meteen gezet, maandagochtend in de rechtbank van Utrecht. De voorzitter van de meervoudige strafkamer vraagt aan Sarah V. of ze nog steeds in Bunnik woont, waarop Sarah V. verbaasd zegt: „Bunnik? Neehee.” Hoe kan de voorzitter dat nou denken. Ze woont in Utrecht en ze mag van justitie al drieënhalf jaar alleen onder toezicht bij haar gezin zijn. Geen enkele verspreking of vergissing van de rechters of de officier van justitie laat ze passeren. Ze hoeft niets op te zoeken in haar documenten, ze weet alles uit haar hoofd – zolang het over haar zoon T. gaat. „Nee, nee, niet 13 maart. Het was 6 maart.” Ze tutoyeert de rechters, die op hun beurt u tegen haar zeggen en vriendelijk zijn, geduldig ook. Alleen als Sarah V. zegt dat ze fout zitten of vraagt hoe ze dáár nou bij komen, zie je hun gezicht even betrekken.

Twee meter achter haar in de rechtszaal zitten haar man, haar schoonmoeder, haar ouders, een broer en een zus. Soms zuchten ze en in de pauzes bij de koffieautomaat kun je ze horen zeggen hoe krankzinnig de verdenking tegen Sarah is. Kindermishandeling door falsificatie bestaat niet eens. Ze noemen de naam van Peter van Koppen, rechtspsycholoog en hoogleraar. Falsificatie is volgens hem een hersenspinsel van artsen die geen diagnose kunnen stellen en dan zeggen dat de moeder het misschien wel heeft gedaan.

De advocaten van Sarah V. zeggen dat voor hen het volstrekt onduidelijk is waar Sarah V. feitelijk van wordt beschuldigd. Waarvoor precies moet ze zich verantwoorden? Welke specifieke gedragingen? Wanneer? Hoe?


Lees ook
‘Het verzinnen en veroorzaken van ziektes bij kinderen is helemaal niet zeldzaam’

‘Het verzinnen en veroorzaken van ziektes bij kinderen is helemaal niet zeldzaam’

Hiaten

De eerste uren maandag gaat het over Sarah V.’s zoon T., die vanaf zijn geboorte in juni 2016 opzettelijk ziek zou zijn gemaakt door zijn voeding te verdunnen en hem via zijn sonde te besmetten met bacteriën. De kinderartsen in het ziekenhuis, het WKZ in Utrecht, dachten toen al aan falsificatie en deden een melding bij Veilig Thuis. Maar bewijzen konden ze het niet en T. ging uiteindelijk naar huis met de in het Radboudumc gestelde werkdiagnose CIPO, chronische intestinale pseudo-obstructie, een zeldzame darmziekte.

Bij opname in het AMC in oktober 2020, na de ontdekking van de loperamide in de moedermelk voor Y., bleek hij een gezond kind te zijn dat normaal kon eten en voor het OM is dat de reden om Sarah V. te verdenken van zware mishandeling in de jaren daarvóór. Sarah V. zegt in de rechtszaal dat T. al eerder normaal kon eten, ze wilde niets liever dan dat T. van al zijn lijnen en sondes af kon. Dat hij in het AMC gezond bleek te zijn verbaast haar niet. Hij was zo ziek geweest omdat de artsen in het WKZ hem slecht behandeld hadden.

Zo feitelijk en gedetailleerd als Sarah V. vertelt over T.’s ziekte en wat er in het WKZ verkeerd is gegaan, zo vaag is ze als het over haar dochter Y. gaat. ’s Morgens heeft ze tegen de rechters gezegd dat ze al hun vragen zal beantwoorden, maar ze moeten wel beseffen dat ze nu een andere vrouw zien dat ze in juni 2020 was, toen de loperamide net ontdekt was. „Ik was ziek en zwak en heel bang om weer terug te zijn in het WKZ, waar ik valselijk beschuldigd was vanwege T.”

Feiten vanaf de geboorte van Y. weet ze niet meer, zegt ze. Ze herinnert zich alleen de angsten en emoties. Ze heeft geprobeerd de hiaten in haar geheugen in te vullen, maar nog steeds loopt alles door elkaar. En daar zal ze zich vanaf het moment dat de rechters over haar dochter Y. beginnen telkens op beroepen. Maandenlang had ze geen tijdsbesef door de postpartumdepressie met psychoses waar ze volgens de psychiater aan leed.

Ze weet daardoor ook niet meer, zegt ze, hoeveel loperamidepillen ze slikte. Dát ze die slikte ontkent ze niet. Ze heeft coeliakie, glutenintolerantie. Als ze diarree heeft, slikt ze die pillen. En misschien, zegt ze, waren het er wel veertig of zestig per dag, misschien wel meer.

Zo feitelijk als Sarah S. vertelt over T.’s ziekte, zo vaag is ze als het gaat over haar dochter Y.

Vier experts

Is de loperamide daardoor in de moedermelk gekomen? Of is de loperamide van buitenaf toegevoegd? Daarover gaat het op de tweede zittingsdag. Vier experts zijn opgeroepen om daarover te getuigen, twee farmacologen door de verdediging, en door justitie een toxicoloog en een in moedermelk gespecialiseerde kinderarts. Urenlang gaat het over hoeveelheden, concentraties, marges, foutpercentages, en aan het eind legt de rechtbank de experts twee hypothesen voor. Eén: de aanwezigheid van loperamide wordt verklaard door inname van de moeder. Twee: de aanwezigheid van loperamide wordt verklaard door toevoeging van buitenaf.

De experts namens de verdediging achten de eerste hypothese „iets waarschijnlijker”. De experts namens het OM achten de tweede „veel waarschijnlijker”, waarbij de toxicoloog opmerkt dat dit in zijn vak de hoogst mogelijke graad van zekerheid is. Om de hoeveelheden loperamide die zijn aangetroffen via haar lichaam in de moedermelk te krijgen, zei hij eerder, had Sarah V. zoveel pillen moeten slikken dat ze dat zelf niet overleefd zou hebben.

De zaak gaat verder op 5 februari met een vordering namens de kinderen door de bijzonder curator die is aangesteld door de rechtbank. Als Sarah V. wordt veroordeeld kunnen de kinderen een schadevergoeding eisen. Daarna zal er gesproken worden over de persoonlijke omstandigheden van Sarah V. Op 6 februari volgt het requisitoir van het OM met de strafeis. Op 8 februari voeren Sarah V.’s advocaten de verdediging.