Minister beslist: kinderhartcentra Rotterdam en Groningen blijven open

Ziekenhuizen Na een slepende discussie over welke kinderhartcentra open mogen blijven, heeft minister Ernst Kuipers voor Rotterdam en Groningen gekozen.

Het Beatrix Kinderziekenhuis in Groningen, onderdeel van UMC Groningen, blijft open als een van de centra voor kinderhartzorg.
Het Beatrix Kinderziekenhuis in Groningen, onderdeel van UMC Groningen, blijft open als een van de centra voor kinderhartzorg.

Foto Siese Veenstra/ANP

De kinderhartcentra in Groningen en Rotterdam blijven open, de centra in Utrecht, Leiden en Amsterdam moeten sluiten. Dat heeft minister Kuipers (Zorg, D66) besloten. Kuipers legt het advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naast zich neer om nu „geen onomkeerbaar concentratiebesluit” te nemen. In een brief aan de Kamer schrijft Kuipers maandag dat de patiënt „het meest gebaat” is bij de keuze voor het Rotterdamse Erasmus MC en het UMC Groningen. Het Erasmus MC is het „grootst”, schrijft Kuipers, het behandelt veel patiënten en heeft ook het grootste aantal IC verpleegkundigen en kinder-IC verpleegkundigen. De verwachting is daarom, aldus Kuipers, dat het ziekenhuis de toename van patiënten kan opvangen. Het UMC Groningen wordt aangewezen „ten behoeve van de regionale spreiding” van de zorg.

In Nederland zijn op dit moment vier kinderhartcentra (op vijf locaties) die operaties uitvoeren bij kinderen en volwassenen met een aangeboren hartafwijking. Om de kwaliteit van die ingrepen hoog te houden, moeten behandelteams zulke operaties vaak genoeg uitvoeren. Maar er zijn te weinig patiënten voor vier van zulke centra.

Vrijwel iedereen is het er daarom over eens dat de zorg gecentraliseerd moet worden. Maar of dat in twee of drie centra moet gebeuren, en op welke plekken in Nederland, daar komen de ziekenhuizen al dertig jaar lang niet uit. Zo wil geen van de vier centra de kinderhartzorg opgeven, omdat sluiting gevolgen kan hebben voor andere afdelingen in het ziekenhuis, zoals de kinder-IC en de spoedeisende hulp.

Onderzoek NZa

Ruim een jaar geleden hakte demissionair minister Hugo de Jonge (Zorg, CDA) de knoop door in het slepende dossier. Hij besloot dat het Erasmus MC in Rotterdam en het UMC Utrecht hun hartcentrum open mochten houden.

De gedupeerde medisch specialisten reageerden woedend: ze voelden zich buitenspel gezet. Onduidelijk was hoe de minister tot zijn keuze was gekomen. De NZa had vooraf aangeboden onderzoek te doen naar de gevolgen van sluiting, maar het ministerie was daar niet op ingegaan. Waarom, vroegen de specialisten zich af, is niet eerst onderzocht welke gevolgen dit besluit zal hebben?


Lees ook:Kuipers legt advies zorgautoriteit naast zich neer: twee kinderhartcentra moeten sluiten

Opvolger Kuipers zegde uiteindelijk alsnog een onderzoek toe. De NZa kwam in december met scherpe conclusies. De toezichthouder raadt de minister met klem af nu een besluit te nemen. Sluiting van kinderhartcentra kan „grote onomkeerbare gevolgen” voor ziekenhuizen en patiënten hebben, en de acute zorg in gevaar brengen. De NZa pleit ervoor eerst een breder plan te maken voor de toekomst van de academische zorg. Pas daarna, stelt de toezichthouder, kan er op verantwoorde wijze over de toekomst van de kinderhartcentra worden beslist.

Kuipers vindt dat hierop wachten te veel tijd kost. Bovendien zouden ook patiëntenorganisaties hebben „aangedrongen op spoedige besluitvorming”. Hij roept betrokkenen op „over hun schaduw heen te stappen” en de nieuwe situatie „aan te grijpen om de interventies voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen op de best mogelijke wijze te organiseren”.