Minimale middelen, maximaal effect: de sonate is als een dramafilm voor je oren

„Niets anders dan déze muziek laat ons voelen wat de dood is.” Dat zei pianist Arthur Rubinstein (1887-1982) eens over het tweede deel van Schuberts laatste pianosonate. Daarin schrijdt een weemoedige melodie traag voort, omhuld door een wonderbaarlijk sobere, wiegende begeleiding. Zo nu en dan wordt de droefenis verlicht door een glimpje sereniteit. Ook aan andere musici en schrijvers ontlokte deze muziekassociaties met grote levensthema’s: eenzaamheid, afscheid, catharsis en transfiguratie. Schubert wist het allemaal zonder woorden op te roepen. Daarin schuilt de kracht van de sonate: met slechts één of twee instrumenten toch muziek met grote narratieve en emotionele kracht teweegbrengen. Minimale middelen, maximaal effect.

Wat is een sonate?

Samen met de etude en het soloconcert met orkest vormt de sonate het muzikale standaarddieet van musici die als solist hun brood verdienen. De sonate (‘iets wat gespeeld wordt’) begon eeuwen geleden simpelweg als de tegenhanger van de cantate (‘iets wat gezongen wordt’). Sonates konden dan ook van alles zijn – van een trits korte dansstukjes voor huiselijk vermaak tot vromere stukken voor in de kerk – en voor één instrument of ensembles, net waar men zin in had. Ongeveer vanaf de tijd Haydn en Mozart, aan het einde van de 18de eeuw, kreeg de term sonate de vaste betekenis van een muziekstuk waarin één of twee instrumenten de hoofdrol spelen.

Sonates bestaan net als veel kamermuziekstukken en symfonieën meestal uit drie of vier delen die contrasteren in tempo en sfeer. Ze zijn er voor elk instrument, al vind je de meeste voor piano solo en voor piano met viool. Dat waren de populairste instrumenten van de Romantiek, toen het genre echt groot werd. Bij 19de-eeuwse componisten werden sonates steeds langer, technisch uitdagender en emotioneel intenser. De spanningsboog werd strakker gespannen en de sonate ontwikkelde zich tot een meeslepende luisterervaring vol dramatische hoogte- en dieptepunten.

Hoe klinkt dat?

Sonates zijn door de eeuwen heen flink veranderd in stijl: een sonate van Mozart klinkt totaal anders dan een sonate van Sjostakovitsj tweehonderd jaar later. Maar de methode waarmee componisten hun ideeën ordenden is lange tijd min of meer hetzelfde geweest (al zijn er natuurlijk ook weer veel uitzonderingen). Zoals Rembrandt met licht en donker de dramatiek in zijn schilderijen op scherp zette, slingeren sonates je met muzikale contrasten heen en weer tussen spanning en ontspanning.

Die contrasten zitten tussen de afzonderlijke delen, en ook binnen het vaak relatief lange openingsdeel, waarin twee muzikale ideeën (‘thema’s) met elkaar wedijveren. Je kunt dat openingsdeel beschouwen als een film voor je oren: een broeierige romance, een drama met emotionele punch, of een psychologische thriller die je bij de lurven grijpt. Je kunt een hoofdpersonage in de muziek horen; niet zomaar een vlak figuurtje, maar een karakter met diepgang, innerlijke conflicten en ruwe randjes. Eerst maken we bijvoorbeeld kennis met z’n heroïsche kant: een kloeke melodie in een resoluut ritme (het eerste thema). Dan komt er ineens een andere karaktertrek bovendrijven: het personage blijk zacht, dromerig, misschien zelfs een tikkeltje melancholisch.

En dan begint het avontuur pas echt. De hoofdpersoon wordt heen en weer geslingerd tussen die twee kanten van zichzelf. De twee muzikale thema’s worden uit elkaar geplukt en opnieuw in elkaar gezet, botsen, versmelten, raken elkaar kwijt en vinden elkaar weer terug. Vele plotwendingen later keren we terug naar de muziek van het begin: de hoofdpersoon is thuis, maar is niet meer dezelfde. En dan moet het moois uit de delen twee, drie en vier nog komen.

https://www.youtube.com/watch?v=4YVBoWKUsjc