Minder stikstof uitstoten en een groot stuk grond? Ga wild boeren

Landbouw Een combinatie van extensieve landbouw en natuurbeheer kan boeren een goed inkomen opleveren, schrijven , en .

De Ooijpolder aan de Waal bij Nijmegen. Foto Flip Franssen / ANP
De Ooijpolder aan de Waal bij Nijmegen. Foto Flip Franssen / ANP

Het kabinet is van plan om 2.500 à 5.000 zogeheten ‘piekbelasters’ uit te kopen om de natuur te beschermen. Dit zijn boerenbedrijven die relatief veel stikstof uitstoten in de buurt van kwetsbare natuurgebieden. Voor het grootste deel gaat het daarbij om melkveehouders. In plaats van hun grond te verkopen aan een van de terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer of Provinciale Landschappen) zouden die boeren kunnen overwegen om op hun maisakkers en weilanden zelf de natuur haar gang te laten gaan. Zij kunnen inspiratie ontlenen aan de Britten Charlie Burrell en Isabella Tree.

Twaalf jaar lang probeerden zij een inkomen te halen uit het landgoed Knepp in het Engelse graafschap Sussex. Hun inspanningen en investeringen leverden uiteindelijk te weinig inkomen op en in het najaar van 2000 besloten ze om hun koeien en machines te verkopen. De tijd was gunstig omdat ze een beroep konden doen op subsidies voor agrarisch natuurbeheer.

Bij de herinrichting van hun 1.200 hectare grote landgoed liet het echtpaar zich leiden door de inzichten van de Nederlandse ecoloog Frans Vera, de peetvader van het experiment met de ‘wilde natuur’ in de Oostvaardersplassen. In de prehistorie kenmerkte Noordwest-Europa zich volgens Vera door een parkachtig landschap, dat werd opengehouden door grote grazers als de wisent en het oerrund.

Vera wilde ook de natuur zijn gang laten gaan, als alternatief voor het gangbare natuurbeleid dat zich richt op tientallen natuurdoelen met iconische soorten als korhoen of zinkviooltje als kers op de taart. Die benadering sloeg aan bij het Engelse echtpaar, grote grazers moesten ook hun nieuwe parklandschap gaan bevolken.

Alleen het idee dat het aantal dieren zou worden gereguleerd door het beschikbare voedsel, met uitgehongerde en dode dieren tot gevolg, stuitte hen tegen de borst. Ze besloten om de natuurlijke aanwas weg te vangen en het vlees te verkopen. Daarmee halen ze, naast de opbrengsten van camping, glamping, safari’s en vergoedingen voor natuurbeheer, inmiddels voldoende inkomen uit hun bedrijf. Tegelijkertijd is het aantal medewerkers flink gegroeid en profiteert de omgeving dus ook van hun bedrijf.

Achterliggend idee

Knepp Wildland laat zien wat het potentieel is van agricultural rewilding als overgangszone tussen landbouw- en natuurgebieden. Het achterliggende idee is dat maximale rewilding, dat natuurgebieden oplevert die een volledig ecosysteem zonder menselijke invloed zijn, met grote roofdieren zoals wolven, haalbaar is in uitgestrekte gebieden zoals in de bergen van Noord-Amerika, maar niet in het laagland van Noordwest-Europa met zijn hoge bevolkingsdichtheid.

De grote grazers zorgen voor een vegetatie met een derde bos, een derde struiken en een derde grasland. Dat geeft een hoge biodiversiteit. Omdat er in Engeland geen grote roofdieren zijn, wordt het teveel aan dieren ‘geoogst’ en het vlees verkocht. Het is daarmee een vorm van zeer extensieve landbouw, vooral gericht op herstel van biodiversiteit en het leveren van ecosysteemdiensten. Dat werkt natuurlijk alleen als boeren daar lol in hebben en er ook voor betaald worden.

In wezen gebeurt er in Nederland al het een en ander aan agricultural rewilding of wild boeren. Op veel plaatsen langs de grote rivieren worden grote grazers ingezet om de uiterwaarden open te houden en natuurontwikkeling en biodiversiteit te bevorderen. Het klassieke voorbeeld is de Gelderse Poort, waar in de afgelopen kwart eeuw circa drieduizend hectare uiterwaardennatuur is ontwikkeld. Natuurontwikkeling gaat daar hand in hand met andere functies, zoals bescherming tegen hoog water, winning van zand en grind en vleesproductie via extensieve veehouderij.


Lees ook: Is natuurlijk beheer mogelijk in drukbevolkt Nederland?

Elders worden grote grazers ingezet volgens een bepaald roulatieschema, naar analogie van de grote trek van wildebeesten in de Serengeti en bizons op de prairies. Grote aantallen dieren grazen korte tijd op een bepaalde plaats en trekken dan weer verder, waarna het gebied zich weer kan herstellen. Dat wordt nagebootst door dieren regelmatig te verplaatsen.

Het voordeel van zo’n roulatieschema is dat de biodiversiteit na elke begrazing toeneemt. Bloemen nemen toe en daarmee tal van insecten die daarvan afhankelijk zijn. De gezonde mest van de dieren zorgt bovendien voor een gezond bodemleven, waardoor je minder uitspoeling hebt van mineralen en er meer koolstof wordt opgeslagen. Ook wordt er meer regenwater in de bodem vastgehouden en dat komt weer ten goede aan de vegetatie. Op zijn beurt geeft de vegetatie weer meer koolstof af aan de bodem, waar het bodemleven weer van profiteert. Hier gaat de spiraal eens een keer omhoog.

Geen sojaschroot meer

Tot nu toe zijn ons in Nederland geen voorbeelden bekend van boeren die op eigen grond natuurbegrazing toepassen. Er zijn wel veehouders die hun dieren laten grazen in natuurgebieden, maar die zijn dan meestal in bezit van de grote terreinbeherende organisaties. Daarnaast zijn er organisaties als FREE, Taurus en Ekogrön die zelf een kudde runderen en paarden hebben om in te zetten voor natuurbegrazing.

Toch denken we dat er mogelijkheden zijn voor agricultural rewilding door boeren, ondanks de hoge prijs van landbouwgrond hier. Dat vraagt wel om een andere bedrijfsopzet met minder dieren die ook niet meer op stal staan, maar het hele jaar door worden geweid. Engels raaigras wordt vervangen door kruidenrijk grasland. De dieren krijgen uiteraard ook geen sojaschroot en ander (geïmporteerd) krachtvoer meer, waardoor je een gezondere mest krijgt die geen of nauwelijks ammoniak afgeeft, omdat tijdens de weidegang mest en urine gescheiden blijven.

Met deze extensieve manier van boeren produceer je weliswaar weinig vlees per hectare, maar je hebt ook beduidend minder kosten, geen krachtvoer en minder kosten voor de dierenarts. Bovendien heb je nauwelijks of geen stikstofrechten meer nodig, omdat je ook geen stikstof meer produceert. Verbreding van de bedrijfsvoering met toerisme of kinderopvang kan, in combinatie met een goede uitkoopregeling, boeren alsnog een goed inkomen opleveren.