De 1,6 miljard euro die het kabinet de afgelopen jaren investeerde om discriminatie en kansenongelijkheid in het mbo tegen te gaan heeft geen zichtbaar resultaat oplevert. Dat is de harde conclusie van de Algemene Rekenkamer in het woensdag verschenen tweede deel van onderzoeksrapport Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs. Voor dit onderzoek sprak de Rekenkamer met honderden docenten, studenten en schoolbestuurders.
Verder voerde de toezichthouder data-onderzoek uit. Op basis van dit alles volgde „geen indicatie dat deze ongelijkheid afneemt”, aldus de Rekenkamer. „Ondanks het beleid en het extra geld dat de minister hiervoor beschikbaar heeft gesteld.” Het ministerie heeft voor de periode 2024 – 2027 nog eens ruim 1 miljard euro gereserveerd voor het tegengaan van kansenongelijkheid binnen het mbo.
Nog altijd speelt de afkomst van jongeren een grote rol bij de kansen die zij op het mbo krijgen, iets wat het kabinet juist tegen wil gaan. Studenten met een migratieachtergrond krijgen vaak een niveau geadviseerd dat lager is dan zij daadwerkelijk aankunnen. „Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond [zijn] oververtegenwoordigd in de entree-opleidingen: zij maken 61 procent uit van alle studenten die een entree-opleiding volgen, terwijl ze als totale groep maar 24 procent uitmaken van alle mbo-studenten”, zo luidt een van de conclusies van de Rekenkamer. De entree-opleiding is het laagste mbo-niveau.
Meetbare doelstellingen
De Rekenkamer roept de minister op tot „het formuleren van meetbare en kwantificeerbare doelstellingen in het beleid op kansengelijkheid”. Demissionair minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf (D66) zegt in een reactie „blij” te zijn met „de aanbevelingen die u doet in het rapport”. Wel waakt hij voor te veel verwachtingen op de korte termijn: „Gezien de demissionaire status van het kabinet ben ik terughoudend hier concrete toezeggingen op te doen.” Wel gaat hij met de MBO Raad en meerdere scholen in gesprek.
