N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Coup De staatsgreep van afgelopen week maakte een einde aan de zogeheten Bongo-dynastie. Gabon werd sinds 1967 geleid door Omar Bongo, gevolgd door de recent afgezette Ali Bongo.
Brice Oligui Nguema (rechts) is een neef is van de afgezette president Ali Bongo. Foto AFP
Militair leider Brice Clotaire Oligui Nguema is maandag beëdigd als president van Gabon in de hoofdstad Libreville. Dat melden internationale persbureaus. De benoeming komt een week nadat een groep hoge militaire officieren de politieke macht in het land opeiste. Nguema, hoofd van de militaire elite-eenheid Republikeinse Garde, werd door de muitende militairen „unaniem” benoemd tot leider van wat als „overgangsregering” wordt omschreven.
De coup van afgelopen week kwam kort na de verkiezingswinst van president Ali Bongo, die met 65 procent van de stemmen op een derde ambtstermijn leek af te stevenen. Tegelijk met de aankondiging van de staatsgreep deelden de coupplegers ook de aanhouding van Bongo mee, die veertien jaar aan de macht was. Hij staat sindsdien onder huisarrest in het presidentiële paleis. Opmerkelijk is dat Nguema een neef is van de afgezette Bongo en als lijfwacht van zijn overleden vader en voormalig president diende.
Tijdens zijn eedaflegging kondigde Nguema onder meer hervormingen aan, waaronder een nieuwe grondwet die via een referendum tot stand moet komen. Het nieuwe Gabonese staatshoofd beloofde de macht terug te geven aan het volk door „vrije, transparante en geloofwaardige verkiezingen” te organiseren. Naar eigen zeggen wil Nguema zijn landgenoten opnieuw hoop bieden. „Als de mensen verpletterd worden door hun leiders is het leger daar om hen hun waardigheid terug te geven. Mensen van Gabon, vandaag komen eindelijk de tijden van geluk waar onze voorouders van droomden.”
Einde Bong-dynastie
Ali Bongo nam in 2009 het roer van zijn vader Omar Bongo over, die het land sinds 1967 bestuurde. De oppositie heeft zich steeds uitgesproken tegen deze decennialange heerschappij, die ze omschreef als de „Bongo-dynastie”. De legitimiteit van Ali Bongo werd door Gabonezen al langer in twijfel getrokken. Niet alleen zucht het land onder de economische en sociale problemen. Hij slaagde er niet in het nepotisme en het alles overheersende netwerk van zijn familie in politiek en bedrijven te beëindigen, zoals hij had beloofd.
Vraag Wouter, een bonkige veteraan met kaal hoofd en rood baardje die in onder meer Afghanistan diende, waarom er meer geld moet naar defensie, en hij kijkt je strak aan. Kijk om je heen, zegt hij, „naar wat er in de wereld gebeurt”. Vraag het Isaac, een vijftiger die naar Bosnië werd uitgezonden en nu nieuwe militairen opleidt, en hij zegt: „Dit is geen serieuze vraag, toch?” Begin tegen Carina Nobel, twee keer Bosnië en één keer Kosovo, over de 5 procent die NAVO-lidstaten gaan uitgeven aan defensie, en ze begint te stralen.
Drie dagen nadat het in Den Haag draaide om de toekomst van defensie, ging het zaterdag op het Haagse Malieveld vooral over het verleden. Tijdens de jaarlijkse veteranendag, wegens de NAVO-top dit jaar zonder het defilé, wemelt het er van de mannen en vrouwen die weten dat de prijs van oorlog en vrede zich niet alleen in procentpunten van het bbp laat vangen.
Foto Merlin Daleman
Veteranen slaan elkaar kameraadschappelijk op de schouders, proosten met een bekertje bier. Aan een tafel vlakbij de lange rij voor een nasi-maaltijd zitten fragiele veteranen die nog in Nieuw-Guinea dienden (1950-1962). Verderop staat een groep mannen in shirts van het regiment genietroepen, de oudste eenheid van de landmacht. Sommige veteranen hebben hun onderscheidingen op hun borst gespeld, anderen dragen een baret, of een T-shirt dat met afkortingen herinnert aan hun uitzendingen. ISAF (Afghanistan). UNIFIL (Libanon). KFOR (Kosovo).
De ‘marine experience’.
Foto Merlin Daleman
Er zijn ook kraampjes waar geworven wordt voor defensie: met professionele recruiters, of standjes die jongeren warm moeten maken. Een duiker in een bak water speelt boter-kaas-en-eieren met kinderen. En er is een ‘marine experience’. Kinderen zitten met een VR-bril op en draaien wat rond. „Het was…heftig”, zegt een jochie van een jaar of acht als hij de bril heeft afgezet. Hij kijkt beduusd. Wat hij zag? „Mensen die schieten.”
Elk jaar schraler
Wat vinden veteranen van de tientallen miljarden euro’s die de komende jaren éxtra naar defensie zullen gaan? Waar moet het geld volgens hen heen? En waar moet het geld vandaan komen?
Moet het van de politie komen? Van de zorg? Van het onderwijs? Nee, natuurlijk niet. Maar ergens zal het pijn gaan doen
Defensie is volgens Peter als een brandverzekering voor je huis. „Je hebt er geen reet aan. Totdat er brand is.” Wouter: „Net als de zorg of politie levert het helemaal geen geld op. Maar je mist het pas als je het nodig hebt.” En nodig is het, denken ze. Al die conflicten op de wereld, zelfs in Europa. Maar moet het per se 5 procent zijn? Ze twijfelen. Peter: „Dat is misschien niet voor elk land nodig. De lonen liggen hier bijvoorbeeld hoger dan in Spanje. Misschien moet er meer gekeken worden naar slagkracht: wat is er nodig om het op orde te krijgen?”
Wouter en Peter.
Foto Merlin Daleman
Ze weten wel waar het geld heen moet. Het personeel is onderbetaald. „Defensie zet nu de voordeur open voor jongeren”, zegt Wouter, „maar door de achterdeur vertrekt er heel veel personeel.” Zijzelf trouwens ook: Wouter heeft nu een bedrijf in de jeugdzorg.
Zwarte schoenen in de woestijn
Maar defensie is wel aantrekkelijk, zegt Carina Nobel. „Het salaris is er natuurlijk minder dan in het bedrijfsleven. Maar je kunt doorgroeien. Ik heb er mijn rijbewijs voor vrachtwagens gehaald.” Daardoor kon ze, ooit begonnen als foerier die eten rondbracht, doorgroeien naar chauffeur van grote militaire vrachtwagens.
Defensie zet nu de voordeur open voor jongeren. Maar door de achterdeur verdwijnt er heel veel personeel.
Andere veteranen zeggen: het begint met materieel. Ed Bovenschen (67) ging op zijn vijftiende bij de marine en zwaaide 42 jaar later af bij de luchtmacht. „In Afghanistan hadden sommige collega’s een volledige woestijnuitrusting. Maar andere liepen op hun zwarte schoenen, omdat er te weinig was.” En tijdens oefeningen maakte hij mee dat ze een briefje kregen: „Je hebt tien patronen.” Alles, zegt hij, „werd verkocht en opgedoekt.”
Een gebrek aan materieel werkt demotiverend, denken veteranen. Isaac, die nu weer voor defensie werkt, zag bijvoorbeeld dat het „pijn doet” bij verpleegkundigen als ze „met oud of niet deugend materiaal op pad moeten”. Ook daarom vertrekt personeel, denkt hij.
Carina Nobel. Foto Merlin Daleman
Ed Bovenschen. Foto Merlin Daleman
Isaac. Foto Merlin Daleman
Foto’s Merlin Daleman
Zonder goed materieel, zegt Noppie Rouwhorst (55), „word je overlopen”. Het begint met „geweren en kogels”. Hij ging ooit bij defensie uit bewondering voor de Canadezen en Amerikanen die Europa hadden bevrijd. Dát wilde hij ook gaan doen, toen ze hem voor vier maanden naar Bosnië stuurde. Het zou er zijn zoals in oorlogsfilms, dacht hij: de ene partij is goed, de ander is slecht. „Maar ter plekke bleek dat er alleen maar verliezers waren. Iedereen was slecht.”
Angstporno
De missie „heeft alles beïnvloed in mijn leven”. Hoe hij naar mensen kijkt – niet zozeer negatiever, vooral „realistischer”. Maar hij leerde er ook over het belang van kameraadschap: „Daarom ben ik voor herinvoering van de dienstplicht. We leven in een geïndividualiseerde samenleving. Bij een dienstjaar, militair of maatschappelijk, leer je samenwerken en over het belang van normen en waarden.”
Foto Merlin Daleman
Waar moeten al die miljarden voor defensie vandaan komen? Veteraan Wouter noemt het „lastig”. De zorg heeft tekorten, zegt hij, „de politie ook. Om eerlijk te zijn weet ik het echt niet.” Ed Bovenschen weet het wel: volgens hem krijgen asielzoekers jaarlijks miljarden, als je dat niet meer doet, dan kan het geld zó naar defensie. „Zo simpel is het.” Isaac: „Moet het van de politie komen? Van de zorg? Van het onderwijs? Nee, natuurlijk niet. Maar ergens zal het pijn gaan doen.”
Veteranendag op het Malieveld.
Foto Merlin Daleman
Van Sijmen Mook (62), Libanon-veteraan, hoeft het allemaal sowieso niet. „Twaalf jaar lang is het land kapotbezuinigd. Nu worden we bang gemaakt voor een Russische dreiging. Ik zie die niet. Het is angstporno. De Amerikanen mogen overal binnenvallen, maar als de Russen het doen is het ineens fout.”
Veteraan Nobel ziet dat anders. Ze is, zegt ze, „blij dat iedereen wakker geschud is.” Nee, „niemand wil oorlog. Maar je moet er wel op voorbereid zijn.”
Estland en Litouwen stappen definitief uit het internationale Verdrag van Ottawa dat het gebruik van landmijnen verbiedt. Daarover hebben ze de Verenigde Naties vrijdag geïnformeerd, schrijven internationale persbureaus. De twee Baltische staten willen landmijnen in kunnen zetten om zich te verdedigen tegen hun buurland Rusland – Litouwen grenst aan de Russische exclave Kaliningrad. Sinds de invasie van Oekraïne vrezen de staten een Russische inval in hun land.
Volgens de verklaring van het Estse ministerie van Buitenlandse Zaken „komt de terugtrekking uit het verdrag voort uit de veiligheidssituatie in de regio, die is verslechterd als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne, en is gebaseerd op dwingende overwegingen van nationale veiligheid”. Litouwen schrijft in een verklaring dat Poetins Rusland „op de lange termijn de grootste existentiële bedreiging voor Europa is”. „In het licht van dergelijke bedreigingen zal Litouwen alle nodige maatregelen nemen om zijn staat, zijn bevolking en elke centimeter NAVO-grondgebied te verdedigen.”
De parlementen van Letland en Finland, eveneens buurlanden van Rusland, hebben ook toestemming gegeven voor terugtrekking uit het verdrag. Polen is ook van plan zich terug te trekken, maar wacht nog op instemming van de senaat. In maart maakten deze vijf landen al kenbaar uit het verdrag te willen stappen, maar toen was nog niet duidelijk of hun parlementen daarmee zouden instemmen.
Lees ook
Sinds de Russische inval in Oekraïne is de landmijn bezig aan een grote comeback
Verdrag van Ottawa
Het verbod op het gebruik van landmijnen werd in 1997 vastgelegd in het Verdrag van Ottawa dat werd ondertekend door veertig landen. Later sloten meer dan honderd andere landen zich daar nog bij aan. Het verdrag verbiedt landen ook landmijnen te produceren, over te dragen of voorraden aan te leggen. Landmijnen zijn namelijk lastig op te ruimen en maken daardoor in vredestijd vaak nog jarenlang (burger)slachtoffers.
Toch bleef de landmijn in gebruik: de Verenigde Staten, China en Rusland tekenden het verdrag niet en hebben het wapen veelvuldig ingezet. In een interview met NRC in april noemde het Rode Kruis de cijfers rondom landmijnen al „zorgwekkend”. Volgens de hulporganisatie werden in 2023 wereldwijd zeker 833 gedood door een landmijn, het hoogste aantal sinds 2011. 80 procent van de slachtoffers was burger.
Lees ook
Polen en Baltische staten willen anti-mijnverdrag opzeggen om Rusland af te schrikken
Na maandenlange voorbereiding vond deze week de NAVO-top plaats. De ogen waren vooral gericht op de Amerikaanse president Donald Trump. Zou hij zich weten te gedragen? Er was een hoop vleierij van NAVO-baas Mark Rutte voor nodig, maar ondanks extreme uitspraken en chaotische persconferenties werd het doel bereikt. Rutte en Trump hebben de 5 procent-norm binnen en het bondgenootschap lijkt voorlopig in tact.
In deze Haagse Zaken hoor je van diplomatie-expert Michel Kerres en buitenlandredacteur Steven Derix over de NAVO-top. Over de geopolitieke politieke verhoudingen en wat die betekenen voor de Europese en daarom ook Nederlandse politiek.