Op Oudejaarsavond trof ik een wappie. Een lieve, handige man, aangetrouwde familie. Hij repareert alles waar een stekker aan zit en klimt voor je het dak op als er pannen zijn afgewaaid. Hij begon over vaccinaties en vertelde over de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie die zei dat boosters kinderen doden.
De rest van het gezelschap vond het een vreemd verhaal, maar hij zocht het filmpje op zijn telefoon op. Ondertussen hadden we gegoogled dat de man zich volgens een Reuters fact check had versproken. Het ‘doden’ paste sowieso niet in zijn betoog, noch in zijn denkbeelden. En het was een speech van een jaar geleden, dat ook nog.
De complotdenker mopperde somber door over hoe straks elke hap die we in onze mond steken door de overheid zal worden geregistreerd. Eten we een gehaktbal dan mogen we niet meer op vliegvakantie. Hij kreeg een vers kopje thee (hij wilde geen wijn of champagne) en een oliebol.
Hij klonk, gek genoeg, een beetje ouderwets, want wappieparadijs corona lijkt een eeuwigheid terug. Toch zaten we een jaar geleden in lockdown. Die werd pas eind januari 2022 opgeheven na een hallucinerende corona-tijd van twee jaar.
Een tijd waarin we aanvankelijk dachten dat we corona kregen als we elkaar aankeken en waarin kinderen in pyjama schoollessen volgden. Een tijd van avondklok en twijfeltelefoon, van geen mondkapje, wel mondkapje, mondkapje niet meer nodig, van op afspraak een rondje door de winkel en barbecueën bínnen witte cirkels op het gras in het park.
We maakten het allemaal mee, kwamen er doorheen en nu zijn we weer „terug naar normaal”. Al blijft het opletten met dat virus en zit China nú met de gebakken peren.
Vrolijk het nieuwe jaar in, dus? Bij het heffen van het glas hoorde ik vooral veel somberheid over oude (klimaat, huizen) en acute (inflatie, oorlog, energie) crises.
Ach, zegt de redacteur Middeleeuwen, „tijdens de pestpandemie in de veertiende eeuw overleed in Nederland tussen een derde en de helft van de mensen aan de Zwarte Dood. In de rest van Europa ook trouwens. De meeste slachtoffers vielen in een paar jaar.” Een onvoorstelbare ramp, maar de koninkrijken, stadsrepublieken en graafschappen bleven bestaan, belasting geïnd. Het leven ging door.
Dit is de magie van veerkracht. Je ziet het als je naar de lange termijn durft kijken. Ook in de pandemie van de veertiende eeuw trokken volkstammen zichzelf geselend rond, in de hoop op genade. Ook toen klotsten nepnieuws en samenzweringstheorieën tegen de plinten. Als die mensen daarna konden opveren, kunnen wij het zeker.
Dus mildheid voor onze wappies. Hulp voor onze mensen die geen huis of geld hebben. En veerkracht voor iedereen.
De wooncrisis is inmiddels zo groot dat menig mediafiguur noodgedwongen op het mediapark slaapt. Vandaar ook dat je steeds dezelfde opiniemakers steeds dezelfde rondes langs praatprogramma’s ziet maken. Tenminste: dat gevoel heb ik. Dat presentatoren Frank van Leeuwen en Welmoed Sijtsma ’s ochtends de studio van Goedemorgen Nederland (WNL) binnenstappen, een zachtjes snurkende Thomas van Groningen aantreffen op de oranje talkshowbank en besluiten dat hij danmaar meteen wat politieke duiding moet geven bij Prinsjesdag. Kom op, Thomas; je bent er nou toch.
„Het was een kort nachtje, hè?”, vroeg Van Leeuwen hem dinsdagochtend. De avond ervoor had Van Groningen nog bij Marcel & Gijs (BNNVARA) aan tafel gezeten. Op een van de onderwerpen die daar waren aangesneden, moest nu toch even worden teruggekomen: het „gedoe rond onze omroep”, aldus Sijtsma, verwijzend naar de terugkeer van Bert Huisjes (in de wandelgangen ook wel Bertlusconi genoemd). De voormalig WNL-baas deed eerder dit jaar een stapje terug nadat het AD een lange klachtenlijst van 25 (oud-)medewerkers naar buiten had gebracht over stelselmatige pesterijen, intimidatie, manipulatie en zwangerschapsdiscriminatie.
Aanvankelijk reageerde de raad van toezicht wat laconiek op die beschuldiging. Maar toen de publieke verontwaardiging te groot werd, ruimde Huisjes toch tijdelijk het veld en werd er een extern onderzoek aangekondigd. Dat is nu afgerond. Conclusie: ‘Angry Bert’ mag geen hoofdredacteur meer zijn, maar wel bestuurder. Tot ongenoegen van iedereen die had aangegeven zich onveilig te voelen onder zijn bewind.
„Daar ging het gister over bij Marcel en Gijs, geloof ik”, zei Sijtsma. „En bij alle andere talkshows”, vulde Van Groningen aan. Bij Renze (RTL) had omroep MAX-baas Jan Slagter nog net niet de tafel in tweeën gehakt uit woede over de woede over de terugkeer van Huisjes. Want iedereen verdiende toch een tweede kans? Waar ging het toch héén met dit onvergeeflijke land?
Sijtsma initieerde dinsdagochtend een kort gesprekje over de onrust, maar kapte dat even vlot weer af. „Het is ook awkward om over onszelf te praten. Maar er zijn in ieder geval knopen in magen, kan ik wel zeggen, en ik geloof dat daar verder over gepraat wordt deze week op woensdag. Dus daarover denk ik later meer, maar voor nu”, ging ze in één adem door met haar tandpastaglimlach: „Prrrínsjesdag, jongens! Want ja, wat ís het toch een mooie dag vandaag.”
Gevoelsmens
Aan het eind van die mooie dag meldde premier Dick Schoof zich in een Haagse studio, waar Pieter Jan Hagens van EenVandaag (AVROTROS) hem opwachtte voor een interview over het regeerprogramma. Hij viel meteen maar met de deur in huis: „Bent u een gevoelsmens?” Nee, antwoordde Schoof. Maar waarom zegt de premier dan dat mensen een asielcrisis ervaren, wilde Hagens weten, terwijl PVV-minister Marjolein Faber zegt dat er een asielcrisis is?
„Je roept geen crisis uit omdat mensen een crisis ervaren”, zei Schoof. Hagens: „Er is, zegt u, een asielcrisis?” Schoof: „Als je de noodwet wil activeren, vind je dat er een crisis is, want anders zou je dat niet doen.” „Dus dat vindt u.” „Dat vind ik.” Zo werd er nog een tijdje in keurige cirkeltjes geredeneerd, ronder dan de wieltjes van de Glazen Koets.
Nu die koets weer huiswaarts is gereden, wordt WNL niet langer afgeleid door de hoedjesweelde van Prinsjesdag. Vandaag is het toch echt tijd voor crisisoverleg: hoe om te gaan met een bullebak die steeds maar een positie in de mediawereld weet te behouden? Ze hebben genoeg ervaringsdeskundige collega’s in Hilversum bij wie ze kunnen aankloppen voor advies. De Huisjescrisis staat niet op zichzelf.
<dmt-util-bar article="4866152" headline="Omstreden omroepbaas Bert Huisjes is een ‘awkward’ onderwerp bij Goedemorgen Nederland” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/18/omstreden-omroepbaas-bert-huisjes-is-een-awkward-onderwerp-bij-goedemorgen-nederland-a4866152″>
Het is zo’n dag die geschilderd lijkt door Jan van Eyck, alsof alles wat zichtbaar is te zien is. Elke boom, elk blaadje, elke nerf, elke fiets, elk fietswiel, elke spaak, elk gezicht, elk oog, elke iris, elk bruin. Geen Monet, geen Rothko. Alle steentjes van de Oude Kerk op de Amsterdamse Wallen zijn zichtbaar onder de blauwe lucht, stuk voor stuk, een voor een, met een haast overdreven helderheid. Zou Van Eyck daadwerkelijk deze kerk geschilderd kunnen hebben? De Vlaamse schilder leefde, naar verluidt, van 1390 tot 1441. De Oude Kerk was toen al een oude kerk, die omstreeks 1340 de huidige vorm kreeg, dus het had gekund.
Het is niet zo.
Het is wel zo, want het oudste gebouw van Amsterdam is dezer dagen het domein van kunstenaar Navid Nuur (Teheran, 1976) en Nuur doet altijd dingen die niet kunnen. Hij rekt de tijd. Hij laat vierkante dingen rond schijnen. Iets kan bij hem tegelijkertijd stuk en heel zijn.
Nuur is vaak met een alchemist vergeleken, omdat hij met vuur en andere scheikundige middelen in de weer is. Transformatie is zijn toverwoord. Nog breder kun je zijn werk poëtisch noemen. Poëtische beeldende kunst? Dat is bijna net zo dubbelop als poëtische poëzie. Maar onderweg naar de kerk kwam ik, in dat Van Eyck-weer, langs de Marnixstraat, waar sinds mensheugenis een gedicht van Emily Dickinson (1830-1886) op een gevel is geschilderd. Over bijen, klaver en dromen in de stad.
To make a prairie it takes a clover and one bee, One clover, and a bee. And revery. The revery alone will do, If bees are few.
Binnen is de Oude Kerk nog steeds de Oude Kerk, niet alleen de oudste maar ook de mooiste ruimte van Amsterdam, gevuld met licht dat sinds de Beeldenstorm van 1566 vrij spel heeft; het hoeft haast nergens op te schijnen. Navid Nuur verspert weliswaar met een heteluchtballon bijna de ingang, maar daarachter is het tamelijk leeg gebleven, ook al zijn er vijftien kunstwerken ondergebracht.
Hardsteen, papier
De vloer van de Oude Kerk bestaat uit grafstenen, glad gesleten door eeuwen aan voetstappen. In het koor heeft Nuur op de graven een pad van kiezelstenen aangelegd. „De kiezels en de graven zijn gemaakt van dezelfde steen”, zegt Nuur, „alleen in twee verschillende vormen.” Kortsluiting, dat is wat het werk van Nuur vaak veroorzaakt. Aan het eind van het pad staat een perspex zuil met envelopjes erin. Voetstappen maken op de kiezels lawaai, ongebruikelijk in een kerk, of in een kunstruimte, wat de Oude Kerk sinds 2014 ook is. Bezoekers worden gedwongen hun aanwezigheid te erkennen. Ik ben hier. Wij zijn hier. Geloof in God en/of geloof in kunst.
In elk envelopje zit een aansporing om twee kiezelstenen te kiezen. Je mag ze mee naar huis nemen. Een ‘Léal souvenir’, zoals Jan van Eyck in 1432 onder een schilderij schreef. Dat was het portret van een man, die we zijn vergeten, zijn naam is onbekend. Net zo anoniem als een kiezel, net zo uniek.
In de envelop zit deze tekst:
Please pick two pebbles as my gift to you every time you knock them together it will be you reminding yourself to be thankful For rising above reason again and again.
De steentjes voelen licht en de tekst klinkt wel heel zweverig, boven de rede uitstijgend. „Nee”, zegt Nuur, „het is het begin van reflectie. Je gaat breder kijken, je gaat misschien wel twijfelen. Dat is ook de titel van de tentoonstelling, When Doubt Turns into Destiny.” Dromerij.
Glas, gebroken glas, neon
Nuur: „Eerst was Broken Square Neon een vierkant van neonbuizen, maar een aantal is gebroken. De scherven heb ik in de overgebleven buizen gestopt. Nu beweegt het licht heel onrustig door de buizen. Wat je ziet is de echo van een vierkant. De ingrediënten van het vierkant, de gebroken delen zitten nog in de rechthoek. Ik denk dat dat bij mensen ook zo is. Als je ouder wordt…”
Licht, lucht, balg
Nuur: „Er is geen verschil tussen een samenwerking met een mens of met een kamer of een kerk.” In de kerk staat nu een grote zwarte kubus onder een kroonluchter. Aan de voorkant zit in het midden een rond gat. „Ik vind het licht zo mooi hier in de kerk. Het lijkt licht van vroeger. Oud licht. Maar er is ook lucht. Hoe kun je die ervaren? Dus ik zei, lucht, we gaan samen iets doen. Op internet stuitte ik op een doosje met een balg erin. In de voorkant zit een klein gaatje. De balg trek je naar achteren en dan laat je los, en lucht perst zich door het gat. Je kunt het niet zien maar wel voelen.”
Je kunt het ook zien, bij anderen. Als een bezoeker precies in een cirkel op tien meter afstand van de kubus gaat staan, en een vrijwilliger van de kerk achter de schermen iets Oz-achtigs doet, waaien na enige spannende vertraging, net als je het niet meer verwacht, haren en kleren op. „De kerk ademt.”
Klei, kat, glas
„De kat van een vriend van mij was gestorven en gecremeerd. Hij vroeg of ik iets met die kat kon doen. Ik heb een vaas gemaakt en de as van de kat heb ik vermengd met as uit hun open haard en glas van een fles wijn die ze graag dronken. Hij vond het zo mooi dat ik nog een vaas voor hem heb gemaakt. Dus die kat is nu twee vazen, op zijn eettafel en in zijn slaapkamer.
„Later heb ik nog een keer gedaan met een hondje voor een andere vriend, maar toen ben ik er weer mee opgehouden. Het moest geen nieuwe BV worden. Ik wil mezelf niet herhalen. Maar ik realiseerde me wel dat je overal glazuur van kunt maken, dat overal mineralen in zitten die je kunt samenbrengen, er iets nieuws van kunt maken, als in een alchemistische droom.”
Skateboards, graffiti, olieverf
„Ik zat diep in de underground, ik was altijd aan het skateboarden en maakte graffiti. Daarom deed ik een grafische opleiding aan de HKU in Utrecht. In het derde jaar kregen we ook kunstgeschiedenis. Ik dacht: wat moet ik daar nu mee? Die hele kunstgeschiedenis interesseerde me geen ene reet, want ik was met het nu bezig. Tot French Window at Collioure van Matisse op een dia voorbijkwam, dat schilderij van een raam waarop het middenstuk helemaal zwart is. Wat gebeurt er nou? Die man doet wat hij wil. En ik dacht aan de subcultuur waarin ik vastzat. Ik wilde niet meer aan de normen voldoen. Ik wilde eruit.
„Ik had al vijf jaar een vriendin. Hoe moest ik het aan haar vertellen? Ik zou arm worden. Ik heb een ui gesneden, want ik wilde niet gewoon janken als ik het haar vertelde. En ik zei: ik kan dit niet meer, als je weg wil is het goed. Maar Marieke ging niet weg. We zijn nu dertig jaar samen en 25 jaar getrouwd. Toen ben ik naar het Piet Zwart Instituut in Rotterdam gegaan. En ik ging werken in de ouderenzorg. Want ik dacht, dan kan ik aan de oude mensen vragen: waar heb je spijt van? Soms was het moeilijk, want die oudjes hadden zelden een jongen uit het buitenland binnen gehad. Maar dan ging ik ze tussen het stofzuigen door interviewen. Ze hadden altijd spijt van iets dat ze niet gedaan hadden, omdat ze naar hun omgeving geluisterd hadden. Als vrouw niet studeren, bijvoorbeeld. Toen wist ik zeker: ik moet mijn eigen keuzes maken. Ik moest erin geloven.”
Teheran, Hendrik Ido Ambacht
„Mijn ouders zagen de bui hangen. Dat we weg moesten in 1978 (voor de Iraanse revolutie, red.). Mijn vader werkte al in Nederland, voor een Iraans bedrijf in de haven van Rotterdam, dus we hoefden niet in een rubberbootje te vluchten. Hier wilden ze graag dat ik in een klein dorp opgroeide. Want dit is je nieuwe plek en we gaan nooit meer terug. Ik weet nog op de kleuterschool dat alle juffen aan mijn krullen kwamen voelen. En op het schoolplein schoten een paar jongens de bal niet naar mij, maar op mij. Eerst dacht ik, ik sta vast in de weg maar nee, ze schoten echt keihard op mij. Toen nam de juf me mee naar binnen. En we gingen blaadjes knippen. Doorzichtige blaadjes voor op het raam. Herfstsfeer. Mijn blaadjes waren heel mooi. En daar besefte ik al: hier moet ik mee verder gaan, ik kan misschien niet voetballen of ik spreek de taal niet goed, maar dit, hier heb ik iets mee te bieden.”
Traan, glas
„Dit is een uitvergroting van een menselijke traan die op een glazen plaatje is opgedroogd. Het zout uit de traan zorgt voor kristalvorming. Het is verstilde emotie die je kunt bewaren. Deze is jaren oud. ” Er kwamen weer uien aan te pas.
Visdraad, verf
„Ik wilde een werk maken dat slechts af en toe, heel even, zichtbaar is. Uiteindelijk heb ik een heel dunne, doorzichtige visdraad gevonden en een stuk daarvan drie dagen vernevelt met verf. Toen bleef er genoeg kleurstof aan kleven om een klein stuk van de draad bij een bepaalde lichtinval zichtbaar te maken. Een grijze snee in het niets.”
Navid Nuur heeft een atelier in de Oude Kerk gemaakt waar hij vazen kan draaien.
Foto’s: Saskia van den Boom
Klei, mineralen, schat
„Ik wilde niet in een kerk exposeren. Bij exposeren in een kerk zul je altijd verliezen. Een kerk is niet alleen vanuit een bepaald idee gebouwd maar dat idee is er ook vormgegeven. En de mensen die er komen geloven daarin. Dus alles gaat door een trechter in één richting. En om daar dan zo even een kunstwerk in te plaatsen, nee. Maar toen hoorde ik over de IJzeren kapel. Dat is een kluis boven in de kerk waar de belangrijkste papieren van de stad werden bewaard. Je kan er alleen via een hoge ladder komen. Nu staat de stadskluis leeg. En ik dacht: er moet weer een schat in.
„De stad Amsterdam is om de Oude Kerk heen gegroeid. En die stad haal ik nu de kerk binnen. Ik heb een atelier in de kerk gemaakt waar ik vazen kan draaien. Een vaas is een bekende vorm. Ze bestonden 700 jaar geleden ook al. Iedereen die hier komt, en de hele wereld komt hier binnen, snapt een vaas.
„Die vazen druk ik als de klei nog zacht is tegen gevels, bruggen, bankjes, stoepranden aan. Zo krijgen ze de huid van de stad. Buiten verzamel ik ook dingen die als grondstof voor het glazuur op die vazen kunnen dienen. Bij de shoarmatent haal ik kooltjes, bij de visboer haal ik schelpen, bij een wijnhandel lege flessen, uit de grachten vis ik slib. Ik leg een heel mineraal archief van Amsterdam aan. Daarmee glazuur ik dan de vazen. Honderd vazen worden in houten kisten verzegeld en in de kluis gelegd.
„Honderd is een mooi getal. Als iemand honderd wordt, komt de burgemeester op bezoek. Dit project duurt ook honderd jaar. Elk jaar zal een van de vazen in stilte worden geveild. De opbrengst gaat naar cultuur in de kerk. Mensen kunnen een papiertje inleveren met een bedrag. En de hoogste bieder krijgt de vaas.
„Welke vaas de bieder krijgt blijft geheim. Ik hou niet van hiërarchie, dat de ene vaas mooier is dan de andere. Dat doet er niet toe. De vazen moeten juist divers zijn. Alles is welkom, zoals iedereen welkom is. Het gaat om het geheel. Het project heet dan ook NN XXX.
„De stille veiling is een ritueel. Om te erkennen dat cultuur van belang is, dat cultuur iets is wat ons samenbrengt. Ik probeer het bewustzijn voor cultuur honderd jaar wakker te houden. Dat ik de vazen hier in de kerk ga maken is een nieuwe stap voor mij. Ik ben best introvert, ga zelden naar openingen en feestjes. Hier in de kerk word ik voortdurend aangesproken. Waar is de wc? Maar ik heb het er voor over. Het is voor iets dat groter is dan ikzelf: het belang van cultuur.”
Alles, niets
To make a prairie it takes a clover and one bee, One clover, and a bee. And revery. The revery alone will do, If bees are few.
Wanneer Emily Dickinson haar gedicht To Make a Prairie schreef, is niet precies bekend. Het werd voor het eerst gepubliceerd na haar dood, in 1896. Als de laatste vaas geveild is, kunnen we het al 229 jaar lezen. Jan van Eycks ‘Léal Souvenir’ bestaat dan 693 jaar. Navid Nuur is dan 149.
Tijdens mijn hardlooprondje beluisterde ik de Prinsjesdag-livestream van de NOS. Joggend langs braamstruiken en brandnetels hoorde ik het obligate commentaar over de Glazen Koets (‘dateert uit 1826’), de route vanaf Paleis Noordeinde en de kledingkeuze van de koninklijke familie. Toen er voor de grap een weddenschap werd afgesloten over de baard van Willem-Alexander (‘heeft-ie ’m wel of niet laten staan?’) bekroop me een déjà-vugevoel, maar pas toen Stef Blok werd genoemd als designated survivor viel het kwartje: ik luisterde naar een uitzending van vijf jaar terug. Net op tijd schakelde ik over naar de actuele Troonrede.
Toch was mijn faux pas begrijpelijk. Prinsjesdag was één grote groundhog day-sensatie. Weer die plichtplegingen, weer die hoedjes, weer dat koffertje. Zelfs het decor van de Koninklijke Schouwburg – al drie jaar het alternatief voor de Ridderzaal – begon eentonig te worden. Werd het met een nieuw kabinet niet eens tijd voor een echte koerswijziging?
En toen hoorde ik de koning zeggen: „Elke regio telt”. Almere, dacht ik in een flits. Wat als we de politiek nu eens zouden verplaatsen naar Almere? De stad wil zich profileren als studentenstad, maar waarom niet als politiciparadijs? Poten in de modder, handen uit de mouwen: in Flevoland weten ze van aanpakken. Caroline van der Plas zou zich er thuis voelen met haar Urker klederdracht, Eelco Heinen – zelfverklaard ‘Vinex-man’ – ongetwijfeld ook. Dick Schoof kan zich er inschrijven voor de een-na-oudste langeafstandstriatlon ter wereld.
Almere. Ze hebben er zelfs een Ridderzaal, of in ieder geval een echt Kasteel. Een betonnen kolos die je met gemak vanaf de A6 kunt zien, zelfs met 130 kilometer per uur. Een tochtige ruïne die je van woonwanbeleidsymbool zo kunt omvormen tot klimaatbestendig Torentje. Zaterdag reed ik er nog langs, op weg naar Open Monumentendag. Want ook dát hebben ze in Almere, monumenten. Altijd handig voor een kabinet dat cultuur zo hoog in het vaandel heeft.
Bij Volkstuinvereniging Water-Land had ik een van de vijf Almeerse monumenten willen bewonderen: het Bivakhuisje. Een houten barak die in 1975 werd neergezet als huisvesting voor de eerste Almeerders. Helaas bleek het open monument juist op zaterdag gesloten. „Zonde!”, riep een harkende man meelevend uit. Hij raadde me een wandeling aan in het aangrenzende bos. „Mooie natuur hebben we hier ook volop.”
Even later bevond ik me in een sprookjeswoud vol monumentale drie meter hoge reuzenberenklauwen. Invasieve stikstofminnende exoten uit de Kaukasus die volgens een informatiebord zouden worden opgegeten door schapen. Een betere combinatie van landbouw en natuur kan de BBB zich niet wensen; het was nota bene Caroline van der Plas die eind 2023 een motie indiende voor betere exotenbestrijding op landelijk niveau. Of was dat een luchtkasteel? In het nieuwe regeerprogramma wordt ‘exotenbestrijding’ niet eens meer genoemd.
Helaas waren ook de schapen nergens te bekennen. Misschien beseften zij, eerder dan politici, dat er tegen zoveel stikstofdepositie niet op te eten valt.
Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.