Het is augustus 1942 als op een plein in de stad Cilli, die nu Celje heet in Slovenië, families van elkaar worden gescheiden. Zoals het gezin Matko; vader en moeder kijken hoe hun drie kinderen een schoolgebouw ingaan: de zevenjarige Tanja, de zesjarige Ludvig en de negen maanden oude baby Erika.
Als de twee oudsten weer naar buiten komen, zijn ze gemeten, gewogen en op kleur beoordeeld. Baby Erika blijft achter, zij heeft een A gescoord in de Arische test en zal haar ouders nooit meer zien. Na twee dagen wordt ze overgeheveld naar een Levensborn-kliniek waar ze werd verzorgd totdat ze geadopteerd zou worden door een Duits echtpaar dat haar een goede Duitse opvoeding kon geven. Ze is een van de 430 kinderen die voor de test zijn „geslaagd” en die geroofd worden. Erika Matko wordt vanaf dan Ingrid von Oelhafen.
Documentair fotograaf Angeniet Berkers (1985) zocht Ingrid op om met haar te praten en haar te fotograferen. Ze verzamelde de documenten rondom de adoptie en de tastbare bewijzen uit haar jeugd, en fotografeerde de kliniek waar Erika haar eerste twee jaar doorbracht totdat haar nieuwe ouders haar kwamen halen. Ingrid ontdekt pas op haar elfde dat ze geadopteerd is, net als haar ‘broer’ Dieter, die al vrij snel weer wordt weggedaan omdat hij te opstandig is. Pas als ze 61 is, komt Ingrid er eindelijk achter dat ze een kind was van het ‘Lebensborn’-project, een omwille van ideologie geroofd kind.
Mythisch naziproject
Ingrid is een van de negen mensen die Berkers sprak en fotografeerde. De foto’s zijn in een kleine expositie te zien in de Kunsthal Rotterdam. Gebaseerd op het vorig jaar verschenen boek Lebensborn. Birth Politics of the Third Reich worden naast de foto’s ook documentatiemateriaal en enkele objecten uit die klinieken getoond. De vergrote foto’s vertellen allemaal verschillende verhalen. De een is kwaad, de ander had het wel goed in het pleeggezin. Sommigen bleven bij hun moeder die alleen achterbleef nadat ze zwanger was geraakt van een Duitse soldaat of SS’er. Het verschil in die verhalen en de foto’s boeit omdat ze allemaal de impact laten zien op het latere leven van een ‘Lebensborn’-kind.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131493415-e31fe0.jpg|https://images.nrc.nl/jsVqskjPaEZ3OfCI3jfNnyjxnUs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131493415-e31fe0.jpg|https://images.nrc.nl/RLsBfzDcihK7yrifBb-6awHFG6w=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131493415-e31fe0.jpg)
Gefotografeerd archiefbeeld / Angeniet Berkers
Anders dan de mythe rondom het door SS-leider Heinrich Himmler bedachte project – hij vond dat het aantal wiegjes groter moest zijn dan het aantal doodskisten – ging het niet om blonde vrouwen die ergens in een kliniek werden bevrucht om hun kind af te staan aan het Derde Rijk. Het ging in deze klinieken om ongetrouwde vrouwen die in Duitsland, Oostenrijk en onder meer Noorwegen in speciale tehuizen werden begeleid tijdens de laatste maanden van hun zwangerschap. Er waren overigens ook de vrouwen van hooggeplaatste SS’ers die er de laatste maanden van hun zwangerschap konden doorbrengen en bevallen.
Het idee was dat (ongehuwde) moeders die voldeden aan de Arische eisen daar hun kinderen baarden en dan in de meeste gevallen het kind afstonden aan een Duits echtpaar dat trouw was aan Hitler. Ook werden er dus ‘geschikte’ kinderen geroofd uit bezette gebieden.
Het verhaal dat de Lebensborn-kliniek een soort Arisch bevruchtingsoord was, heeft consequenties gehad op de kinderen die er vandaan kwamen. De meeste van de door Berkers geïnterviewde kinderen werden getreiterd. Als het niet was door hun Lebensborn-achtergrond, dan omdat ze een ‘bastaard’ waren of omdat – zoals bij de Noorse kinderen – hun vader een foute Duitser was geweest.
Lebensbornkind 2620
Schrijnend is het verhaal van Gerd Fleischer (1942), die de dochter is van een Noorse moeder en een Duitse soldaat. Ze is een van de drie Noorse kinderen die bij Berkers aan het woord komen. Gerds ouders wilden trouwen, maar Gerds moeder komt de test niet door, ze is te ‘Laps’ en is daardoor niet geschikt om te mogen ‘reproduceren’. Gerds vader keert terug naar Duitsland om nooit meer iets van zich te laten horen, haar moeder blijft achter als ongehuwde zwangere. Hoewel er in Noord-Noorwegen geen Lebensborn-kliniek is, wordt Gerd wel zo geregistreerd: Lebensbornkind 2620. Zij groeit dan nog wel op bij haar moeder in plaats van als geroofd kind, maar wanneer haar moeder een nieuw leven opbouwt met een alcoholische man uit het Noorse verzet, gaat het definitief mis. „Hij had geen reden om haar aardig te vinden of om van haar te houden en doet dat dus niet”, schrijft Berkers.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131493436-e51f3b.jpg|https://images.nrc.nl/fQZY0DSBXBwqtkFXoJGZr6ZzY18=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131493436-e51f3b.jpg|https://images.nrc.nl/gMNROwcxF9s40B4ncy2bXZDmtCM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131493436-e51f3b.jpg)
Foto Angeniet Berkers
Ook op school moeten ze weinig van haar hebben, haar vader is een Duitser immers. Woedend op de wereld omdat zij er niets aan kan doen dat het zo gelopen is, en op haar moeder, gaat ze op haar veertiende uit huis. Jaren later strijdt ze mee met zo’n 150 andere Noorse Lebensborn-kinderen die schadevergoeding van de staat eisten omdat de Noorse staat ze niet beschermde tegen de discriminatie waar ze de rest van hun leven mee te dealen hadden. Gerd vat het zelf mooi samen in één zin: „Ik was het kind van de gehate.”
