Migrantenarbeiders uitbuiten is te winstgevend

Column We gaan slecht om met arbeidsmigranten. Dat is erg voor die mensen én voor de samenleving, schrijft .


Illustratie Martien ter Veen

Een kok die illegaal bij een horecazaak werkt, boven de keuken slaapt en zegt 1.000 euro per maand te verdienen voor 54 uur werk per week. Zeven mensen die illegaal bij een kwekersbedrijf werken. Een van hen zegt 7,58 euro per uur te ontvangen. Op dat loon worden nog huur- en energiekosten ingehouden. Een Oekraïense vrouw die 3,5 maand lang 7 dagen per week zwaar en smerig werk doet bij een pluimveebedrijf, weinig loon krijgt en soms het leefgeld moest inleveren dat ze als vluchteling kreeg.

De arbeidsinspectie stuurde deze week een „signaal” naar buiten over het verdienmodel achter illegaal werk. De inspectie beschreef 24 casussen: in een supermarkt, een autogarage, een slachtbedrijf, een aspergeveld. Het ging voornamelijk om arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie die hier zonder vergunning werkten. Loonstrookjes waren er niet, sommige migranten zwegen. Dus maakte de arbeidsinspectie onderbouwde inschattingen van het verdienmodel.

Conclusie: mensen illegaal aan het werk zetten levert zoveel geld op dat de boetes die werkgevers riskeren een lachertje zijn. Het mogelijk financieel voordeel van de kweker was 126.000 euro per jaar. Boete: 21.000 euro. In 7 van de 24 gevallen was de boete al terugverdiend door mensen drie maanden aan het werk te zetten. Gemiddeld leverden de illegale werknemers een kostenvoordeel op van 60 procent ten opzichte van legaal werk.

Dit alarmsignaal van de arbeidsinspectie is onderdeel van een strategie. De inspectie wil laten zien hoe groot de economische krachten achter uitbuiting zijn: kan handhaving door de inspectie wel tegen die krachten op? Mensen onderbetalen, te lang laten werken, belachelijk veel huur vragen, op straat zetten als er geen werk meer is – het gebeurt allemaal.

Ook legale arbeidsmigratie is problematisch, want dat verdienmodel leunt net zo goed op „geanonimiseerde bulkarbeid”, onderstreept de inspectie al jaren. Werkgevers vergroten hun winst met goedkoop buitenlands personeel, de kosten zijn voor de migranten zelf en de samenleving: druk op woningen, onderwijs en natuur, aldus de inspectie. Meer dan de helft van de mensen die op straat slapen, is arbeidsmigrant, inventariseerde NRC vrijdag.


Lees ook: Drie van de vijf mensen die op straat slapen is arbeidsmigrant

Binnen de Nederlandse kenniseconomie bevindt zich een lage-loneneconomie die leunt op migranten. In vijftien jaar tijd verviervoudigde het aantal arbeidsmigranten tot bijna een miljoen in 2022. Een groot deel komt uit Oost-Europa. Ze werken in landbouw, distributie, slacht en vleesverwerking. Ze zijn oververtegenwoordigd in beroepen met onaantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, constateert het Centraal Planbureau. De helft verdient het minimumloon of minder.

Er is een heuse arbeidsmigratie-industrie, zegt hoogleraar Monique Kremer, tevens voorzitter van de Adviesraad Migratie. Pakweg de helft van de arbeidsmigranten is in dienst van uitzendbureaus. Ze zijn makkelijk te ontslaan en bedrijven die ze aan het werk zetten hoeven weinig verantwoordelijkheid voor ze te nemen. De adviesraad krijgt signalen dat de nieuwste generatie arbeidsmigranten minder zelfredzaam is. Dat maakt de kans op uitbuiting groter. „Ook in Polen is er genoeg werk. Nu worden kwetsbaardere mensen in Roemenië en Bulgarije geronseld.”

Mensen onderbetalen, te lang laten werken, belachelijk veel huur vragen – het gebeurt

Ook bij legale situaties denkt Kremer vaak: dit kan toch niet? „Mensen die zes dagen achter elkaar werken, die pas op het allerlaatst weten of ze werk zullen hebben die week. Twee weken opzegtermijn voor een kamer – en dat is dan nog netjes. Onze minimumeisen voor hoe we met mensen omgaan zijn best laag.”

Dat is erg voor de migranten zelf én voor de samenleving. „We maken dezelfde fouten als met de gastarbeiders in de jaren 50 en 60”, zegt Kremer. „We zijn net zo onverschillig en weer denken we dat ze allemaal teruggaan. Maar een deel blijft en we investeren totaal niet in deze mensen. Ze leren geen Nederlands. We knijpen ze als een citroen uit door ze monotoon, geestdodend werk te laten doen tot ze jong arbeidsongeschikt raken.”

Er komen nu wel wat strengere regels, bijvoorbeeld voor uitzendbureaus, maar de migratie-industrie vindt telkens manieren om die regels te omzeilen. Toch zou Nederland veel meer kunnen doen. Als we echt zouden willen.

„Je kunt arbeidsmigratie van binnen de EU niet tegenhouden, maar je kunt wel indirect de vraag naar arbeidsmigranten beïnvloeden,” zegt econoom Daniël van Vuuren, lid van de staatscommissie Demografie die adviseerde arbeidsmigratie via economisch beleid in te dammen. Bijvoorbeeld door minder makkelijk vergunningen aan nieuwe bedrijven af te geven. Of een plan te vragen waar hun personeel gaat wonen. „Sommige sectoren zijn verslaafd geraakt aan goedkope arbeid. We moeten ons afvragen of we deze bedrijvigheid in stand willen houden.”

Al dat flex- en uitzendpersoneel dat makkelijk te ontslaan is jaagt de vraag naar arbeidsmigranten aan, volgens het CPB. Aan die ontslagbescherming kun je wat doen. Of net als Duitsland bedrijven in de vleesverwerkende industrie verplichten mensen in dienst te nemen. Verbied bedrijven in de landbouw en vleesverwerking met flexkrachten te werken, adviseerde de Adviesraad migratie onlangs. Kremer: „We moeten anders over de economie nadenken. En als maatschappij investeren in deze mensen. Anders blijven we pleisters plakken.”

Nederland is niet machteloos. Als we echt willen, is er wat aan te doen. Maar de belangen zijn groot. En telkens opnieuw vinden bedrijven in de op bulkarbeid draaiende sectoren een luisterend oor bij regerende politieke partijen.