Met ‘The Phoenician Scheme’ geeft Wes Anderson het bouwplan voor zijn eigen universum cadeau

Als je de laatste drie films van Wes Anderson op een hoop gooit, dan heb je zowaar een trilogie. De hommage aan de journalistiek The French Dispatch (2021) hield zich in Andersons karakteristieke raamvertelling-structuur bezig met de vraag: wát is eigenlijk een verhaal? Asteroid City (2023) was vermomd als parodie op een Amerikaanse alien-invasiefilm uit de jaren vijftig, maar eindigde met een Shakespeareaanse conclusie waarin de vraag werd gesteld: wíe vertelt eigenlijk een verhaal? En in zijn avonturenfilm annex spionage-persiflage The Phoenician Scheme, die afgelopen week op het filmfestival van Cannes z’n wereldpremière beleefde, lijkt het erom te gaan hóe je een verhaal structureert.

Hardcore Anderson-fans zullen tegenwerpen dat dat allemaal ook al zo was in het hoogtepunt van zijn stijl en kunnen: The Grand Budapest Hotel (2014). En misschien wel in al zijn films. En dat is dan meteen het fijne én het probleem met Wes Anderson. Sinds The Grand Budapest Hotel is al zijn werk op elkaar gaan lijken. Zijn handschift is zo herkenbaar dat het dankbaar werd gekloond door zielloze AI, met Wes Anderson-versies van Star Wars of The Lord of the Rings. Zijn herkenbare stijl heeft de overhand gekregen. Met zijn kijkdoosjes en doorkijkjes, zijn optische illusies en Orson Welles-achtige scherptedieptes, de minutieuze aandacht voor stoffen, texturen en kleurpaletten, en een ratelende alwetende verteller die kleine deadpan-sketches met talloze sterren in cameo’s zo snel aan elkaar praat dat alles een rookgordijn voor zichzelf wordt. En daarmee is Wes Anderson nog steeds een van de meest eigenzinnige hedendaagse filmmakers die er is.

Met zijn kijkdoosjes en doorkijkjes is Wes Anderson nog steeds een van de meest eigenzinnige hedendaagse filmmakers die er is. Beeld TPS Productions/Focus Features

Champagne in het bidet

The Phoenician Scheme is daarnaast ook wel weer een heel persoonlijke film is. Hoofdpersoon Anatole ‘Zsa-Zsa’ Korda, een schimmige Middel-Europese zakenman, is losjes gebaseerd op zijn schoonvader. Daarmee past hij naadloos in het rijtje waardeloze vaders die in zijn vroege films The Royal Tenenbaums en The Life Aquatic with Steve Zissou ten tonele werden gevoerd. Aan het begin van de film heeft Zsa-Zsa net zijn zesde vliegtuigramp en aanslag op zijn leven overleefd. En er zullen er nog wel een paar volgen. Deze man heeft vijanden.

We maken kennis met een parade van mannen die elkaar naar het leven staan, elk gekleed in net weer een andere variant op het krijtstreepkostuum van de grootindustriëlen. De argwanende Zsa-Zsa heeft een plan. Een megalomaan infrastructureel idee om een stuk woestijn te ontginnen; ‘The Phoenician Scheme’ uit de titel. Dat hij in een verzameling schoenendozen heeft geordend. Eentje voor de treinen en eentje voor de mijnen. Het zijn bouwpakketjes zoals Anderson ze ook heeft voor zijn muziek, kostuums, montage, kadrering – de snelwegen en waterkrachtcentrales van zijn wereld.

Er is daar in het oude Fenicië (het huidige Libanon) een hoop te winnen, en dat moet zo snel mogelijk in zijn zakken. Zijn dochter Liesl (Mia Threapleton) moet zijn zaken overnemen mocht hem iets overkomen. Dus sleept hij de jonge novice achter zich aan. Als het allemaal niet zo kunstig was vormgegeven was de plot gewoon een klucht.

Ik betrapte me er geregeld op dat ik niet aan het opletten was, maar wegdroomde bij het decorontwerp. Meteen aan het begin al, bij de shots van de badkamer waarin Zsa-Zsa ligt bij te komen van zijn vliegtuigongeluk en verpleegsters hem een roereitje serveren terwijl een fles champagne in het bidet op temperatuur wordt gehouden. De world building om hem heen is zoveel interessanter dan zijn karakter of zijn avonturen. Het is niet dat Anderson met zijn films niet kan ontroeren, maar hij lijkt met zijn laatste drie films vooral nerdy bewondering te willen oogsten. Stiekem was ik meer geïnteresseerd in de boeken die Zsa-Zsa in het vliegtuig leest als hij op pad is om zijn snode plannen uit te voeren, dan of hij daarin zal slagen. Sterker nog, dat ben ik eigenlijk alweer vergeten. Maar waarom leest hij zoveel boeken over kunstvervalsingen en authenticiteit?

Magritte en Renoir

Daar geeft de film een antwoord op. Als je film als een filosofisch laboratorium beschouwt, dan geeft Wes Anderson met The Phoenician Scheme een bouwplan voor zijn eigen universum cadeau. Als er momenteel niet een tentoonstelling over zijn werk te zien was in de Cinémathèque française in Parijs, dan was de film al een museum voor zichzelf. De immense badkuip komt uit Yorkshire, de tegels uit Londen. En de rozenkrans waarmee Liesl haar weesgegroetjes bidt werd ontworpen door juwelenconglomeraat Cartier. Een film van Wes Anderson is het ultieme drogbeeld. Alles is geconstrueerd en verwijst naar iets anders. Maar het ontleent authenticiteit aan het feit dat alles echt en handgemaakt is.

Tijdens de eindcredits wordt onthuld dat ook veel van de schilderijen die lukraak in het zoekplaatjesdecor zijn verstopt écht zijn. Met behulp van curator Jasper Sharp kon Anderson zeventiende-eeuwse stillevens, een kinderportret van Renoir dat ooit nog aan Greta Garbo heeft toebehoord en L’equateur van surrealist Magritte in bruikleen krijgen. Hoe hebben ze dat nou weer voor elkaar gekregen? Die hingen dus echt op set. Tussen de trompe-l’oeil-decors! Terwijl alles in de film z’n best doet om naar iets anders te verwijzen, de personages zich voortdurend vermommen, in een wereld waarin alles nep en geconstrueerd is, is de kunst nog het enige dat waarachtig en betrouwbaar is. Dat is dan toch weer ontroerend.