Met ongepolijste rock-‘n-roll én lippenstift was David Johansen (New York Dolls) een voorloper van het eerste uur

„WRAAAAAAAOEGH! YEAH-YEAH-YEAH! NO-NO-NO-NO!”

Het zijn iconische oerkreten die gegrift zitten het collectieve rock-‘n-roll-geheugen. Het jubelende geschreeuw uit de keel van David Johansen, die vrijdag op 75-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van kanker, kondigde perfect de missie aan waarmee zijn protopunkband New York Dolls in 1973 het podium bestormde. „You’re a prima ballerina on a spring afternoon”, schmierde Johansen in het nummer ‘Personal Crisis’: „Change on into the wolfman howlin’ at the moon.”

Voor de band, vernoemd naar een lokale poppenreparateur New York Doll Hospital, gold min of meer het tegenovergestelde: het waren huilende wolven verkleed als sexy vrouwen.

In hun rauwe rock-‘n-roll waren overtuigingskracht en showmanschap belangrijker dan technisch vernuft of iets banaals als loepzuiver zingen. „We waren zo’n beetje de enige band, dus we hoefden niet zo goed te zijn”, verklaarde Johansen later over de begindagen in de punkbijbel Please Kill Me.

Maar uitgerekend het besef dat iedereen artiest kon zijn, was voor velen een openbaring: wie ze zag, wilde zelf een band beginnen. Samen met tijdgenoten als The Velvet Underground en The Stooges zouden de New York Dolls talloze generaties muzikanten beïnvloeden: eerste de punkers, later de glamrockers, (hair)metalheads en zelfs singer-songwriters.

The New York Dolls op het Waldorf Halloween Ball in New York 1973. Met zanger David Johansen en gitarist Sylvain Sylvain.
(AP/Richard Drew)

Waar The Velvet Underground op kunstzinnige en experimentele toer gingen en The Stooges shockeerden door zanger Iggy Pop die zichzelf verwondde of insmeerde met pindakaas, hadden de New York Dolls een troefkaart die nog niemand had durven uitspelen: ze droegen lippenstift, hoge hakken, sexy jurkjes en spandex.

Ook dat was een kwestie van doe-het-zelven. De moeder van drummer Billy Murcia kocht hoge laarzen met plateauzolen in Londen. Om zeker te weten dat ze de goede maten koos, had ze papieren silhouetten van alle voeten van de bandleden bij zich. Toen fan van het eerste uur David Bowie backstage aan Johansen vroeg „Wie doet je haar?” antwoordde hij droogjes: „Johnny Thunders.” Oftewel: de gitarist van de band was ook de stylist van de zanger.

Pionieren met ongepolijste gitaarrock en een androgyne verschijningen leverde evenveel bewonderaars als haters op. In Muziekblad Creem werd New York Dolls in 1973 verkozen tot zowel beste als slechtste band van het jaar. Een recensent foeterde dat de gitaren klonken als grasmaaiers. Maar tegelijkertijd zouden talloze muzikanten hun schatplichtigheid aan de band betuigen: van Guns N’ Roses tot Green Day. Zanger Morrisey van The Smiths was ooit voorzitter van de Britse fanclub.

David Johansen in 2023 in New York.
Foto Christopher Smith/Invision/AP

Voor commercieel succes alle lof te laat: in 1976 viel de band uiteen. Tussen 2004 en 2011 zou er – op initiatief van Morrisey – nog een reünie volgen met de drie overgebleven bandleden.

Geld verdienen lukte Johansen in de jaren tachtig en negentig wél in de hoedanigheid van Buster Pointdexter, een gimmick-verschijning van een hyperactieve crooner in smoking die zijn vetkuif liet wapperen en voornamelijk oude hits coverde. ‘Hot Hot Hot’ (1987) was zijn grootste succes. Maar ondanks die bescheiden doorbraak, was hij toch liever protopunker: hij noemde de episode „de vloek van mijn leven”.