Met olympische precisie stelt Maurice Winterman het parcours voor de marathon in Parijs vast: ‘Als je niet meet verliezen wedstrijden en tijden hun waarde’

ParijsDoor onze redacteur

‘Wacht eens even, gisteren gingen we hier rechtdoor.” In de stem van Maurice Winterman klinkt vertwijfeling. Hij is net op zijn fiets vertrokken van Hôtel de Ville in Parijs en na een paar honderd meter slaan de politiemotor, auto’s en fietser voor hem rechtsaf. Ze rijden verkeerd. Winterman knijpt in de remmen. De mensen van de Franse organisatie en atletiekbond World Athletics zien het. Wat moeten ze doen?

Winterman moet nog ruim veertig kilometer fietsen. Om precies te zijn 42.195 meter. Hij meet, op verzoek van World Athletics, op deze vroege ochtend in april het parcours van de olympische marathon op. Het is nu aan hem een beslissing te nemen. Winterman (56) stapt van zijn fiets af, draait zich om en gaat terug naar de start. „We beginnen opnieuw.”

Dit weekend is de marathon het sluitstuk van de Spelen, te beginnen op zaterdag met de mannen (met de Nederlander Abdi Nageeye). Op zondag volgen de vrouwen, met voor Nederland aan de start Sifan Hassan en Anne Luijten. Het parcours leidt de atleten van het stadhuis langs de glazen piramide van het Louvre en de Eiffeltoren richting Versailles, waar ze bij de kasteelhekken een ruime bocht maken en aan de andere kant van de Seine Parijs weer inlopen. Op de Esplanade des Invalides ligt de finish.

Om er zeker van te zijn dat de lopers 42.195 meter lopen, loopt Winterman de afstand nog eens na. De Nederlander is een van de pakweg driehonderd parcoursmeters in de wereld met een A-licentie en geldt als de beste van allemaal. „Het edele handwerk”, noemt Winterman wat hij doet. „Als je niet meet, kun je parcoursen en tijden niet met elkaar vergelijken. Dan verliezen wedstrijden en tijden hun waarde.”

Temperatuurverschillen

Obers legen asbakken op hun terras en de straten worden aangeveegd door de gemeentelijke dienst als een lange, tengere gestalte in een fluorescerend geel hesje en met een rode fietshelm op uit de ochtendschemer opdoemt. Op zijn wangen staat een baardje, onder zijn helm steken lange, warrige haren uit. Naast de poorten van de tuinen van het Louvre, houdt Winterman halt. Over een uur wordt hij verwacht bij het stadhuis, maar eerst moet hij nog iets doen: ijken.

Het fietspad naast de Tuileries is een lange streep kaarsrecht asfalt en daarom uitermate geschikt. Eerdere parcoursmeters hebben hier een afstand van precies 400 meter gemarkeerd met twee grote, metalen spijkers. Het vormt de basis voor de meetapparatuur van Winterman. Hij wijst naar het voorwiel van zijn Stevens-fiets. Daar hangt een Jones Counter, een apparaatje dat het aantal omwentelingen van het wiel – het aantal tikken – telt.

„Het betekent niet dat elke meting standaard hetzelfde is”, zegt Winterman. Temperatuur- of luchtdrukverschillen leiden ertoe dat de band meer (warmer) of minder (kouder) uitzet, en dus grotere of kleinere omwentelingen maakt. Die verschillen ondervangt hij door zowel voor als na de meting te ijken. Daarmee kan hij eventuele verschillen in het aantal tikken middelen.

Als hij twee keer op en neer is gereden, noteert Winterman met een potlood op een notitieblokje welk getal zijn teller aangeeft. Straks gaat hij dit getal op zijn laptop in een excelbestand omrekenen naar kilometers. Tijdens het fietsen is het dan een kwestie van zijn teller in de gaten houden om te zien wanneer hij precies een kilometer heeft afgelegd.


Lees ook

Podcast: ‘Achter de schermen bij de voorbereidingen voor de Olympische Spelen’

Achter de schermen bij de voorbereidingen voor de Olympische Spelen

Het is ouderwets, geeft Winterman toe: de Jones Counter stamt uit de jaren zeventig. „Maar het is nauwkeuriger dan GPS. Dat geeft altijd 1 tot 2,5 procent teveel aan.” Dit komt omdat de GPS-ontvangst vaak slecht is, zegt Winterman. GPS berekent dan de afstand op basis van satellietsignalen die weerkaatsen van gebouwen. „Dat is totaal niet nauwkeurig. Stel, je loopt een persoonlijk record en je hoort daarna dat het parcours te kort was; ik zou me als atleet bestolen voelen.”

Winterman berekent zijn getallen zo dat hij op elke kilometer een meter te veel meet. Als dan op de wedstrijddag een hek verkeerd wordt geplaatst, of er gaat tijdens het opmeten iets mis, dan is er genoeg marge. „Ik moet kunnen garanderen dat de deelnemers minimaal de afstand van de marathon lopen.”

In de verkeerschaos van Parijs stopt Maurice Winterman om de kilometer en laat hij een spijker ter markering in het wegdek slaan.
Foto Valentina Camu

Ideale lijn

Een vrouw staat op Avenue de Versailles op de bus te wachten als ze verbaasd opkijkt. Ze ziet twee politiemotards, twee auto’s van de organisatie van de Spelen, twee motoren met filmcrews van de Franse tv, vier fietsers en een politiewagen, netjes op een lint. Het konvooi beweegt zich voort op de verkeerde helft van de weg en stopt pal voor haar neus.

Elke kilometer voltrekt zich hetzelfde: eerst remt Winterman rustig af, kijkt naar zijn teller, loopt de laatste paar passen tot hij op zijn teller het getal ziet dat correspondeert met het kilometerpunt. Hij geeft een seintje aan de twee Franse lokale gidsen die voor hem uitfietsen. Achter hem stapt David Katz af, technisch gedelegeerde van World Athletics.

Uit de auto’s van de organisatie verschijnen mensen met een hamer en metalen spijker. Bij de naaf van Wintermans voorwiel slaan ze die met harde klappen in het asfalt. Met graffiti noteren ze op de weg om welke kilometer het gaat. Winterman zoekt intussen naar een herkenningspunt. „Dat gaat allemaal in mijn rapport”, zegt hij, voordat hij een notitie maakt van het serienummer van de dichtstbijzijnde lantaarnpaal.

De agenten leiden het verkeer in goede banen. „Als atleet wil je nou eenmaal de ideale lijn lopen”, zegt Winterman. Als hij recht op een geparkeerde vrachtwagen afrijdt, kijkt de bestuurder hem aan alsof hij gek is. Winterman stopt, tilt zijn fiets een paar meter opzij, stapt weer op en fietst onverstoorbaar verder.

Winterman rijdt altijd rechtdoor; over putdeksels, hobbels, rakelings langs stoepranden en tegen het verkeer in . Rotondes neemt hij linksom als het parcours daarom vraagt. Winterman is zo’n twaalf kilometer onderweg als hij bijna wordt aangereden door een bus die net optrekt. De chauffeur trapt woedend op de rem, waarna de politie hem tot de orde roept.

Nauwkeurig meten vraagt om secuur fietsen, zegt Winterman. Dat betekent stilzitten, rechte rug, handen los op het stuur en niet wiebelen met je voorwiel, ook niet als de weg omhoog begint te lopen. Daarom fietst hij op een aardig tempo. Na 28 kilometer is er een beklimming die zo steil is – ruim 13 procent, ongewoon voor een marathon – dat Winterman niet genoeg heeft aan zijn zes versnellingen. Om boven te komen grijpt hij het zwaailicht van een motard vast en stuurt in een zo recht mogelijke lijn naar boven. Kwestie van anticiperen, zegt hij. Óók belangrijk. „Als ik weet dat de bocht zo naar links gaat en ik fiets aan de rechterkant, dan moet ik tijdig beginnen met het diagonaal oversteken van de weg.”

Bewegende ritsstrook

Als Winterman uit de tunnel onder Parc André Citroën komt en links van hem de Seine zichtbaar wordt, loopt het tegen twaalven. Het is druk geworden in Parijs. Auto’s en toeristenbussen moeten van de politiemotards snel een andere rijbaan opzoeken. Het gaat traag; meerdere keren moeten de fietsers afstappen. „Dit is chaos”, zegt Winterman, die het liefst midden in de nacht was gaan meten.

Hij maakt zich niet druk, Winterman heeft al veel parcoursen opgemeten. Bijvoorbeeld in de woestijn bij Doha voor de WK. Vorig jaar was hij voor datzelfde toernooi in Boedapest en ook de marathon van Rotterdam heeft hij vaak gedaan.

Foto Valentina Camu

Op jonge leeftijd begon Winterman met hardlopen. As hij klaar was, keek hij op een kaart om te zien hoe ver hij gelopen had. Hij heeft een persoonlijk record op de marathon van 2.38 uur. Zijn liefde voor kaarten ontwikkelde zich en Winterman wilde cartograaf worden. Hij is landmeter. „Op een gegeven moment kwamen mijn beroep en mijn hobby bij elkaar.”

Toen hij werd gevraagd een klein parcours neer te leggen in zijn woonplaats Apeldoorn, kwam een parcoursmeter langs. Winterman: „Hij was verbaasd: het parcours was te lang. Ik vertelde dat ik dat expres had gedaan zodat je eenvoudig de start en finish kon verleggen om het op maat te maken. Toen zei hij: volgens mi moet jij parcoursmeter worden.” Hij schreef zich in voor cursussen bij de Atletiekunie, blonk daarin uit en kon vervolgens internationaal aan de slag.

Zijn Amerikaanse collega David Katz, die de vorige drie olympische marathons voor zijn rekening nam, raadde Winterman vorig jaar bij de wereldatletiekbond aan. „Maurice is nauwgezet en vaardig met zijn spullen, kan slim omgaan met veranderende omstandigheden tijdens het opmeten en als atleet snapt hij waar zijn werk om draait: het meten van de kortste route”, zegt Katz. Hij rekent Winterman tot de top vijf van parcoursmeters wereldwijd. De Nederlander voelde zich vereerd toen hij werd gevraagd het parcours in Parijs op te meten. „Twintig jaar geleden heb ik eens gezegd dat ik niet het talent had om de Olympische Spelen te halen als hardloper en dat het me leuk zou lijken als het op deze manier wel zou lukken.”

Ook in de verkeerschaos van de Parijse binnenstad is Winterman op zijn gemak. Voetgangers foeteren, auto’s toeteren, de Fransen van de organisatie willen snel weer door, maar hij zoekt rustig zijn herkenningspunt, corrigeert soms een centimeter, noteert iets met zijn potlood, strikt zijn veters en stapt weer op zijn fiets.

Na een tocht van 7,5 uur stuurt de karavaan Esplanade des Invalides op. De zon glinstert op de gouden koepel van het paleis, de Franse vlag wappert druistig in de wind. Als de laatste spijker in de grond wordt geslagen, zit zijn werk er nog niet op, zegt Winterman. Straks in het hotel gaat hij alles narekenen, over twee weken moet hij zijn rapport inleveren. Terwijl de mensen van de Franse organisatie elkaar een highfive geven, kijkt Winterman toe. Hij geniet in stilte. „Sta ik toch op de Spelen.”