Met het ‘Requiem’ van Verdi verandert Lorenzo Viotti Rotterdam even in een oude Italiaanse stad

Lorenzo Viotti is aan zijn laatste halfjaar als chef van De Nationale Opera en hun huisorkest het Nederlands Philharmonisch Orkest bezig. Dit weekend dirigeert hij zijn een-na-laatste concert: het prachtige Requiem van Verdi, dat alles weg heeft van een heerlijk romantische, Italiaanse opera, maar dan bedoeld voor de kerk.

Het was expliciet een van Viotti’s wensen: het koor van De Nationale Opera ook inzetten voor niet-operakoorwerken. Uiteindelijk hebben de opera en het orkest hem dat niet veel laten doen. Hoe jammer dat is bleek donderdag wel in een tot de nok gevulde De Doelen in Rotterdam.

Het blijkt een van de weinige concerten waarbij je al binnen twee minuten weet: dit wordt er een om te onthouden. Alleen al de fluisterzachte eerste inzet van de celli is geweldig. Viotti dirigeert met smaak: nooit te veel drama achter elkaar, soms zelfs wat calvinistisch vroom, om op fijne plekken juist smachtend warmbloedig te worden. Hij blijkt een meester in balanceren; soms zoekt hij de rust op tot nét voor het kaartenhuis in elkaar stort. Maar het koor zingt prima, het orkest speelt geweldig. Zoals altijd weet het Nederlands Philharmonisch feilloos wanneer ze de voorgrond moeten nemen, en wanneer ze de ruimte moeten laten aan een zanger.

Daarover gesproken: alle vier de solisten zijn goed. De stemmen van mezzosopraan Eve-Maud Hubeaux (warm) links van sopraan Inna Demenkova (glashelder) mengen niet optimaal, maar zijn individueel prachtig. Tenor René Barbera zingt lyrisch extravert, maar met een enorme kalmte. Bas Anthony Robin Schneider is daarnaast iets ingetogener, misschien nog wel het mooist op de balans tussen kerkelijk en operatesk. Samen zorgt dat voor ronduit ontroerende momenten die van Rotterdam even een oude Italiaanse stad maken: in het ‘Lacrymosa’ moet de Erasmusbrug haast wel in een Ponte Vecchio zijn veranderd. Waar ooit De Kuip stond, stond al sinds het ‘Rex tremendae’ een Colosseum.

Eve-Maud Hubeaux (mezzosopraan) en Inna Demenkova (sopraan) in Rotterdam.
Foto Eduardus Lee

René Barbera (tenor) en Anthony Robin Schneider (bariton) in Rotterdam.
Foto Eduardus Lee

Kanttekening

Maar, soms word je toch een beetje uit die droom geholpen. Het bekende ‘Dies Irae’ klinkt oppermachtig (al zijn de fluiten ook in elke herhaling steeds wat passief), maar de keuze om vier trompettisten in de zaal op te stellen is ongelukkig. Het kán wel, maar dan moeten ze wel gelijk blijven met de rest van het orkest, en als het even kan ook zo veel mogelijk de goede noten spelen. Anders is het de tien minuten oorsuizen van het publiek dat er vlak voor zit (waaronder de recensent) niet waard. Het DNO-koor loopt soms net iets te veel uit elkaar, bijvoorbeeld in het ‘Sanctus’; misschien omdat enkele zangers hun neus wel erg diep in de koorboeken hebben. Dan blijkt het extra jammer dat Viotti ze niet meer heeft kunnen gebruiken bij concertante concerten; het was een goede oefening geweest. In het ‘Agnus Dei’ is de koorklank wel mooi, maar het is het orkest dat de warmte erdoorheen wasemt. Als het aan het einde allemaal iets in dreigt te zakken, is daar gelukkig Demenkova; met haar ‘Requiem aeternam’ zuigt ze de zaal naar zich toe.

Bij dit alles moet wel een kanttekening gemaakt: in de ingewikkelde akoestiek van De Doelen hoort elk publieksvak een ander concert. Zeker bij zang maakt je plaats in de zaal erg uit; het ingetogene van bas Schneider kan twee rijen naar achteren zomaar omslaan in zwakte. Een koele koorklank kan twee rijen vooruit prima op temperatuur zijn.

Na deze concerten maakt Viotti nog één rondje door Nederland als chef van het Nederlands Philharmonisch. Van 16 t/m 25 mei klinkt Brahms’ Eerste pianoconcert (door Alexandre Kantorow) en Bartóks Concert voor orkest in Eindhoven, Nijmegen, Haarlem, Heerlen, Utrecht en Amsterdam. Het orkest en de opera hebben nog geen nieuwe chef bekendgemaakt.

Verdi’s Requiem door het Nederlands Philharmonisch Orkest en het koor van De Nationale Opera onder leiding van Lorenzo Viotti in De Doelen op 6 maart.
Foto Eduardus Lee