In het atelier van broeder Edgard Claes staat zijn scooter. Op het zadel ligt een helm. En die helm heeft weer een raampje, het vizier. „Dát is dus polycarbonaat”, zegt hij als hij er even tegenaan tikt.
Een keihard materiaal. ‘Hufterproof’ is de term die vertegenwoordigers gebruiken om de robuustheid ervan aan te prijzen. Maar Claes levert zijn producten van polycarbonaat niet aan hufters. Hij gebruikt de oersterke kunststof om bijzondere omslagen voor boeken mee te maken, boeken die in trek zijn bij een zéér select gezelschap. Zijn klandizie bestaat vooral uit bibliofielen, verzamelaars uit de hele wereld die zijn werk vaak bewaren in een afgesloten vitrinekast of – nog zorgvuldiger – opbergen in een kluis. „Soms komen die boeken daar nooit meer uit”, weet Claes. Sporadisch komt een exemplaar voorbij op de site van veilinghuis Sotheby’s, waar het voor vele duizenden euro’s onder de hamer gaat.
Er zijn ook vooraanstaande musea en bibliotheken die de kleurrijke werken van de Belgische broeder in hun collectie hebben. Zo bewaart de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag er zes, en de beroemde bibliofiel Mark Getty (medeoprichter van Getty Images, zoon van filantroop Paul Getty) heeft er drie in zijn Engelse privébieb waar ook eerste drukken van Shakespeare en Chaucers The Canterbury Tales uit de veertiende eeuw liggen.
„De boeken die Mark Getty in zijn bezit heeft, heb ik gezien omdat hij me eens op zijn landgoed heeft uitgenodigd. Toen werd ik bij mijn hotel opgehaald door een Jaguar met chauffeur. Maar van de meeste boeken weet ik niet waar ze eindigen.”
Kruisheer Claes vervaardigt zijn kunstboeken in een voormalig varkenskot naast het klooster. Een lange askegel danst gevaarlijk op de top van zijn sigaret als hij een rondleiding geeft. „Waar is mijn asbak?” Zijn ogen schieten door het rommelige atelier. „Hier is mijn asbak.”
Hij tikt de as af en schenkt koffie. Wijst naar de muren waar nog varkensstront tegenaan zat toen hij voor het eerst voet zette in deze ruimte. „Het klooster was vroeger zelfvoorzienend, had koeien voor de melk en varkens voor de slacht. Dit was de stal, er liep een mestgeul door de hele vloer. Het eerste wat ik hier heb gedaan, was met de hogedrukspuit alles reinigen.”
Zeven dagen per week
Dat was veertien jaar geleden. Claes was toen al heel lang boekbinder, een vak dat hij leerde op het Instituut voor Kunst en Ambacht (IKA) in Mechelen. Toen hij verhuisde naar het klooster in Sint Agatha, een plaatsje bij Cuijk, was het voor hem van levensbelang dat hij een eigen atelier kreeg waar hij zijn spuitcabine, freesmachine en zandstraalkast kon onderbrengen. Die plek was er, maar moest hij eerst wel even verbouwen.
„Ik werk hier elke dag van de week”, vertelt hij.
Op de werkbank ligt het project waar hij momenteel mee bezig is. ‘Momenteel’ beslaat ongeveer zes maanden. Zo lang duurt het voor hij het boek in een handgemaakte hoes, zorgvuldig verpakt in noppenplastic, kan afleveren bij de klant.
Elk boek komt bij hem binnen als stapel losse katernen, het ‘boekblok’. Vaak zijn het werken van iconische schrijvers die al lang dood zijn. Liefhebbers laten zo’n boek drukken in een bijzondere uitgave. Op bijzonder papier, met bijzondere illustraties of gravures erbij. De oplage is beperkt, de exemplaren zijn genummerd en vaak gesigneerd door de schrijver, de kunstenaar of de drukker. Claes wordt dan benaderd als meesterbinder om het boek te binden en te voorzien van een kunstboekband.
„Dit is een catalogus die is samengesteld door iemand die bibliofiele uitgaven van de Franse schrijver René Char verzamelt”, zegt hij terwijl hij voorzichtig door de kostpagina’s bladert. „De opdrachtgever is een boekhandelaar uit Parijs. Ook hier gaat het om een genummerde oplage. Ik maak twee unieke exemplaren.”
Als het pakket eenmaal binnen is, heeft hij de vrijheid om ermee te doen wat hij wil. Welke bindwijze gebruikt hij? Welk materiaal? Hij is geschoold als klassiek boekbinder, dus hij kan alles met perkament, leer en suède. Pas later kreeg hij een leraar die hem aanmoedigde te innoveren met moderne technieken en zelf te gaan ontwerpen. „Voor zover ik weet ben ik de enige die polycarbonaat gebruikt. Maar dat spul is zo hard, het plooit niks. Dus heb ik vervolgens weer een manier moeten uitvinden om de voor- en achterplatten aan de rug te bevestigen, zodat je het boek kan openslaan.”
IJzerwarenwinkel
Hij laat zien hoe hij scharniertjes heeft gemaakt aan het voorplat vergelijkbaar met een pianoscharnier. Door de minuscule oogjes steekt hij een dunne metaaldraad, zodat het plat los van de rug kan bewegen. „Die draad koop ik in een winkel voor ijzerwaren.” Niet in een goedkope bouwmarkt, daar gruwt hij van.
Het omslag zelf is zijn eigen kunstwerk. Het is vaak een abstracte tekening, geïnspireerd op het constructivisme, die doorloopt op de achterkant. De compositie maakt hij op de computer, vervolgens gebruikt hij een film die hij als een sjabloon op het materiaal plakt. Met airbrush spuit hij telkens een andere kleur, net zo lang tot de compositie helemaal naar zijn ‘goesting’ is.
„Ik werk met autolak. Dat is beter ontwikkeld dan welke verf ook, omdat het over de hele wereld wordt gebruikt en zijn kleur moet behouden bij alle weersoorten. Daarna spuit ik er een laag blanke lak overheen en wrijf ik het op met auto polish. Dan kun je er zo de wasstraat mee in.”
Edgard Claes volgde in zijn jonge jaren de technische school in Lommel; dat verklaart zijn interesse voor praktische, degelijke materialen. Vanwege zijn grote passie voor schilderen stapte hij al rap over naar de Academie voor Sierkunsten in Hasselt. Daarna werkte hij een tijdje als reclametekenaar. Die wereld vond hij veel te gejaagd en hij raakte ervan in een persoonlijke crisis. Met de verkering die hij toen had, sprak hij vooral over zijn hang naar het serene kloosterleven. Hij wilde zich zo graag committeren aan God dat de twee uiteindelijk hun relatie verbraken en hij op 22-jarige leeftijd intrad bij de Kruisheren.
Wat hem aansprak aan die orde was de combinatie tussen een contemplatief bestaan en de verbinding met de maatschappij. Hij kan gewoon werken en met zijn scooter naar de ijzerwinkel rijden. In het klooster is hij tevens kok, maar die taak is tegenwoordig te overzien. Er wonen nog slechts twee andere Kruisheren in het klooster in Sint Agatha dat ooit met zeventig monniken het bruisend hart van de orde vormde.
„In heel Europa zijn nog maar 38 Kruisheren”, vertelt hij een tikkeltje mistroostig. „We sterven uit.” Niet op wereldschaal, want in landen als Congo en Indonesië bloeit de orde. Maar broeder Claes heeft daar niets te zoeken, want zijn atelier staat hier in Noord-Brabant. Dus blijft hij aardappels schillen voor drie man en zag hij hoe zijn klooster de afgelopen jaren werd omgebouwd tot plek waar ook gewone burgers een appartement kunnen huren. Voor de gezelligheid houdt hij in zijn atelier twee cavia’s, Theodorus en Amadeus, waarvoor hij een plexiglazen hok van twee verdiepingen bouwde zodat hij ze goed kan zien.
Tandwielen
„Deze tandwielen maak ik ook zelf”, zegt hij als hij een koekblik met radertjes van verschillende grootte tevoorschijn tovert. Zijn meest indrukwekkende boeken hebben een constructie van tandwielen in het omslag. Via een wieltje aan de zijkant kun je ze in beweging zetten, het omslag lijkt dan op het raderwerk van een klok.
Claes gebruikte die techniek bijvoorbeeld in een speciale binding van Ubu Roi, het bekende toneelstuk van de Franse schrijver Alfred Jarry uit 1896 met originele illustraties van Joan Miró. „Toneel is beweging, hè?” verklaart hij die keuze.
Wie een boek door hem wil laten binden, moet geduld hebben. De wachttijd bedraagt drie jaar. Ooit was dat negen, dus zelf vindt hij het wel meevallen. Bij heel arbeidsintensieve projecten levert hij maar twee boeken per jaar af, maar gemiddeld zijn het er een stuk of vijf.
Vier is het minimum om deel te mogen nemen aan het exclusieve boekbindersevenement in Parijs waar hij jaarlijks een uitnodiging voor krijgt. De 24 beste meesterbinders van de wereld presenteren zich daar achter tafels bekleed met molton; nog nooit trof hij er een vakgenoot uit Nederland. „De expositie duurt van vier tot kwart voor negen, hij heet dan ook Éphémère, wat eendagsvlieg betekent. Exact een kwartier voor negenen is alles voorbij en gaan de deuren dicht, dat is een soort gimmick.”
Voor liefhebbers is die beurs een walhalla, omdat ze de boeken en hun makers in het echt kunnen zien (en aanraken). Bibliofielen zijn echt niet allemaal rijkaards à la Mark Getty die boekbinders hoogstpersoonlijk op hun landgoed kunnen ontvangen, zegt Claes. „Er was eens een Franse straatveger die heel lang heeft moeten sparen voor zijn door mij gebonden boek, en er zijn opdrachtgevers die zo’n werk zien als investering. Sommige boeken gaan uiteindelijk maal tien, hè? Maar als je het eenmaal hebt, kost het niets meer. Het maakt geen herrie en je wordt er niet dommer van, dus deze hobby heeft heel veel voordelen.”
Zelf loopt Claes niet binnen. Als kloosterbroeder krijgt hij geen salaris op zijn rekening gestort, alle inkomsten gaan naar de orde. „Voor mij telt dat ik er plezier aan heb gehad.”