Met de dood van Mario Vargas Llosa is de laatste schrijver van de ‘onsterfelijke’ Latijns-Amerikaanse boom verdwenen

Dit is wat er overblijft: twee roodbruine kistjes, het ene een stuk groter dan het andere. Ze werden door de kinderen van Mario Vargas Llosa naar buiten gedragen na een besloten ceremonie in een crematorium in de Peruaanse hoofdstad Lima. Woensdag vulde de foto van het rouwtafereel tweederde van de voorpagina van de Spaanse krant ABC. Álvaro Vargas Llosa, de oudste zoon van de Nobelprijswinnaar, deelde die voorpagina op sociale media en schreef wat hij bij de crematie had gezegd, onder verwijzing naar de woorden van Victor Hugo voor George Sand: „Nu je ontdaan bent van je fysieke vorm, het lichamelijke, verschijnt er een andere vorm, de idee. Ik treur om een dode en ik begroet een onsterfelijke.”

De onsterfelijkheid van de dode Vargas Llosa werd in de dagen na zijn overlijden afgelopen zondag geïllustreerd door een explosie aan voorpagina’s van kranten en rouwboodschappen van koningen en presidenten – zijn zoon deelde ze kwistig. In veel artikelen werd gememoreerd dat met de 89-jarige Vargas Llosa de laatste schrijver van de boom was verdwenen – de groep auteurs die in de jaren zestig vrij plotseling Latijns-Amerika in het midden van de wereldliteratuur plaatste. Ineens ging de westerse lezer – zeker ook in Nederland – buiten de Europese en Noord-Amerikaanse deur lezen, verleid door vertellers die moderne vertelkunst verbonden met oude verhalen uit de geschiedenis van hun subcontinent en dat alles voorzagen van revolutionair elan.

Verhitte cafégesprekken

Hoe helder de dood van Vargas Llosa (geboren op 28 maart 1936) ook een eindpunt markeert, over de geboorte van de boom zijn wetenschappelijke debatten en verhitte cafégesprekken gevoerd, al geldt Vargas Llosa’s roman De stad en de honden (1962) als voorname kandidaat. Zoals er ook wordt getwist over welke schrijvers precies tot de groep gerekend moesten worden. Over vier van hen is geen twijfel: behalve Vargas Llosa zijn dat de Colombiaan Gabriel García Márquez (1927-2014), de Argentijn Julio Cortázar (1914-1984) en de Mexicaan Carlos Fuentes (1928-2012). De eerste twee wonnen de Nobelprijs, de andere twee hadden ’m verdiend, zoals werd betoogd in Las cartas del Boom, een twee jaar geleden verschenen verzameling van hun onderlinge brieven.

In dat boek zie je prachtig de opwinding van een groep relatief jonge auteurs die, hoewel hun geboorteplaatsen zich duizenden kilometers van elkaar bevonden, veel in elkaar herkenden. Ze deelden een brandende literaire ambitie en politieke opvattingen die zich – aanvankelijk – vooral uitten in eensgezinde bewondering voor Fidel Castro, de man die vanuit Cuba hun halve continent had begeesterd met zijn revolutie.

Bij alle verschillen was er veel dat hun landen bond: de dominante taal en religie, maar ook een geschiedenis waarin Europeanen eeuwenlang koloniaal hadden huisgehouden. Daarna was de bevolking al even efficiënt geknecht door de Noord-Amerikanen en hun grote bedrijven. Dit zijn de streken waarin ‘Amerika’ niet zomaar als synoniem voor de Verenigde Staten gebruikt kan worden. Het is trouwens ook een regio waarin het allang geen verwondering meer wekt als dat land zich opstelt als bastion van cynische machtspolitiek.

Heft in handen

Uit die impasse beloofde Castro een uitweg; het was voor Latijns-Amerika tijd om het heft in eigen handen te nemen. Synchroon daaraan namen Vargas Llosa en de anderen het woord om het verhaal van een subcontinent te vertellen. Het leidde tot grote romans, waarvan García Márquez’ Honderd jaar eenzaamheid (1967) de veelomvattendste en beroemdste werd. Het is schitterend om, bijna zestig jaar later, de plaatsvervangende trots te lezen waarmee Fuentes in een brief aan Cortázar zijn enthousiasme voor dat boek deelde: „En wat een opluchting, Julio. Overkomt het ook jou niet dat elke goede Latijns-Amerikaanse roman je een beetje bevrijdt?”

Intussen schreven deze bevrijdingsschrijvers elkaar niet alleen over het hoogliteraire, maar ook over de praktische zaken die voortvloeiden uit een kosmopolitisch bestaan. In een van zijn eerste brieven aan Vargas Llosa (dan in Londen) belooft García Márquez (dan in Mexico) zijn vriend snel sigaretten te sturen omdat deze failliet dreigt te gaan aan de prijzen van de Europese tabak. Langere en kortere perioden op het Oude Continent waren een vast onderdeel van het bestaan van de schrijvers, soms uit liefde voor Londen of Parijs, soms vanwege politieke complicaties in hun thuislanden. Bovendien was er nog een essentiële samenbindende factor: literair agente Carmen Balcells, die vanuit Barcelona de belangen van de boom-auteurs behartigde. Hun succes is ook het verhaal van succesvolle literaire marketing. In Europa en de VS was een naoorlogse geboortegolf volwassen geworden. Een grote generatie, die bovendien beter opgeleid was dan enige andere generatie in de geschiedenis. Voeg daar hun veelal linkse overtuigingen (in de jaren zestig en zeventig) aan toe: de boom was precies wat de babyboomers nodig hadden.


Lees ook

De schrijver van het individuele verzet

Mario Vargas Llosa.

García Márquez met blauw oog

Zoals dat gaat, ontstonden er in de loop der jaren scheurtjes, op verschillende terreinen. Zo is er een beroemde foto van García Márquez met een blauw oog, hem bezorgd door Vargas Llosa bij een filmpremière in 1976. ‘Gabo’ was met gespreide armen op Mario afgekomen, maar die meende dat de Colombiaan een poging had gedaan zijn echtgenote Patricia Llosa te verleiden tijdens een crisis in het huwelijk van de Vargas Llosas. . Aardige jongens, maar macho-jongens. Politiek dreef men ook uit elkaar, zeker toen Vargas Llosa zich, geïnspireerd door het neoliberale beleid van de Britse premier Margaret Thatcher, kandidaat stelde voor het presidentschap van Peru – aan het eind van zijn leven sprak hij zelfs zijn steun uit aan de extreemrechtse Braziliaanse president Jaïr Bolsonaro. Anderen hielden tot zeer laat vol dat het dictatoriale bewind van Castro in Cuba toch echt als reëel bestaande vooruitgang moest worden beschouwd.

Formeel gezien is met de dood van Vargas Llosa de boom definitief geschiedenis geworden, maar zijn overlijden komt juist op het moment waarop ook in Nederland de boekwinkels weer vol met werk van García Márquez liggen. Dat is een voortvloeisel van postume publicatie van de novelle We zien elkaar in augustus vorig jaar en – vooral van de Netflixserie die naar Honderd jaar eenzaamheid is gemaakt. Zo blijken de ideeën altijd weer een pad naar de onsterfelijkheid te vinden.



Delen