Met ‘Café 749’ viert Orkater de stad Amsterdam: ‘Vergeleken met een dorp zijn de mensen hier vriendelijk’

‘Wie is de stad?” In het Amsterdamse café stelt Janice de vraag aan de andere bezoekers. „Zijn wij de stad? Is het ons gedrag? Onze vrijheid? Of misschien onze tolerantie? Onze arrogantie? De grachten? De geboren Amsterdammers of de nieuwkomers?” Haar vragen worden door de stamgasten beantwoord met typisch Amsterdams chagrijn en sarcasme. „Naar ons wordt nooit geluisterd!” „Rot op zeg.” En: „Alle geboren Amsterdammers wonen in Almere!”

Het is een scène uit Café 749 van Orkater, die op een dinsdagavond wordt gerepeteerd met een groep van circa dertig personen: acteurs, studenten van de toneelschool en gewone Amsterdammers – amateuracteurs die een bijdrage leveren als cafébezoeker. Vanachter de tafel in de repetitieruimte van Orkater, gelegen op een industrieterrein in de Amsterdamse Houthavens, begeleidt regisseur Leopold Witte de groepssessie. Met een grote grijns op zijn gezicht, want de sfeer is ontspannen, met veel ruimte voor geintjes.

Café 749 staat in het teken van de viering van 750 jaar Amsterdam. Dit is het eerste project van de stad in dat jubileumjaar. „Wij doen een poging om Amsterdam te duiden, zoals het nu is”, aldus Witte (die nu op tv is als vader van Eva Crutzen in de serie Bodem). De aanpak is Orkater vertrouwd. Tien jaar geleden maakten Witte en Geert Lageveen, die nu weer samen de tekst schreven, al Amsterdammers, ook een muzikale ode aan de stad, met veel ‘echte’ Amsterdammers.

Naar een voorstel van Janice (gespeeld door Quiah Shilue), doen de bezoekers mee aan een toneelwedstrijd met als onderwerp de identiteit van Amsterdam. Ze gaan samen een musical maken. Het Amsterdams Andalusisch Orkest doet de begeleiding.

Monne de Miranda

Centraal in de musical staat wethouder Monne de Miranda (1875-1942), die veel projecten initieerde op het gebied van huisvesting en stadsontwikkeling. Witte: „Floor Wibaut was de financiële man bij die projecten, en zijn naam heeft nog veel weerklank, maar De Miranda was de visionair, de idealist, de socialist. Hij gaf de stad nieuwe buurten, de tuindorpen, de badhuizen, het Amsterdamse Bos en de Centrale Markthal, waar we dit stuk spelen. Hij bestreed de woningnood en De Markthal moest de bevolking gezond en betaalbaar eten verstrekken.”

Deze voorstelling moet De Miranda uit de vergetelheid trekken. „Hij heeft ontzettend veel voor de stad gedaan, maar hij is ook vermoord door de Amsterdammers. Op een gruwelijke manier, door medegevangenen in kamp Amersfoort. Dat is beschamend. Wibaut kreeg een standbeeld, en een grote straat naar zich vernoemd, hij alleen het De Mirandabad en een laantje. Hij moet een plekje krijgen op het feest.”

Regisseur en tekstschrijver Leopold Witte
Foto Roger Cremers


Monne de Miranda gaf de stad nieuwe buurten en tuindorpenLeopold Witte regisseur ‘Café 749’

Maar Café 749 gaat niet alleen over hem en woningnood. Witte: „Amsterdam staat voor te veel om op te noemen, dus we doen een bescheiden poging. De cafébezoekers praten ook over de scheve verhouding tussen rijk en arm, over de greep van drugs op de stad en over jongeren die geen kinderen meer op deze wereld willen zetten.”

Het bruine café vormt de arena. „Een plek die lijkt te verdwijnen, maar voor velen toch een soort huiskamer is. En een plek waar mensen van verschillende bubbels elkaar op een natuurlijke manier ontmoeten.”

De verscheidenheid van de stad is zichtbaar in de cast. „De jongste is 20, de oudste 78. Ze komen uit alle hoeken en gaten, van werkloze tot ondernemer, van Jordanees tot bekakt Zuid. Ze zijn zo verschillend dat je je afvraagt hoe zij nou samen een voorstelling kunnen maken. Maar ze doen het en die houding typeert Amsterdam.”


Cripta ScheepersGunstig huizenkarma

Cripta Scheepers, actrice, danser en theatermaker en 34 jaar oud, speelt Sarah, de dochter van kroeghouder Ben. „In de voorstelling ben ik op zoek naar een kamer. Dat lukt niet, dus woont ze als 26-jarige nog bij haar pa in huis en staat haar leven op pauze.”

Haar eigen „huizenkarma” is haar beter gezind, zegt Scheepers, nu ze woont in een woongroep met vier mensen. „Een te gek huis. Iedereen heeft een kamer van dertig vierkante meter. Onze woonkamer is een prachtige glazen kas, met dakterras alom. Bizar. Daarvoor woonde ik acht jaar in een woongroep, in broedplaats Creative Community, met maar liefst dertien huisgenoten. Daar had ik het echt moeilijk.”

Dat ze op haar 34ste niet zelfstandig woont, stoort haar niet. „Ik hou van dit soort constructies, van het sociale contact. En ik vind het fijn om met meerdere mensen samen te wonen.”

Scheepers kwam uit Duiven (Gelderland) om in Amsterdam te studeren. „Hier ontmoette ik gelijkgestemden. Amsterdam biedt cultuur, voorzieningen en veel verschillende mensen. Een geweldige stad.”


Doris BartelsIntelligente humor

De 66-jarige Doris Bartels speelt Mevrouw Van Zanten in de voorstelling. „Mevrouw Van Zanten is lid van de gemeenteraad en een van de stamgasten. Er is geen karakterbeschrijving, dus dat vul ik zelf in op basis van de tekst. Al heb ik natuurlijk weinig tekst in deze bijrol. Ze is typisch Amsterdams, gevat en jolig.”

Zelf werkt Bartels bij de gemeente Haarlemmermeer. En ze zit in het derde jaar van een kunstacademie in België. Lachend: „Het is nooit te laat om iets leuks te doen.” Ze werkt daarnaast freelance als grafisch vormgever. „Dat is werk in opdracht. Maar ik dacht: wat zou er gebeuren als ik zelf dingen ga verzinnen?”

Bartels auditeerde voor deze productie omdat ze Orkater al lang volgt. „Ik vind het fantastisch wat ze doen: voorstellingen met ideeën, met een boodschap, met nieuwe dingen. En de combinatie met muziek is te gek. Maar ik reageerde vooral omdat ik dacht: dan kan ik hun repetitielokaal zien. Dat was voor mij al een doel.”

Zelf zingt ze al vanaf haar twintigste. En ze speelt bij Placebo, een Amsterdamse club voor improvisatietheater. „Ik weet dat ik best aardig kan zingen en dat mensen me leuk vinden op het podium.”

Amsterdam is voor haar allereerst een „smeltkroes”. En „intelligente humor”. „Daarmee kun je dingen bekritiseren, en aantonen. Humor is zo’n grote kracht. En de Amsterdamse humor is kenmerkend. Dat zit ook in de voorstelling.”

Bartels voelt zich Amsterdammer. „Terwijl ik eigenlijk uit Utrecht kom. Daar ben ik geboren en getogen.”

Ook zij herkent het probleem van de huisvesting. „Het is een idiote toestand. Al toen ik twintig was, kon ik nergens terecht. Ik heb lang illegaal gewoond. Zelfs toen ik kinderen kreeg, had ik officieel geen adres. Daarom is het leuk dat het over De Miranda gaat. Die was strijdvaardig en pakte het aan. Waarom doen wij dat nu niet?”

Ze woont nu in Zaandam. „Ik noem het Amsterdam-Noord. Amsterdam is op fietsafstand. Ik ben nu sneller in het centrum dan vanuit de wijk Nieuw Sloten, waar ik woonde.”

Haar dochter, die in Brussel woont, heeft een ongewone blik op de stad. „Ze zegt dat het hier zo netjes is. En nu ik vaak in Brussel kom, snap ik wat ze bedoelt. Wij klagen dat alles altijd opgebroken is, maar de stad is ook goed onderhouden. We zijn heel rijk.”


Agnes van ReestAmsterdams zeikwijf

De 78-jarige Agnes van Rees is de oudste van de ‘gewone’ Amsterdammers in het café. „Tien jaar geleden deed ik al mee aan Amsterdammers. Dat was fantastisch. Ik kreeg de uitnodiging of ik wilde auditeren voor deze voorstelling. Nou, heel graag. Want het was een feestje en ook dit is weer een feestje.”

In haar werkende leven was Van Rees zowel universitair hoofddocent Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica aan de UVA als regisseur en speldocent voor het amateurtoneel. „Ik heb zelf ook veel gespeeld.” Haar rol in deze voorstelling betitelt ze als „een Amsterdams zeikwijf”. „Ik dien de regisseur van de musical van repliek. En in de musical speel ik Henri Polak, de legendarische vakbondsman, dus ik roep op tot staking. Net als de andere stamgasten doe ik mee aan de koortjes. Dus ik zing ook mee.”

Zelf is ze een liefhebber van de bruine kroeg. „Toen ik werkte zat ik veel bij Hoppe en Scheltema. Ik ken dat wel.” Al is ze geen geboren en getogen Amsterdammer. „Ik voel me wel Amsterdamse. Ik heb er altijd gewerkt, maar ik woon er pas 11 jaar.” Ze is geboren in Eindhoven. „Mijn ouders zaten ondergedoken en in bevrijd Zuid-Nederland kon mijn vader aan de Eindhovense universiteit aan de slag. Ik ben echt een bevrijdingskind.”

Het woonprobleem uit de voorstelling ondervindt ze aan den lijve. „Ik heb altijd in Leiden gewoond. Na mijn pensionering ben ik naar Friesland gegaan. Na acht jaar kon ik een huis kopen in Amsterdam-Noord, in 2012. Dat huis heb ik drie jaar geleden verkocht. Nu huur ik in de vrije sector. Dat is zeer prijzig. Als mijn geld straks op is, is de vraag waar ik naartoe moet. Misschien ga ik dan maar terug naar Friesland.”

Amsterdam is voor haar de geschiedenis, de cultuur, de wetenschap. „Dat heb je om je heen en het zit in de stenen. En uit alle hoeken van de wereld zijn hier mensen, van alle genders, whatever. Dat is prettig. En vergeleken bij een dorp is Amsterdam vriendelijk. Iedereen maakt wel een praatje.” Dat is geen gangbaar beeld van de stad, maar, zegt ze: „Als je het wilt, heb je altijd aanspraak.”