Volgens Meral Polat is haar kinderloosheid het gevolg van jarenlange indoctrinatie. In de muziektheatervoorstelling En ze maakte een kind vertelt ze dat ze altijd het idee heeft meegekregen dat kunstenaarschap en moederschap elkaar alleen maar in de weg zouden zitten. Pas de afgelopen tijd is ze die mythe gaan bevragen – hoe zou het zijn om wél voor een kind te kiezen? Bij een poging om zich dat voor te stellen, roept ze de hulp van het publiek in en creëert ze een fictieve dochter die ze Aksim noemt.
Marijn Lems (43, man, geen kinderen): Tevoren hadden we allebei een eigen idee over kunst over moederschap: ik vond dat er nog te weinig kunst over het onderwerp wordt gemaakt, jij juist te veel.
Amber Wiznitzer (27, vrouw, geen kinderen): Ik vind dat de manier waarop het onderwerp in teksten wordt aangevlogen vaak iets zijigs heeft. Schrijvers slaan ofwel een epische toon aan over ‘De Moeder’ – alsof ze een abstracte superheld is – ofwel ze benadrukken juist vrijwel uitsluitend hoe zwaar en moeilijk het moederschap is, en dat het daar nooit over mag gaan.
Die beide perspectieven komen in En ze maakte een kind samen tot een veel genuanceerder geheel. Dat de combinatie zo goed uit de verf komt, is vooral de verdienste van Meral Polat. Zij voorziet de lyrische passages over zwangerschap van lucht en relativering terwijl ze ze ook helemaal belichaamt en tastbaar maakt. Als iemand anders deze tekst tot leven had proberen te brengen, had ik me mogelijk een uur lang op zitten vreten. Maar Polat vond ik fantastisch.”
ML: Ja, dat ben ik met je eens. Er ontstond een interessante spanning tussen de schrijver van de tekst, Sarah Sluimer, die zelf wel moeder is, en de performer, die kinderloos is. De passages waarin Sluimer allerlei natuurmetaforen gebruikt om de ervaring van zwangerschap uit te drukken voelen alsof ze zijn geschreven door iemand die dat zelf heeft meegemaakt, maar ze worden uitgevoerd door iemand die die ervaring niet heeft. Die scènes kun je daarom op twee manieren tegelijkertijd lezen: als een eerlijke omschrijving van hoe zwangerschap voelt, of als commentaar op alle clichés die zwangerschap omgeven, en die Polat in haar fantasie erover verwerkt.
AW: Die tweede lezing vind ik een stuk interessanter. Al verloor ik af en toe wel mijn interesse tijdens de meer clichématige passages. Ik vond de scènes over de relatie met opgroeiende kinderen veel mooier, zoals de parabel die Polat vertelt over een moeder en een kind die samen gaan wandelen. De moeder haalt eerst alle kiezels op het pad voor het kind weg, maar raakt steeds zwaarder belast en gaat steeds langzamer lopen – tot het kind de zorg voor de moeder uiteindelijk moet overnemen. Daar vult Polat direct bij aan dat er natuurlijk óók moeders zijn die de hele last van intergenerationeel trauma meteen al op hun kinderen dumpen: hier heb je je zak kiezels, succes ermee.
ML: Het nadenken over het doorgeven van ideeën en waarden, over hoe je een kind vormt door wat je het meegeeft, en wat een unieke relatie dat is, klonk daar ook in door. Ik vond het ook interessant hoe zeer moederschap in deze voorstelling als iets individueels wordt gezien: er komt geen partner (m/v/x) aan te pas, Polat kiest in een van de sprookjesachtige passages een ‘zaadje’ en doet daarna alles in haar eentje.
AW: Ik kan me overigens voorstellen dat dit stuk het meest resoneert als je een vrouw bent. Bij de passages over zwangerschap, over het fysieke gevoel van een kind dragen en baren, zag je de oudere vrouwen in het publiek hevig meeknikken. En het greep me aan hoe Polat zonder spijt terugkijkt op haar keuze om geen kinderen te nemen, maar zich schijnbaar wel blijft afvragen hoe het zou zijn geweest om zwanger te zijn, te baren en op te voeden. Ik kan me goed in die worsteling verplaatsen, ook al ben ik zelf nog lang niet aan kinderen toe.
ML: Ik denk dat dat klopt. Voor mij als kinderloze en kinderwensloze ging de voorstelling niet eens zozeer over moeder- of ouderschap, maar over de kracht van schepping, of die nu fysiek of conceptueel is. Polat laat heel mooi de kracht zien van artistieke verbeelding, dat je door iets te bedenken het ook al in de wereld brengt. Zo verbindt ze ouderschap en kunstenaarschap. Dat komt aan het einde schitterend samen, als ze omschrijft hoe ze na de voorstelling in haar lege appartement thuiskomt, en daar Aksim nog altijd met zich meedraagt. Het kan wel eens pathetisch klinken als een kunstenaar zijn scheppingen als zijn ‘kinderen’ beschouwt, maar Polat maakt dat idee juist krachtig.