Toen Martina Hefter (1965) afgelopen oktober de Deutscher Buchpreis won, de meest prestigieuze literaire prijs van Duitsland, was één man het er niet mee eens. Het was „eine Scheiße” en „een brutaliteit”, tierde concurrent Clemens Meyer bij het verlaten van de prijsuitreiking, „een schande voor de literatuur”, dat het „Büchlein” (‘boekje’) van „mevrouw Hefter” gewonnen had, in plaats van zijn dikke historische meesterwerk. Hefters vierde roman, Hé goedemorgen, hoe gaat het? is inderdaad bescheidener van omvang – 220 pagina’s tegenover Meyers 1.050 – maar uiteindelijk gaat het in de literatuur om kwaliteit, niet kwantiteit. „Op fascinerende wijze”, lichtte de jury van de Buchpreis haar keuze toe, „verbindt de roman een slopend alledaags leven met mythologische figuren en kosmische dimensies en reflecteert, navigerend tussen melancholie en euforie, op vertrouwen en bedrog.”
Dat doet Hefter aan de hand van drie personages. Hoofdpersoon is Juno, een danseres en performancekunstenaar van halverwege de vijftig. Juno is getrouwd met Jupiter, een schrijver die lijdt aan multiple sclerose en bijna niks meer zelf kan behalve moedig doortypen op zijn laptop. Als Juno ’s nachts, overbelast door werk, huishouden, de zorg voor Jupiter en eindeloos tobben over geld, niet kan slapen kletst ze voor de gein via Instagram met zogenaamde lovescammers. Dat zijn foute figuren die met een namaakprofiel – „bruinverbrande types voor zeiljachten, witte mannen met grijs haar, een honkbalpetje en een driedagenbaard” – in contact proberen te komen met eenzame Europese vrouwen, in de hoop ze van hun spaargeld te kunnen ontlasten.
Lees ook
Lees de recensie: Alleen op het podium speelt ze geen toneel
Met een zo’n oplichter, Benu, ontwikkelt Juno haast per ongeluk een vriendschap. Benu presenteert zich aanvankelijk als ‘Owen_Wilson223’, een knappe Texaan van rond de vijftig, strak in het pak, toastje met zalm in de hand, brede zelfverzekerde glimlach. Maar als Juno hem ontmaskert als lovescammer – als Benu een Nigeriaan blijkt te zijn van rond de dertig – blokkeert hij haar niet. Zo ontstaat er een soort driehoeksverhouding tussen Juno, Jupiter en Benu. Overdag gaat Juno naar de dansschool, bereidt ze zich voor op een nieuwe voorstelling, doet boodschappen voor Jupiter, strikt zijn veters; ’s avonds, als iedereen slaapt, wisselt ze WhatsApp berichten uit met Benu.
Eerst maar eens die namen, Juno en Jupiter. Daar heeft Martina Hefter lang over nagedacht, vertelt ze als ik haar spreek in een hotel ergens in de buurt van Amsterdam. Juno en Jupiter zijn de koning en de koningin van het Romeinse godenrijk – de Latijnse versie van Zeus en Hera – maar ze hebben ook een astrologische connotatie en die is belangrijk in de roman. „Jupiter is niet alleen een god, het is ook een planeet, de grootste en zwaarste planeet, met de hoogste zwaartekracht in het zonnestelsel. En Juno is een ruimtesonde, die ronddraait in een baan rond Jupiter. Dit vond ik een mooi symbool voor hun relatie. Juno is beweeglijk, veel van huis voor haar werk. Jupiter is een rustige man met meer zwaarte, hij geeft haar een veilige thuisbasis waar ze altijd naar terug kan keren.”
Het lijkt alsof ze nauwelijks nog contact hebben, alsof ze volledig uit elkaar gegroeid zijn.
„Veel mensen hebben hun relatie zo geïnterpreteerd, ja. Dat komt misschien omdat ik er niet van hou om over relaties te schrijven, over de vertrouwelijke, intieme momenten tussen twee echtelieden. Ik wilde geen psychologisch portret van hun huwelijk geven, dat interesseert me niet. Maar als lezers daardoor de relatie tussen Juno en Jupiter als afstandelijk interpreteren heb ik daar geen moeite mee, dat staat iedereen vrij. Zelf denk ik dat ze gewoon geen grote praters zijn, dat ze daarom ook samen zijn. Ik denk dat ze elkaar goed kennen en een heel sterke band hebben.”
Wat trekt Juno in de lovescammers? Wat wil ze van hen? Zoekt ze afleiding, omdat ze niet kan slapen? Of heeft ze behoefte aan mannelijke aandacht, nu ze ouder wordt?
„Allebei, denk ik, ze zoekt afleiding en ze wil aandacht. Maar het heeft ook te maken met haar werk, het is een vorm van artistieke nieuwsgierigheid. Juno is een performancekunstenaar, ze houdt ervan om nieuwe rollen uit te proberen, bepaalde kanten van haar persoonlijkheid te overdrijven, andere levens te verzinnen voor zichzelf en te zien hoe mensen daarop reageren. Dat prikkelt haar fantasie.”
In de loop van de roman laat Juno steeds meer tatoeages zetten, van citaten, afbeeldingen, overal op haar lichaam. Doet ze dit ook omdat ze wil zien hoe mensen reageren?
„Misschien, ja. Maar het heeft er ook mee te maken dat ze geïnteresseerd is in het transformeren van haar lichaam. Net zoals dat met ballet ook het geval is, op een bepaalde manier. Je doet iets met je lichaam, dwingt het bepaalde houdingen aan te nemen, je verandert het.”
Dus de tatoeages zijn ook een vorm van performancekunst?
„Ja! Ik denk dat je het zo kan zien.”
Wanneer Juno Benu confronteert met zijn oplichting – „Trouwens, jij bent helemaal niet Owen Wilson uit Texas. Jij bent een lovescammer in een internetcafé” – lijkt het alsof hij haar zijn ware zelf laat zien. Hij vertelt over zijn leven in een troosteloze, middelgrote stad in het binnenland van Nigeria, over het geweld en de schietpartijen die daar aan de orde van de dag zijn, over de elektriciteit die het maar een paar uur per dag doet – totdat het stroomaggregaat automatisch wordt uitgeschakeld en Benu en zijn moeder bij kaarslicht leven – over de vele jointjes die hij rookt om het leven een beetje dragelijk te maken.
Maar Juno blijft verhalen verzinnen. Ze vertelt Benu niet dat ze is getrouwd, zegt dat ze in Chemnitz woont in plaats van Leipzig, hangt stoere verhalen op over haar wilde avonden uit, in haar eentje in de kroegen van de stad. „Dat is vooral,” legt Hefter uit, „omdat ze op haar hoede wil zijn. Ze is bang dat hij haar misschien alsnog zal proberen op te lichten. Juno heeft een aantal documentaires gezien waarin lovescammers, ook nadat ze ontdekt zijn, het voor elkaar krijgen om de relatie in stand te houden en zo uiteindelijk toch de vrouwen hun geld konden aftroggelen.”
Het roept spannende vragen op over wie nu precies wie bedriegt in de roman, over waarheid en leugen. „Soms moet je liegen”, zegt Benu op een gegeven moment. „Soms zit er gewoon niets anders op.” Juno „vond het grappig dat juist deze woorden uit de mond van een lovescammer kwamen. Toen realiseerde ze zich dat ze zoiets net zo goed zelf had kunnen zeggen. Houd je door te liegen niet in de eerste plaats jezelf voor de gek?”
Op dit punt in het interview worden we onderbroken door een schattig klein muisje dat langs onze tafel rent. „Oh wat lief!” roept Hefter. Als de muis verdwenen is zegt ze: „Ja, voor mij is dit het belangrijkste thema van de roman. Wat is echt? Wie buit wie uit? Wanneer is het misschien oké om te liegen, of is het nooit oké om te liegen? Met betrekking tot de digitale werkelijkheid worden dit soort vragen extra relevant. Online is het zo makkelijk om te doen alsof je iemand anders bent. Tijdens het onderzoek voor de roman las ik veel over mensen die relaties hadden die zich uitsluitend online afspeelden, die elkaar nooit in het echt ontmoeten, maar alleen op de computer. Ik kon me niet voorstellen hoe dat in vredesnaam zou kunnen werken. Het is een van de dingen die ik met Juno en Benu wilde uitzoeken.”
Lang gedicht
In Hé goedemorgen, hoe gaat het? maakt Hefter mooi gebruik van WhatsApp en Instagram. De berichten die Benu en Juno uitwisselen worden weergegeven als losse fragmenten die de lopende tekst onderbreken, vooral de appjes van Juno lezen haast als gedichten – vindt ook Benu: „Je gedicht met dat paard is nice”, zegt hij over een van haar poëtische berichtjes. Niet voor niks heeft Hefter naast romans vijf dichtbundels geschreven, sterker nog: dit is haar eerste roman in zestien jaar.
„Ook dit boek”, legt ze uit, „ontstond aanvankelijk als een lang gedicht. Als een hoorspel in verzen. Toen was het alsof ik een innerlijke stem hoorde die zei: je gaat een roman schrijven, je gaat een roman schrijven… Eerst negeerde ik die stem en schreef ik verder aan het gedicht maar toen moest ik concluderen dat de stem gelijk had. De versvorm stond het me niet toe om te zeggen wat ik wilde zeggen, was te rigide, niet geschikt voor het verhaal. Maar in de WhatsApp berichtjes heb ik de dichtvorm bewaard.”
Ook Hefter heeft een man die aan multiple sclerose lijdt en net als Juno is Hefter performancekunstenaar en danseres. (Daarom zitten we ook in dit hotel, ver weg van alles – het heeft een sportschool en Hefter moet daar elke dag oefeningen voor een aanstaande voorstelling doen.) Recensies van Hé goedemorgen, hoe gaat het? benadrukken het autobiografische gehalte van de roman, het is consequent als autofictie beschreven.
Dansvoorstelling
Op dit punt in het interview worden we onderbroken door een schoonmaker met een extreem lawaaiige stofzuiger die in de ontbijtruimte de kruimels die de muis heeft laten liggen komt verwijderen. Martina Hefter en ik kunnen elkaar nauwelijks nog verstaan, maar de schoonmaker verzekert ons dat zijn werk niet kan wachten. Luidkeels vervolgen we ons gesprek.
„Ja”, roept Hefter, „natuurlijk. Veel in dit boek komt rechtstreeks uit mijn eigen leven. Ik zou echter zeggen dat alleen de situatie autobiografisch is. Daaroverheen heb ik een dikke laag fictie gelegd, heel veel mijn fantasie gebruikt. Een groot deel van de verhalen in de roman is verzonnen en de figuren zijn echt romanpersonages geworden. Het karakter van Juno, bijvoorbeeld, lijkt heel weinig op dat van mij. Dat vind ik juist zo leuk aan schrijven: ik kan mezelf een ander leven geven, een andere rol spelen dan ik in het echt vervul.”
In dit opzicht, gaat ze verder, is de dansvoorstelling die Juno met haar balletvriendinnen voorbereidt belangrijk. „Het is Pas de Quatre, van Jules Perrot, uit 1845. Dit is een van de eerste abstracte balletten die ooit zijn gemaakt. Er is geen dramaturgie, geen plot, de handelingen zijn helemaal vrij. De vier hoofdrollen kunnen op elke manier ingevuld worden: het kunnen vier kinderen zijn, vier meisjes op weg naar een feest of diep in gesprek, vier oude vrouwen die met moeite vooruit komen. Mijn hoofdpersonen zijn met z’n drieën in plaats van met vier maar dat maakt niet uit. Waar het om gaat is dat hun rollen als het ware vrij ingevuld kunnen worden. Die dans is een soort subtiele sleutel voor de interpretatie van de roman.”
