Maria Kraakman triomfeert in rake aanklacht tegen verouderde zedenwetten

Het recht is een wedstrijd, leerde Tess, strafrechtadvocaat, op de universiteit. Zo beleeft ze ook haar zaken. Ze is een van de besten in haar vak en belijdt luid haar rotsvaste vertrouwen in de wet en de juridische waarheid. Als zij een zaak wint, is dat door twijfel te zaaien over een getuigenis. Ze openbaart haar strategie in de rechtszaal: naïef en vriendelijk ogen, maar elke inconsequentie in een verklaring van een ‘vermeend slachtoffer’ opmerken en dan doorbijten.

Maria Kraakman speelt de arrogante Tess in de monoloog Prima Facie bij ITA, in de regie van Eline Arbo, vanaf het begin als een triomfantelijke vechter: boksend in de lucht bij de rake klappen die ze uitdeelt, rondschietend als een cowboy bij de treffers die ze scoort. Pang, pang, pang. In het een sober decor van muren met witte A4’s die rechtszaken verbeelden, is zij een stormram en wervelwind.

Als een personage zo ijzerenheinig is over een waarheid die meer kanten heeft, dan laat het zich raden dat deze overtuiging getest gaat worden. Dat is ook wat gebeurt in dit rechtbankdrama. Tess doet veel zedenzaken, waarin ze van seksueel geweld beschuldigde mannen verdedigt. Die zaken zijn berucht om hun bewijsproblemen: instemming is een mondelinge afspraak, het woord van de dader staat tegenover dat van het slachtoffer, het risico op valse aangiften wordt gewogen: „Met zedendelicten kan strafrecht maar weinig”, kopte NRC al eens. Het is voor slachtoffers van zedenmisdrijven „heel moeilijk om hun recht te halen”, zei de landelijk zedenofficier van justitie in NRC.

Maar ook in zedenzaken beoordeelt Tess haar overwinningen, afgedwongen met dezelfde listige aanpak, puur rationeel: het is het falen van de politie, het falen van de officier van justitie, en het is het falen van het vermeende slachtoffer, dat geen overtuigend, coherent verhaal weet te vertellen. Tot ze zelf slachtoffer wordt.

Jodie Comer

Als het veel bekroonde Prima Facie van auteur Suzie Miller één tekortkoming heeft, dan is dat de voorspelbaarheid van de plot. Maar die wordt ruimschoots gecompenseerd door de virtuoze detaillering in de uitwerking en het fenomenale acteren van Maria Kraakman in deze solo, die een winnende aanklacht is tegen het onrecht dat de huidige zedenwetgeving in de hand werkt.

Regisseur Eline Arbo, sinds 1 september artistiek directeur van ITA, koos de tekst na het zien van de voorstelling op West End in Londen, waarin Tess werd vertolkt door Jodie Comer, de ster van hitserie Killing Eve. Prima Facie won daar de prijs voor het beste nieuwe theaterstuk, Comer die voor beste actrice. Een „splijtend rechtbankdrama” met een „verrukkelijke Comer”, schreef NRC.

Een vergelijking valt niet in het nadeel van de ITA-versie en actrice uit. Jodie Comer beschikt over een onvergelijkbare superieure ironie en dubbelzinnige charme, waar Kraakman een overtuigend naturel plezier en verdriet toont, en speelt met een onstuimige energie die je aandacht honderd minuten vasthoudt.

Miller bouwt de aanloop naar het seksueel geweld secuur op. Eerst is er de sprankeling van romantiek en genot, beleefd met die leuke collega, dan de beklemming van de verkrachting, die ze heel precies weergeeft: de verrassing dat deze sympathieke man transformeert, het lijfelijk handelen, het bevriezen van het slachtoffer.

De nasleep is al even benauwend. Van stralend en blakend verandert Tess in een verward wezen met afhangende schouders en een blik zonder houvast.

Zelfdestructief

Tess besluit tot aangifte en een rechtszaak. Maar de agent die haar eerste verklaring afneemt, zegt al: „Ik wil je niet ontmoedigen, maar…” Even confronterend zijn de hatelijke blikken van betrokkenen in de rechtszaal, die haar als leugenaar brandmerken. Bovenal voert ze een kritische, zelfdestructieve discussie met zichzelf: ze striemt zichzelf met oordelen over wat ze als slachtoffer niet had moeten doen, over de emoties die haar overnemen terwijl ze helder en samenhangend zou moeten zijn.

Ze wordt het soort getuige dat ze zelf vermorzelde: manipuleerbaar, labiel. Miller maakt volmaakt inzichtelijk en invoelbaar hoe het geheugen een duivels spelletje speelt, gevoed door de warboel die door het trauma wordt veroorzaakt.


Lees ook
Interview met Eline Arbo: ‘Ik geloof echt dat theater de wereld kan veranderen.’

Eline Arbo: „Vergeleken met Noorwegen ligt de emancipatie in Nederland ver achter.”

Pas als Tess beseft dat ze niet kan winnen, weet ze haar vechtlust terug te vinden. Ze deelt haar nieuw verworven inzicht: hoe door mannen geschreven wetten vrouwen onrecht doen en onrecht in stand houden. Haar betoog is van het type waar de hartstochtelijk geëngageerde Arbo van houdt: het publiek wordt een lesje geleerd omdat het gezegd moet worden. Wie dat niet subtiel of artistiek vindt, heeft pech. In Prima Facie valt deze les meer dan bij haar eerdere werk perfect in de groef van het verhaal.

Kraakman knalt van het podium als ze tot haar conclusie komt, afwisselend woedend en ijselijk kalm, haar woorden als brandende fakkels de zaal in gooiend. Tess is haar waardigheid, haar vrienden, maar vooral haar vertrouwen in de wet verloren. De ervaring van seksueel geweld is zo verwarrend dat de door mannen opgestelde definities van waarheid en geloofwaardigheid onbruikbaar zijn, stelt ze. En daarom is er geen gerechtigheid. Haar conclusie: hoewel één op de drie vrouwen te maken krijgt met een vorm van seksueel geweld, beschermt het recht hen nauwelijks.

Het wordt tijd om de wet te bevragen en niet de slachtoffers. Het is tijd voor verandering. Als ze haar afgewogen pleidooi besluit met „Ik ben er zo klaar mee!”, dan heeft dat een wurgend emotioneel effect. Die diep doorvoelde kreet maakt de urgentie van deze voorstelling definitief onontkoombaar.